Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Algemene principes en wetgeving

Netherlands

2.Organisatie en bestuur van het onderwijs

2.1Algemene principes en wetgeving

Last update: 5 February 2018
 

Nationaal beleid

In Nederland is het onderwijs geregeld bij wet. Er gelden in Nederland verschillende onderwijswetten. Deze worden nader uitgelegd in hoofdstuk 15 Wetgeving.

Door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn er kerndoelen voor het onderwijs in Nederland vastgesteld. Dit is vastgesteld  voor het primair onderwijs, de onderbouw van het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. Deze doelen beschrijven wat de leerlingen moeten leren. Het zijn streefdoelen die aangeven waar scholen zich op moeten richten bij de ontwikkeling van het niveau van kennis en vaardigheden van de leerlingen. Het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs kennen beide 58 kerndoelen. Het speciaal onderwijs kent 87 kerndoelen. Voor een breed overzicht van deze kerndoelen, verwijs ik u naar:

 

Grondwet en vrijheid van onderwijs

Een van de kenmerken van het Nederlandse onderwijssysteem, vastgelegd in Artikel 23 van de Grondwet, is de vrijheid van onderwijs. De vrijheid van onderwijs wordt ook wel aangeduid als de vrijheid van stichting, richting en inrichting. Men is vrij om een school op te richten en om onderwijs te geven dat gebaseerd is op een specifieke levensbeschouwelijke of godsdienstige grondslag. Dit betekent dat er in Nederland naast openbare scholen ook bijzondere scholen zijn opgericht.

 

Openbare scholen

Openbare scholen in Nederland:

  • zijn toegankelijk voor alle leerlingen, van welke godsdienst of levensovertuiging dan ook;
  • zijn in het algemeen publiekrechtelijke instellingen;
  • worden bestuurd door het college van burgemeester en wethouders (of door een bestuurscommissie) van de gemeente waarin de school is gelegen of door een door de gemeente ingestelde openbare rechtspersoon of stichting;
  • geven onderwijs van overheidswege.

 

Bijzondere scholen

Bijzondere scholen in Nederland:

  • mogen leerlingen weigeren als de ouders de godsdienst of levensbeschouwing van de school niet onderschrijven;
  • zijn privaatrechtelijke scholen die niet door de overheid zijn opgericht, maar wel door de overheid bekostigd;
  • worden bestuurd door een verenigings- of stichtingsbestuur;
  • geven onderwijs op een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag: het zijn onder meer rooms-katholieke, protestants-christelijke, joodse, islamitische of hindoeïstische scholen of scholen op antroposofische grondslag.

Er zijn scholen die hun onderwijs inrichten volgens een bepaalde pedagogische opvatting. Dit zijn bijvoorbeeld de Montessori-, Dalton-, Freinet- en Jenaplanscholen. Het kan daarbij gaan om openbare, maar ook om bijzondere scholen.

De vrijheid van inrichting betekent dat het bijzonder onderwijs vrij is om het onderwijs volgens eigen opvattingen te verzorgen. Wel stelt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kwalitatieve eisen aan het onderwijs. Deze gelden voor zowel het openbaar als het bijzonder onderwijs en betreffen voorschriften voor te volgen vakken, de kerndoelen/examenprogramma's en de landelijke examens, het aantal lesuren per jaar, de opleidings- en bevoegdheidsvereisten voor leraren, de medezeggenschap, de plan- en verslagleggingverplichtingen.

De openbare en bijzondere scholen zijn in de Grondwet financieel gelijkgesteld. In de onderwijswetten zijn bepalingen opgenomen waaraan het bijzonder onderwijs moet voldoen om voor bekostiging in aanmerking te komen (overschrijdingsregeling).

 

Leerplicht

De leerplicht is geregeld in de Leerplichtwet. Ieder kind is leerplichtig vanaf de eerste schooldag van de maand na de vijfde verjaardag; bijna alle kinderen gaan echter op vierjarige leeftijd naar school. De volledige leerplicht duurt minimaal 12 volledige schooljaren. Daarnaast geldt de leerplicht voor alle leerlingen tot het einde van het schooljaar waarin de leerlingen de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt.

 

Kwalificerende leerplicht

Vanaf september 2007 is de kwalificatieplicht ingevoerd . De kwalificatieplicht geldt voor jongeren die nog geen 18 jaar zijn en nog geen startkwalificatie, een diploma van een havo-, vwo- of mbo2-opleiding, hebben behaald. De kwalificatieplicht is een van de maatregelen om schooluitval van jongeren zonder startkwalificatie tegen te gaan.

De kwalificatieplicht verplicht alle jongeren, die na de volledige leerplicht nog geen startkwalificatie hebben, een volledig weekprogramma te volgen totdat zij een startkwalificatie hebben behaald. Dat programma biedt combinaties van leren en werken, zoals de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo.

Dit is vastgelegd in de Leerplichtwet.

 

Criteria voor scholen

Vanaf 1 september 2007 is een wijziging van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot criteria voor scholen in werking getreden. Deze wijziging van de Leerplichtwet bepaalt dat particuliere scholen wat betreft bevoegdheden en inrichting overeen moeten komen met bekostigde scholen .

Deze wetswijziging heeft tot doel helderheid te scheppen in de rolverdeling tussen Inspectie en Leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar beslist of een particuliere school aan de eisen voldoet. Hij moet zich daarbij in alle gevallen houden aan het advies van de Inspectie. In het wetsvoorstel wordt voorgeschreven welke stappen de leerplichtambtenaar neemt als een school naar het oordeel van de inspectie niet langer voldoet aan de criteria van de wet. Komt de inspectie tot de conclusie dat een school niet of niet langer voldoet aan de criteria, dan zal de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen erop moeten wijzen dat zij niet voldoen aan hun wettelijke verplichting van de Leerplichtwet.