Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Onderwijs in de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Netherlands

6.Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

6.2Onderwijs in de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Last update: 20 July 2018
 

Curriculum, onderwerpen, studielast

De overheid, scholen en leraren geven samen vorm aan het curriculum, waarbij de overheid uiteindelijk het formele curriculum vaststelt. Kritiek op het huidige curriculum zorgt voor een dialoog en de noodzaak om het curriculum te herzien. Deze sentimenten stimuleerde het ontstaan van het Platform Onderwijs 2032. Hierin staan ICT- geletterdheid, probleemoplossingsvaardigheden, kritisch denken, creativiteit en sociale competenties centraal. Dit onderwijsplatform is echter nog in ontwikkeling.

In de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn kerndoelen van kracht. Deze doelen geven een beschrijving van kwaliteiten van leerlingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. Aan het eind van de onderbouw moet de school tenminste deze kerndoelen hebben verwezenlijkt.

  • Hierin staat kort omschreven wat leerlingen moeten kennen en kunnen om later in de maatschappij goed te kunnen functioneren, als persoon, als burger en als werknemer.
  • De school bepaalt zelf in welk leerjaar een kerndoel aan bod komt en hoeveel uren dat kost. Een school kan bijvoorbeeld een bepaald deel van het programma in het eerste leerjaar al helemaal afronden of een bepaald vak pas vanaf het tweede leerjaar geven. Precieze informatie hierover is te vinden in de schoolgids.
  • Ongeveer twee derde van de eerste twee leerjaren moet worden besteed aan onderwijs dat is gericht op de kerndoelen. Daarnaast moeten havo-ers en vwo-ers naast het Engels twee andere moderne vreemde talen volgen (in principe Frans en Duits).
  • Naast de kerndoelen is maximaal een derde van de tijd beschikbaar voor maatwerk en eigen keuzes.  De school moet aan de inspectie verantwoorden dat ze alle kerndoelen aanbiedt en alle leerlingen goed voorbereidt op de bovenbouw. Zeker zo belangrijk is dat de school - via schoolplan en schoolgids - aan de directe omgeving van de school verantwoording aflegt over de vrije ruimte: aan ouders, leerlingen en personeel.
  • Via de medezeggenschapsraad kunnen ouders invloed uitoefenen op de invulling van de vrije ruimte.

De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)  vermeldt voor de bovenbouw van alle schooltypen de vakken waarin de leerlingen tenminste onderwijs moeten volgen. Het inrichtingsbesluit WVO geeft voorschriften voor het aantal lesuren per vak of per vakkencombinatie, in de vorm van een studielasttabel.

Het verplichte schoolplan, dat elke vier jaar verschijnt, is het beleidsdocument waarin de school beschrijft hoe ze aan bewaking en verbetering van de kwaliteit werkt. De verplichte beleidsaspecten die moeten worden opgenomen in het schoolplan zijn:

  • Het onderwijskundig beleid;
  • Het personeelsbeleid;
  • Bewaring en kwaliteit van het onderwijs
  • Met het schoolplan legt een school ook verantwoording af aan de inspectie en de medezeggenschapsraad over het gevoerde beleid.
  • Het schoolplan kan op een of meer scholen voor voortgezet onderwijs en een of meer scholen voor ander onderwijs van hetzelfde bevoegd gezag (schoolbestuur) betrekking hebben.
  • Het schoolplan kan pas worden vastgesteld als de medezeggenschapsraad daarmee instemt.

De schoolgids is een verplichte jaarlijkse uitgave voor ouders en leerlingen:

  • Hierin maakt de school duidelijk welke doelen ze nastreeft, hoe ze die doelen wil bereiken en welke resultaten ze daarmee heeft geboekt.
  • Verder geeft de school in de schoolgids informatie over de onderwijstijd, het verzuimbeleid en de vrijwillige ouderbijdrage en de rechten en plichten van ouders en leerlingen.
  • Om de schoolgids te mogen publiceren, is instemming nodig van ouders, leerlingen en personeel. Het klachtrecht is een aanvulling op bestaande mogelijkheden van inspraak en meebesturen. Het schoolbestuur is wettelijk verplicht een klachtenregeling op te stellen. Tevens moet iedere school een klachtencommissie hebben onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap plaatst jaarlijks een landelijke onderwijsgids voor het voortgezet onderwijs op haar website. Deze gids informeert ouders en leerlingen over hun rechten en plichten tegenover de school. Doel van de gids is ouders een betere schoolkeuze laten maken voor hun kinderen en hen meer betrekken bij het functioneren van de school.

 

 

Curriculum onderbouw vmbo, havo en vwo

Met betrekking tot het leerstofaanbod zijn er bepaalde verplichtingen geformuleerd. Daarnaast is in de wet een aantal bepalingen met betrekking tot onderwijstijd, inzet van personeel en medezeggenschap geregeld. De overige zaken worden overgelaten aan het schoolbeleid. Ten minste tweederde van de in de onderbouw beschikbare tijd moet worden besteed aan de 58 kerndoelen. De school bepaalt zelf de concrete uitwerking van de kerndoelen in vakken, projecten, leergebieden, een combinatie van deze of bijvoorbeeld in competentiegericht onderwijs. Tot het differentieel deel behoren wettelijke verplichtingen die gerelateerd zijn aan de schoolsoort:

  • de tweede moderne vreemde taal (Fries, Frans, Duits, Spaans, Arabisch of Turks) in het vmbo (voor de kadergerichte, de gemengde en de theoretische leerweg);
  • de tweede en derde moderne vreemde taal (meestal Frans en Duits, of in plaats van één daarvan Spaans, Russisch, Italiaans, Arabisch of Turks) in het havo en vwo, Fries in Friesland en Latijn en Grieks op het gymnasium;
  • het vormgeven van de doorlopende leerlijn en onderdelen waarmee de school zich wil profileren (zoals levensbeschouwing of sport).

Verdere verplichtingen zijn: 

  • het realiseren van samenhang en van doorlopende leerlijnen in het po/vo en onderbouw/bovenbouw;
  • aan het einde van het tweede leerjaar van het vmbo moeten voor leerlingen alle profielen nog te kiezen zijn. Dit geldt ook voor leerlingen in het einde van het derde leerjaar havo en vwo. 

De scholen bepalen zelfs de clustering van de kerndoelen in: vakken, vakoverstijgende activiteiten (bijv. projecten), leergebieden, leermiddelen en de invulling van het derde leerjaar havo/vwo. Grotere vrijheid betekent wel dat scholen zich moeten verantwoorden. Aan de inspectie legt de school verantwoording af of ze alle kerndoelen aanbiedt en leerlingen goed voorbereidt op de bovenbouw. In het schoolplan en de schoolgids verantwoordt de school zich aan de ouders, leerlingen en het personeel.

 

Curriculum vmbo

De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) vermeldt de vakken waarin de vmbo-leerlingen gedurende de cursus ten minste 4 jaar onderwijs moeten volgen.

De leerlingen van vmbo- theoretische leerweg kiezen aan het eind van het tweede leerjaar een profiel. Er zijn vier verschillende profielen met daarbij horende vakken:

Vakken in het sectordeel van de theoretische leerweg

SectorVakken in het sectordeel van de theoretische leerweg
TechniekWiskunde en natuur- en scheikunde 1
Zorg en welzijnBiologie en een keuze uit wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting of maatschappijleer 2
EconomieEconomie en een keuze uit wiskunde, Frans of Duits
LandbouwWiskunde en een keuze uit biologie of natuur- en scheikunde 1

De examenpakketten in het vmbo bestaan uit 3 delen: het gemeenschappelijke deel, het profieldeel en het vrije deel. Het profieldeel bestaat uit vakken die kenmerkend zijn voor het profiel. Het gemeenschappelijke deel is verplicht voor alle leerlingen en bestaat uit:

  • Nederlands
  • Engels
  • Maatschappijleer
  • Lichamelijke opvoeding
  • Ten minste één van de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.

De leerlingen van de vmbo – beroepsgerichte en kadergerichte leerweg. Ook hier wordt er een profiel gekozen. Er zijn tien profielen:

  1. bouwen, wonen en interieur (BWI)
  2. produceren, installeren en energie (PIE)
  3. mobiliteit en transport (M&T)
  4. media, vormgeving en ICT (MVI)
  5. maritiem en techniek (MaT)
  6. zorg en welzijn (ZW)
  7. economie en ondernemen (EO)
  8. horeca, bakkerij en recreatie (HBR)
  9. groen (G)
  10. dienstverlening en producten (D&P)

Ook hier bestaat een profiel uit een gemeenschappelijk deel, een profieldeel en een vrij deel. Afhankelijk van de leerweg kiezen de leerlingen in het vrije deel nog 1 of 2 vakken.

  • in de theoretische leerweg zijn dit 2 algemene vakken.
  • in de gemengde leerweg is dit een klein beroepsgericht programma en een algemeen vak;
  • In de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg is dit een groot beroepsgericht programma.

Scholen in de basisberoepsgerichte leerweg kunnen leerwerktrajecten aanbieden:

  • Een leerwerktraject is een leerroute binnen de basisberoepsgerichte leerweg met een uitgebreid praktijkgedeelte.
  • Een dergelijk traject is specifiek gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van de basisberoepsopleiding.
  • In deze leerwerktrajecten volgt de leerling minimaal Nederlands en het beroepsgerichte vak. Leerlingen hoeven alleen in deze vakken examen af te leggen. Een leerling mag examen doen in meer vakken, maar dat hoeft niet. De leerling krijgt een speciaal diploma, waarmee hij kan doorstromen naar verwante opleidingen.
  • Voor onderbouwleerlingen van wie bekend is dat zij een leerwerktraject gaan volgen gelden andere eisen ten aanzien van de aan te bieden kerndoelen.

Vanaf 2014 zijn de zogenaamde vakmanschap- en technologieroutes gestart. Door als vmbo-school of met meer vmbo-scholen in de regio en een mbo-instelling gezamenlijk een onderwijsprogramma te ontwerpen en aan te bieden, kunnen vmbo en mbo voor de leerling als één geheel worden aangeboden.

 

Curriculum praktijkonderwijs

Praktijkonderwijs richt zich voornamelijk op persoonlijkheidsvorming van de leerling, het aanleren van sociale vaardigheden en voorbereiding op de arbeidsmarkt. Het praktijkonderwijs richt zich op de individuele leerling en maakt voor elke leerling een ontwikkelingsplan. Het curriculum bevat algemene vakken zoals taal, rekenen, informatiekunde en lichamelijke opvoeding en daarnaast specifiek beroepsgerichte vakken Deze vakken verschillen per school en worden in overleg met de gemeente en het schoolbestuur vastgesteld.

 

Lesmethodes en materialen

Praktijkonderwijs richt zich voornamelijk op persoonlijkheidsvorming van de leerling, het aanleren van sociale vaardigheden en voorbereiding op de arbeidsmarkt. Het praktijkonderwijs richt zich op de individuele leerling en maakt voor elke leerling een ontwikkelingsplan. Het curriculum bevat algemene vakken zoals taal, rekenen, informatiekunde en lichamelijke opvoeding en daarnaast specifiek beroepsgerichte vakken Deze vakken verschillen per school en worden in overleg met de gemeente en het schoolbestuur vastgesteld. Voor het onderwijsprogramma (leerstof, onderwijsmethodiek en leermiddelen) worden geen nadere voorschriften gegeven. Zowel openbare als bijzondere scholen zijn vrij hun onderwijs in te richten volgens een bepaalde opvoedingsvisie of onderwijsmethode. Dit zijn bijvoorbeeld de Montessori-, Dalton- en Jenaplanscholen.

  • Sinds schooljaar 2009-2010 ontvangen scholen van de overheid een vergoeding voor schoolboeken en lesmateriaal dat specifiek voor een leerjaar door het schoolbestuur wordt voorgeschreven en noodzakelijk is voor het volgen van het onderwijsprogramma.
  • Scholen moeten deze schoolboeken en dit lesmateriaal gratis ter beschikking stellen aan leerlingen. In het schoolplan moet de keuze voor leerstof en didactische werkvormen beschreven worden.
  • De eindexamenvoorschriften zijn richtinggevend voor de inhoud van de onderwijsprogramma's.
  • Het Nationaal Expertise Centrum (NEC) maakt een overzicht voor onderwijsleermiddelen waarmee scholen bestaande en nieuwe onderwijsleermiddelen kunnen beoordelen.
  • Het NEC is een onderdeel van de Stichting voor Leerplanontwikkeling (SLO). De didactische aanpak in de bovenbouw is gericht op het stimuleren van actief en zelfstandig leren.

Leraren in het voortgezet onderwijs geven aan dat de combinatie van papieren en digitale leermiddelen goed kan werken.

 

ICT in het voorgezet onderwijs

In het onderwijs wordt steeds meer digitaal lesmateriaal gebruikt. Docenten  van het voortgezet onderwijs gebruiken vaak materiaal dat beschikbaar is op het internet. In het schooljaar 2012/’13 hadden scholen gemiddeld één computer per vijf leerlingen beschikbaar. Docenten gebruiken internet voornamelijk om informatie op te zoeken en voor communicatie en samenwerken in de groep. Veel scholen hebben een mediatheek en groepswerkplekken met computers. Veel vo-scholen zijn  in het bezit van een digitaal schoolbord.