Huidige politieke situatie
Op 5 november 2012 is het kabinet Rutte ІІ aangetreden, gevormd door VVD en PvdA. Onderstaand overzicht geeft de verdeling van de zetels weer bij de laatste verkiezingen.
Verdeling aantal zetels
2010 | 2012 | |
VVD | 31 zetels | 41 zetels |
PvdA | 30 zetels | 38 zetels |
PVV | 24 zetels | 15 zetels |
SP | 15 zetels | 15 zetels |
CDA | 21 zetels | 13 zetels |
D66 | 10 zetels | 12 zetels |
ChristenUnie | 5 zetels | 5 zetels |
GroenLinks | 10 zetels | 4 zetels |
SGP | 2 zetels | 3 zetels |
Partij voor de Dieren | 2 zetels | 2 zetels |
50Plus | - | 2 zetels |
Het huidige kabinet bestaat uit 13 ministers, waarvan zeven ministers van de VVD en zes ministers van de PvdA, en uit zeven staatssecretarissen, waarvan drie van de VVD en vier van de PvdA.
In het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ zijn de verschillende voornemens verwoord op het gebied van onderwijs. Hoofddoel is van goed naar excellent onderwijs. In het regeerakkoord worden verschillende voornemens genoemd, zie het regeerakkoord 'Bruggen slaan'.
De Tweede Kamerverkiezingen zijn op woensdag 15 maart 2017. De Kieswet bepaalt dat uiterlijk vijf jaar na de vorige verkiezingen nieuwe verkiezingen moeten plaatsvinden. Die worden overeenkomstig de Kieswet in maart gehouden, tenzij er in die periode andere verkiezingen (voor Staten of gemeenteraden) zijn.
De huidige Tweede Kamer wordt op donderdag 23 maart ontbonden en daarna treedt de nieuwgekozen Kamer aan.
Onderwijsuitgaven
In 2015 is in totaal 42,3 miljard euro besteed aan onderwijs, inclusief het onderzoek dat hogescholen en universiteiten uitvoeren in het kader van hun wettelijke taak en in de vorm van contractonderzoek voor derden. Dit is ruim 19 miljard euro meer dan in 2000. Binnen de overheid is vooral de Rijksoverheid meer gaan uitgeven voor onderwijs en onderzoek.
|
| 2000 | 2005 | 2010 | 2015 |
| In mln euro
|
|
|
|
|
Uitgaven aan onderwijs
|
| 23.196 | 32.159 | 39.567 | 42.324 |
Overheid
|
| 19.638 | 26.864 | 32.802 | 34.503 |
Uitgaven aan onderwijsinstellingen
|
| 18.031 | 24.876 | 30.395 | 32.218 |
Subsidie- en fiscale regelingen
|
| 1.972 | 2.302 | 2.850 | 2562 |
Ontvangsten
|
| 365 | 314 | 443 | 277 |
Huishoudens
|
| 1.947 | 2.936 | 3.468 | 3.315 |
Uitgaven aan onderwijsinstellingen
|
| 1.749 | 2.250 | 2.563 | 3.076 |
Overige uitgaven aan onderwijs
|
| 1.224 | 1.598 | 1.742 | 1.740 |
Ontvangen bijdragen
|
| 1.026 | 912 | 837 | 603 |
Bedrijven
|
| 1.418 | 2.109 | 2.866 | 3.184 |
Uitgaven aan onderwijsinstellingen
|
| 1.692 | 2.399 | 3.447 | 3.417 |
Overige uitgaven aan onderwijs
|
| 6 | 12 | 27 | 78 |
Ontvangen subsidies
|
| 280 | 302 | 608 | 311 |
Buitenland
|
| 193 | 250 | 431 | 424 |
Uitgaven aan onderwijsinstellingen
|
| 78 | 134 | 277 | 390 |
Subsidieregelingen
|
| 115 | 115 | 154 | 34 |
Uitgaven aan onderwijs
| In bbp% | 5,2 | 5,8 | 6,2 | 5,8 |
De Rijksoverheid heeft in 2016 bijna € 29 miljard verdeelt over alle onderwijssectoren. Onderwijsinstellingen krijgen van de overheid 1 budget voor alle kosten die zij maken. Dit bedrag heet de lumpsum. Daarnaast krijgen onderwijsinstellingen extra geld om het onderwijs te verbeteren.
- Het meeste is gegaan naar primair onderwijs (€ 9,9 miljard) en voortgezet onderwijs (€ 7,6 miljard).
- Daarna volgen Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, en wetenschappelijk onderwijs (beide € 4 miljard).
- Hoger beroepsonderwijs heeft € 2,6 miljard gekregen.
Uitgaven per leerling In de begroting van het ministerie van OCW staat welk bedrag het ministerie per leerling uitgeeft. Zo is er in 2015 bijvoorbeeld gemiddeld € 6.500 beschikbaar per leerling in het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs is in 2015 gemiddeld € 7.863 per leerling beschikbaar.
Totale uitgaven aan onderwijsinstellingen als % bbp
2000 | 2005 | 2010 | 2015 | ||
% BBP | |||||
Onderwijsuitgaven | 5.2 | 5.8 | 6.2 | 5.8 |
Bron: Rijksoverheid
Bevolking: hoogst behaalde opleidingsniveau naar leeftijd
|
| 2005 | 2010 | 2015 |
Leeftijd | Hoogst behaald onderwijsniveau |
X 1000
|
|
|
15 jaar of ouder
|
Totaal | 13.119 | 13.457 | 13.874 |
Basisonderwijs | 1.541 | 1.414 | 1.508 | |
Vmbo-g/t, avo onderbouw | 1.212 | 1.246 | 975 | |
Vmbo-b/k, mbo 1 | 2.225 | 2.117 | 2.025 | |
Mbo 2 en 3 | 1.799 | 1.820 | 2.379 | |
Mbo 4 | 2.009 | 2.124 | 1.802 | |
Havo, vwo | 1.242 | 1.184 | 1.209 | |
Hbo, wo bachelor | 1.889 | 2.246 | 2.439 | |
Hbo-, wo-master, doctor | 1.077 | 1.204 | 1.375 | |
Onbekend | 124 | 104 | 162 |
Steeds meer jonge mensen kiezen voor het hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO) en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO). Een toenemend aantal jongeren met een VMBO diploma vervolgen hun studie door naar de HAVO te gaan.
Verder is gebleken dat de laatste jaren steeds meer jongvolwassenen (18-25 jaar) zijn gaan studeren. Hierdoor is de bevolking ook hoger opgeleid.
Bron: CBS