Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Leerlingevaluatie primair onderwijs

Netherlands

5.Primair onderwijs

5.3Leerlingevaluatie primair onderwijs

Last update: 24 January 2019

Doorlopende evaluatie

De meeste scholen in het primair onderwijs beschrijven in een rapport (meestal 3 keer per jaar) de vorderingen voor iedere leerling per vak of onderdeel van een vak. Op rapport- en kijkavonden kunnen de ouders/verzorgers werkschriften en leerboeken van het kind inzien en worden de vorderingen van het kind, het huiswerk, proefwerken, overhoringen, werkstukken en de buitenschoolse activiteiten besproken. Sommige scholen geven deze vorderingen weer in cijfers, andere beschrijven in woorden hoe het met het kind gaat. Veel scholen gebruiken de tussendoelen en toetsen om vorderingen van leerlingen te meten. Deze toetsen horen vaak bij het lesmateriaal of het zijn algemene toetsen.

Leerlingvolgsysteem Scholen streven constant naar verbetering van de onderwijskwaliteit, bijvoorbeeld door het volgen van de vorderingen van leerlingen met behulp van de toetsen uit een leerlingvolgsysteem, waarmee ze beter in kunnen spelen op de verschillen tussen leerlingen. Deze toetsen  geven  inzicht in de resultaten van het geboden onderwijs op leerling-, groeps- en schoolniveau. Alle scholen gebruiken een leerlingvolgsysteem. Vanaf schooljaar 2014-2015 zijn scholen wettelijk verplicht om een leerlingvolgsysteem te gebruiken.

Daarnaast kunnen scholen een leerlingendossier bij houden. Daarin staan onder andere de toets- en rapportgegevens en uitslagen van speciale onderzoeken, een verslag van vorderingen over de leerling, gesprekken met de ouders/verzorgers, informatie over de sociale en emotionele ontwikkeling van de leerling, de werkhouding of de taalaanpak.

Zie voor meer informatie: Cito (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling).

Verplichte eindtoets basisonderwijs

Sinds het schooljaar 2014-2015 moeten alle leerlingen in groep 8 in het reguliere basisonderwijs een eindtoets maken die hun taal- en rekenvaardigheid meet. Een eindtoets po geeft een advies voor best passend brugklastype naast het schooladvies. Daarnaast biedt de toets informatie over het bereikte niveau voor taal en rekenen (de referentieniveaus). Deze informatie is van belang voor de overgang naar vo, maar is ook informatief voor de school zelf. De inspectie benut de eindtoetsresultaten voor het toezicht op scholen en het onderwijsstelsel.

De afname vindt plaats tussen 15 april en 15 mei 2018. In een Toetswijzer is vastgelegd welke taal- en rekeninhouden moeten worden getoetst. Daarnaast kan de toets facultatief ook andere kennis en vaardigheden in kaart brengen, bijvoorbeeld op het gebied van wereldoriëntatie.

Referentieniveaus taal en rekenen

Met het oog op het belang van een doorgaande leerlijn, staan vanaf schooljaar 2015-2016 de referentieniveaus taal en rekenen centraal in de eindtoets. De eindtoets meet in hoeverre leerlingen de referentieniveaus beheersen, in ieder geval op het gebied van de leesvaardigheid, taalverzorging en de algemene rekenvaardigheid (eventueel onderscheiden naar de domeinen getallen, verhoudingen, meten en meetkunde en verbanden). De eindtoets kan ook andere domeinen van het referentieniveau taal toetsen, bijvoorbeeld de schrijfvaardigheid.

Toets kiezen

Scholen bepalen zelf welke eindtoets zij gebruiken, mits de toets is toegelaten door de minister. De school kiest voor één toetsaanbieder, zodat alle leerlingen dezelfde toets maken. Officiële nevenvestigingen (scholen die een apart object van toezicht zijn) mogen een eigen eindtoets kiezen. Ook geldt dat scholen die onder hetzelfde bestuur vallen, niet allemaal voor dezelfde toets hoeven te kiezen.

Basisscholen kunnen voor 2019 kiezen uit de volgende toetsen:

Scholen hoeven niet te betalen voor de door de minister toegelaten eindtoetsen.

Uitzonderingsgroepen

Scholen voor speciaal (basis)onderwijs hoeven op dit moment nog geen eindtoets af te nemen, maar mogen dit uiteraard wel doen. Vanaf het schooljaar 2020/2021 zijn ook deze scholen verplicht om een eindtoets af te nemen.

De volgende groepen leerlingen (in het reguliere basisonderwijs) hoeven geen eindtoets te maken (het mag wel):

  • Zeer moeilijk lerende leerlingen;
  • Meervoudig gehandicapte leerlingen die moeilijk leren;
  • Leerlingen die minder dan 4 jaar in Nederland zijn en het Nederlands nog niet voldoende beheersen.

Met het oog op de invoering van de Wet passend onderwijs zijn de eerste twee uitzonderingsgroepen nader gespecificeerd. Het gaat om:

  • Leerlingen met een uitstroomprofiel vso-arbeidsmarkt of vso-dagbesteding, vastgelegd en onderbouwd in het ontwikkelingsperspectief (OPP) van de betreffende leerling;
  • Leerlingen met een IQ lager dan 75.

De school beslist, na overleg met de ouders, of deze leerlingen wel of niet meedoen aan de eindtoets. Wordt de leerling hiervan vrijgesteld, dan legt de school de onderbouwing van deze beslissing vast in de eigen administratie voor het geval de inspectie daar om vraagt.

Alle scholen in het primair onderwijs (po) zijn aangesloten op BRON. BRON staat voor Basisregister Onderwijs. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) beheert BRON. Door gebruik te maken van het persoonsgebonden nummer (burgerservicenummer of onderwijsnummer) zijn leerlingen gemakkelijker te volgen. Scholen wisselen hun scores op de eindtoets  uit met BRON om ervoor te zorgen dat de gegevens van de leerlingen op een juiste manier in BRON geregistreerd worden

Schooladvies Vanaf het schooljaar 2014-2015 is het schooladvies van de basisschool leidend voor de toelating in het voortgezet onderwijs. De score op de eindtoets is aanvullend en fungeert bij de toelating als onafhankelijk tweede gegeven. Valt het toetsadvies hoger uit dan het schooladvies, dan heroverweegt de basisschool het schooladvies altijd. In overleg met de leerling en zijn ouders kan de school het advies dan naar boven bijstellen, maar dat is niet verplicht. Wanneer een basisschool besluit om het advies niet bij te stellen moet zij kunnen beargumenteren waarom dit het geval is. Het is wenselijk dat de vo-school (waar de leerling is aangemeld) bij de heroverweging wordt betrokken.

Ligt het toetsadvies onder het niveau van het geadviseerde schooltype, dan wordt het schooladvies niet aangepast. Deze leerlingen krijgen in het voortgezet onderwijs de kans om te laten zien dat ze het geadviseerde onderwijstype aankunnen.

Basisscholen geven vóór 1 maart alle leerlingen een (schriftelijk vastgelegd) schooladvies. De school neemt dit advies ook op in het onderwijskundig rapport, dat een beeld geeft van de leerresultaten en vorderingen, het gedrag, de (sociaal-emotionele) ontwikkeling en de ondersteuningsbehoeften van de leerling. Ook het advies op basis van de score op de eindtoets (het toetsadvies) maakt deel uit van het onderwijskundig rapport.

Basisscholen bepalen zelf, in overleg de vo-school, wanneer zij het onderwijskundig rapport bij de school voor voortgezet onderwijs aanleveren. Hierover kunnen in de regio afspraken worden gemaakt. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld afspreken dat het schooladvies eerst apart, los van het onderwijskundig rapport, aan de vo-school wordt verstrekt en dat de basisschool het onderwijskundig rapport (inclusief schooladvies en toetsadvies) later nastuurt.

De toelating tot het voortgezet onderwijs is niet afhankelijk van het resultaat op de eindtoets. Bovendien mogen vo-scholen bij de toelating, naast de eindtoets, geen andere gegevens als tweede gegeven gebruiken of eisen (IQ-test, resultaat Entreetoets of andere onderzoeksgegevens). Vo-scholen kunnen wel andere gegevens opvragen, maar deze zijn niet bepalend voor de toelating. In de regio kunnen afspraken worden gemaakt over de gegevens die bij het schooladvies worden betrokken.

Progressie van leerlingen

Overgang naar volgende leergroep Scholen beslissen zelf of een leerling overgaat naar de volgende groep of klas. Regels voor de overgang zijn niet wettelijk vastgelegd. Elke school beschrijft in haar schoolplan/schoolgids wat de overgangsnormen zijn.  Als de leerresultaten en ontwikkeling van het kind nog niet voldoende zijn, dan is er de mogelijkheid dat het kind blijft zitten, maar in het streven naar een ononderbroken ontwikkeling probeert men dit zoveel mogelijk te beperken. Bij de beslissing kijkt de school onder meer naar het niveau van de klasgenoten van het kind. De school moet de ouders/verzorgers informeren over de beslissing om het kind niet te laten overgaan.

Als ouders/verzorgers het niet eens zijn met de beslissing om een kind wel of niet over te laten gaan, kunnen ze bezwaar maken via de klachtenprocedure van de school.

Aantallen

Het aandeel leerlingen dat gedurende de basisschoolperiode vertraging oploopt daalt al een aantal jaren. Toch blijft nog altijd ruim een op de zeven leerlingen zitten tijdens de basisschoolperiode.

Leerlingen doorlopen steeds sneller de basisschool: ruim een op de tien leerlingen doorloopt in minder dan acht jaar de basisschool (en is jonger dan elf jaar op 1 oktober in groep 8). Versnellen en vertragen is een manier om leerlingen onderwijs op maat te bieden. In vergelijking met differentiatie in de klas is het organisatorisch een gemakkelijke oplossing. Het onderwijs past zich niet aan de leerling aan, maar de leerling past zich aan het leerstofjaarklassensysteem aan. Versnellen gebeurt vooral in het primair onderwijs.

Bron: De staat van het primair onderwijs 2018 – Onderwijsinspectie. 

Diplomering

Aan het einde van de basisschool krijgen de leerlingen geen getuigschrift of diploma, maar een advies met een onderwijskundig rapport over hun schoolvorderingen en leermogelijkheden. Voor een uitgebreide omschrijving hiervan, zie Schooladvies groep 8 in dit hoofdstuk. Dit advies is gericht op het niveau van onderwijs dat leerlingen in het voorgezet onderwijs zouden kunnen volgen.