Soorten instellingen in het voortgezet onderwijs
Tot de bovenbouw van het voortgezet onderwijs behoren de leerjaren 4 en 5 havo en de leerjaren 4, 5 en 6 vwo. Dit voorbereidend hoger onderwijs sluit aan op de onderbouw. De bovenbouw van de havo en vwo bereiden leerlingen voor op een studie in het hoger beroepsonderwijs en aan de universiteit (Tweede Fase). Zij kiezen een profiel dat aansluit op maatschappelijke sectoren.
De doelen van de bovenbouw van het havo en vwo hebben betrekking op:
- Een brede algemene vorming en samenhang tussen verschillende vakken
- En aansluiting op de werkwijze in het hoger onderwijs.
Vanaf 2003 kunnen vmbo-leerlingen die de theoretische leerweg met een diploma hebben afgesloten doorstromen naar het vierde leerjaar van het havo. Met een havodiploma kunnen leerlingen ook worden toegelaten tot het vijfde leerjaar van het vwo. Hiervoor gelden bepaalde toelatingseisen.
Zoals bij de organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs ook al aan de orde kwam, zijn er vier typen onderwijs te onderscheiden. Te noemen het vmbo, havo, vwo en praktijkonderwijs. De soorten instellingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs bestaan ook uit scholengemeenschappen, onder te verdelen in brede en smalle scholengemeenschappen en categoriale scholen. Voor meer details zie: 6.1 Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Geografische spreiding van scholen
De geografische spreiding is hetzelfde als in de onderbouw van het voorgezet onderwijs, zie daarom 6.1 Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Toelatingsvoorwaarden en schoolkeuze
De toelatingsvoorwaarden zijn hetzelfde als in de onderbouw, zie daarom 6.1 Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Het is mogelijk om binnen het voortgezet onderwijs (vo) door te stromen naar een andere opleiding in het voortgezet onderwijs. Dit zijn de zogenaamde stapelaars: leerlingen die eerst een diploma in het vo halen en vervolgens doorgaan met aan andere opleiding binnen het vo (bijvoorbeeld van het vmbo doorstromen naar de havo). Binnen het Nederlandse onderwijsstelsel kunnen leerlingen verschillende routes volgen. 8% van alle leerlingen kiest ervoor om na het behalen van een diploma in het vo een hogere schoolsoort in het vo te volgen.
Klik hier voor een schematisch overzicht van de ontwikkeling van het stapelen in het voortgezet onderwijs.
Groepsindeling
De groepsindeling is hetzelfde als in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Zie daarom 6.1 Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Aan het eind van het derde leerjaar kiezen havo/vwo-leerlingen een profiel, waarna vaak hergroepering plaatsvind. Zie profielindeling 6.5.
Organisatie van het schooljaar
De organisatie van het schooljaar is in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs gelijk aan de onderbouw van het voortgezet onderwijs, zie daarom 6.1 Organisatie in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Organisatie van de dag en week
De medezeggenschapsraad brengt advies uit aan het bevoegd gezag (schoolbestuur) over vaststelling of wijziging in het lesrooster. Het bestuur stelt de onderwijstijd vast, stelt de duur van de lessen en de schooltijden vast met instemming van het ouders-/leerlingendeel van de medezeggenschapsraad.
Wettelijke minimumnorm onderwijstijd (in klokuren) Normuren voortgezet onderwijs Sinds het schooljaar 2015-2016 geldt voor het voortgezet onderwijs de onderwijstijd per opleiding. De school stelt zelf het lesrooster vast. De school houdt hierbij rekening met de onderwijstijd per opleiding.
Vanaf 1 augustus 2015 gelden de volgende norm uren voor het voortgezet onderwijs:
- havo (5 jaar): 4.700 uur
- vwo (6 jaar): 5.700 uur
- vmbo (4 jaar): 3.700 uur
Vóór 1 augustus 2015 gold het aantal uren onderwijs per jaar en per leerling. Scholen bepalen zelf hoe de te realiseren klokuren over het schooljaar worden gespreid. Een lesuur kan variëren, bijvoorbeeld ongeveer 50- 90 minuten. De middelbare school moet per jaar een minimaal aantal dagen onderwijs geven van 189 dagen. De medezeggenschapsraad op school moet vooraf instemmen met de planning van de dagen waarop er geen onderwijs is.
Er is geen voorgeschreven lessentabel of adviestabel. Er wordt voor geen enkel vak een minimum aantal lesuren voorgeschreven. Wel bestaan er verplichtingen voor het onderwijs in lichamelijke opvoeding dat gespreid over alle leerjaren en gespreid over de weken in het schooljaar gegeven moet worden. In de bovenbouw wordt de duur van de lessen en de schooltijden mede vastgesteld op basis van de studielastbenadering. Hierbij wordt uitgegaan van de tijd die de gemiddelde leerling nodig heeft om zich een bepaalde hoeveelheid stof eigen te maken, zowel op school als thuis. Elk onderdeel van het curriculum wordt beschouwd als studielast.
Klik hier voor meer informatie en een aantal tabellen over het aantal gegeven lesuren in het voortgezet onderwijs, per onderwijstype en voor de beroepsgerichte vakken in het vmbo.