Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Netherlands

14.Lopende hervormingen en Beleidsontwikkelingen

14.2Primair onderwijs, voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Last update: 12 December 2018
On this page

2018

Meer leraren voor de klas door regionale aanpak lerarentekort

Nieuwsbericht | 24-08-2018 | 16:30

Het terugdringen van het lerarentekort vraagt niet alleen om landelijke actie, maar ook om meer maatwerk per regio. De huidige maatregelen hebben effect, maar er is meer nodig. Dat schrijven onderwijsministers Slob en Van Engelshoven vrijdag in een brief aan de Tweede Kamer.

De brief valt samen met de start van het nieuwe schooljaar. Het lerarentekort is in grote delen van het land inmiddels goed voelbaar. Uit een rondgang langs basisscholen blijkt dat er goede hoop is dat het  desondanks lukt om ook dit schooljaar overal leraren voor de klas te krijgen. Tegelijk geven scholen ook het signaal dat de marges flinterdun zijn.

Goed onderwijs begint met voldoende leraren. Die uitdaging is extra fors vanwege de hoogconjunctuur. ‘Naast het onderwijs kampen ook de zorg, de politie en de bouw met grote tekorten. Het knelt op veel plekken’, stelt minister Slob. Werkgevers, vakbonden, lerarenopleidingen, gemeenten, transfercentra en vele anderen zijn allemaal nodig om te zorgen voor voldoende leraren voor de klas. ‘Alleen als we de schouders er samen onder zetten kunnen we werkgevers in staat stellen om voldoende leraren aan te stellen.’

Regionale aanpak

Omdat het lerarentekort per regio verschilt, is een regionale aanpak nodig. Volgens de ministers moet de door de Onderwijsraad geadviseerde taskforce dan ook regionaal worden ingezet voor het primair en voortgezet onderwijs en het mbo. Hiervoor worden regionale aanjagers aangesteld, die scholen gaan stimuleren om meer samen te werken en elkaar niet uit de markt te concurreren, die afspraken tussen lerarenopleidingen en scholen stimuleren en helpen goede voorbeelden uit te wisselen, zodat niet iedereen zelf het wiel hoeft uit te vinden. Op landelijk niveau wordt een een stuurgroep ingericht om resultaten en goede voorbeelden te delen tussen regio’s en om knelpunten op te lossen.

Hoger loon, minder werkdruk

Het kabinet heeft al veel in werking gezet om de tekorten terug te dringen: het collegegeld voor studenten aan lerarenopleidingen is de eerste twee jaar gehalveerd. Ook is 270 miljoen euro geïnvesteerd in salarissen en 430 miljoen euro in het tegengaan van werkdruk voor leraren op de basisschool. Daarnaast is er geïnvesteerd in het bevorderen van instroom uit andere sectoren (zij-instroom) en herintreden. Er zijn subsidies beschikbaar om besturen te helpen om die leraren goed te begeleiden.

Nieuwe maatregelen

Als extra inzet zorgen de onderwijsministers nu dat deeltijdstudenten pabo die al een hbo-diploma hebben eerder voor de klas mogen, mits zij aan een aantal kwaliteitseisen voldoen. Ook krijgen jaarlijks 50 onderwijsassistenten de kans om de lerarenopleiding te gaan doen. Slob: ‘Als we het lerarentekort willen oplossen, moeten we verder kijken dan de poort van de pabo. Er is daarbuiten veel onderbenut potentieel. Dat moeten we beter benutten, zolang we maar geen concessie doen aan kwaliteit.’

Werkloze leraar weer voor de klas

De ministers willen dat werkloze leraren sneller weer aan het werk kunnen. Het zogeheten Participatiefonds – dat de uitkeringen betaalt aan leraren – wil de komende twee jaar 1000 leraren terugleiden naar een baan. Minister Slob is daar blij mee. ‘Deze mensen verdienen een nieuwe kans om weer te kunnen genieten van het vak. En als samenleving kunnen we het ons niet permitteren dat zoveel mensen thuiszitten, terwijl onze leerlingen zitten te springen om voldoende leraren.’

Veel parttimers

Veel basisschoolleraren werken parttime: gemiddeld 28 uur per week. Minister van Engelshoven roept de werkgevers op om samen met de leraren te kijken naar de mogelijkheid om meer te gaan werken: Er wordt door de werkgevers in het onderwijs te vaak automatisch uitgegaan van het feit dat leraren in deeltijd willen werken, terwijl dat lang niet altijd de wens van de leraar is. Als de uren van iedere po-leraar met een half uur worden uitgebreid, loopt het tekort met 760 fte terug.” Startende leraren beginnen overigens vaker met meer uren dan collega’s die al langer werken.

Ziekteverzuim iets omlaag

Het ziekteverzuim is in het primair onderwijs hoog. Positief is dat uit recente cijfers blijkt dat dit percentage wel iets gedaald is, van 6,3% naar gemiddeld 6%.  Slob: ‘We hebben 430 miljoen euro beschikbaar gesteld om de werkdruk tegen te gaan. Daar kan veel verschil mee gemaakt worden. Maar goed personeelsbeleid –en leraren helpen gezond en fit te blijven –  is de verantwoordelijkheid van werkgevers zelf.’  

Cijfers

Volgens de laatste ramingen kan het lerarentekort in 2020 oplopen tot 4.000 fte. Blijven de omstandigheden gelijk, dan loopt dat in 2025 op tot 10.000 fte. Door de gezamenlijke inspanningen hopen ministers Slob en Van Engelshoven  het tekort terug te dringen, zodat goed onderwijs ook in tijden van hoogconjunctuur gegarandeerd blijft.

Vereenvoudiging doorstroom van vmbo naar havo

Nieuwsbericht | 07-09-2018 | 15:15

De doorstroom van het vmbo naar het havo wordt vereenvoudigd. De ministerraad is akkoord gegaan met het wetsvoorstel van minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media dat regelt dat leerlingen met een diploma in de gemengde of theoretische leerweg niet geweigerd mogen worden op het havo, mits zij voldoen aan landelijk te bepalen voorwaarden, zoals het succesvol eindexamen afleggen in een extra vak in het vmbo.

Met het wetsvoorstel wordt voor alle leerlingen een gelijke kans op doorstroom bevorderd. Nu stellen scholen zelf vaak aanvullende eisen. Die eisen kunnen per school verschillen. Dat leidt tot ongelijkheid en onduidelijkheid.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer. 

Grote uitdagingen voor middelbare scholen door krimp

Nieuwsbericht | 12-06-2018

Middelbare scholen staan de komende jaren voor een grote uitdaging: het aantal leerlingen loopt fors terug. Dit jaar zijn er al bijna 10.000 leerlingen minder in het voortgezet onderwijs dan voorgaand jaar, in 2030 zijn dat er zelfs ruim 113.000 minder. Dat is een daling van bijna 12 procent. Dat schrijft minister Slob (Onderwijs) dinsdag in een brief aan de Tweede Kamer.

De afgelopen jaren hadden scholen vooral te maken met groei. Nu volgend jaar 82 procent van de schoolbesturen in het voortgezet onderwijs te maken krijgt met krimp, vereist dat een totaal andere werkwijze. Schoolbesturen moeten regionaal samenwerken om te voorkomen dat sommige schoolsoorten en opleidingen niet meer kunnen worden aangeboden of scholen zelfs failliet gaan.

Regionale verschillen

In elke regio is de problematiek anders. In Gelderland is bijvoorbeeld een daling van ruim 30 procent te zien voor sommige schoolsoorten. In enkele regio’s, zoals Amsterdam, is daar tegenover nog een kleine stijging van het leerlingaantal gaande. In delen van Noord-Brabant staat het aanbod van vmbo-techniek behoorlijk onder druk, terwijl leerlingen in Drenthe voor sommige kleine vakken videolessen krijgen, omdat ze anders te ver moeten reizen.

Concurrentie

Helaas schieten veel scholen die met krimp te maken krijgen nog te vaak in de reflex van onderlinge concurrentie: scholen gaan zo actief mogelijk werven in de hoop voldoende leerlingen binnen te krijgen. Slob begrijpt de eerste impuls om zelf op de eigen school aan de slag te gaan. ‘Maar op de lange termijn is dat niet houdbaar. Het geld wordt dan besteed aan concurrentie, terwijl het juist keihard nodig is voor goed onderwijs aan een slinkende groep kinderen’, aldus de minister.

Oproep tot samenwerking

Hij roept daarom alle schoolbesturen op om waar mogelijk de samenwerking aan te gaan om te zorgen voor een goed en dekkend onderwijsaanbod in de regio. ‘Samenwerken voelt misschien wat onwennig in het begin, maar we hebben in het primair onderwijs gezien dat dit de beste aanpak is. Het hoeft ook zeker niet zo te zijn dat een school de eigen kleur verliest door samen te werken. Maar het is van groot maatschappelijk belang dat iedereen ook over de muren van de eigen school kijkt.’

Volgens Slob is samenwerken de enige optie om leerlingen de komende jaren goed en divers onderwijs te blijven bieden. ‘Alleen als iedereen de handen ineen slaat, kunnen we ervoor zorgen dat kinderen overal in Nederland op een redelijke afstand van hun huis naar een school kunnen die bij hen past. Nu is er nog geen sprake van een verschraling van het onderwijsaanbod en dat moeten we in de toekomst ook echt voorkomen.’

Bestuur aan zet, ministerie helpt mee

De minister is zelf ook aan de slag om het scholen makkelijker te maken om met de leerlingendaling om te gaan. Zo investeert het kabinet structureel 100 miljoen euro in het technisch vmbo, wat door de hoge kosten van dit soort onderwijs, het meest onder druk staat.

Ook fuseren wordt vanaf komend schooljaar makkelijker voor het primair en voortgezet onderwijs, omdat het kabinet daar de fusietoets gaat afschaffen. De regels om scholen om te vormen tot nevenvestigingen – en zo sluiting te voorkomen – worden vanaf augustus versoepeld. Ook wordt structurele samenwerking met het mbo makkelijker.

Verder kunnen schoolbesturen die samenwerken gebruik maken van ondersteuning. Het ministerie betaalt dan een zogeheten procesbegeleider. Tenslotte voorziet het ministerie scholen en regio’s van de meest actuele cijfers over krimp.

Andere sectoren

De krimp is in het primair onderwijs al een aantal jaren volop aan de gang. Veel schoolbesturen hebben daar al plannen gemaakt om de krimp het hoofd te bieden. In de regio’s wordt veel samengewerkt.

Ook het mbo krijgt de komende jaren te maken met een forse daling van de studentaantallen. Daar gaat het om een daling van 14 procent tot 2032. Dat zijn bijna 70.000 mbo-studenten minder. Dit heeft niet alleen te maken met krimp, maar komt ook doordat studenten vaker kiezen voor de havo en een hbo-opleiding gaan volgen. Ook in het mbo wordt samenwerking in de regio zoveel mogelijk gestimuleerd.

Reactie minister Slob op cao primair onderwijs

Nieuwsbericht | 06-06-2018

Minister Slob is blij dat werkgevers en werknemers in het primair onderwijs vandaag een onderhandelaarsakkoord over een nieuwe cao hebben afgesloten. Zodra de achterbannen van de bonden instemmen, zal de 270 miljoen euro worden uitgekeerd die het kabinet beschikbaar heeft voor het verbeteren van de salarissen. De totale loonstijging is voor een basisschoolleraar naar verwachting gemiddeld 8,5 procent: dat komt neer op 3100 euro bruto per jaar.

Volgens de minister hebben de sociale partners voldaan aan de voorwaarden die door het kabinet waren gesteld. Al het beschikbaar gestelde geld gaat naar salarissen en de bovenwettelijke ww is genormaliseerd. Die regeling voor werkloze leraren was ruimer dan in andere sectoren. Slob: ‘Hiermee is de weg vrijgemaakt om na het werkdrukakkoord ook de salarissen te gaan verbeteren.’

Eerder heeft het ministerie veel geld uitgetrokken om te zorgen dat werkgevers leraren in een hogere schaal zouden plaatsen. Een deel van dat geld is voor andere doelen gebruikt dan voor salaris. In de nieuwe cao is afgesproken dat 70 miljoen euro van de rijksbijdrage extra aan de salarissen wordt toegevoegd.

Volgens de minister kunnen leraren de salarisverhoging naar verwachting al komend schooljaar gaan zien op hun loonstrookje – als alles goed verloopt. Leraren gaan er naar verwachting gemiddeld 8,5 procent op vooruit. Dat is ongeveer 3100 euro bruto per jaar. Dat is inclusief het bedrag dat het kabinet jaarlijks opzij zet om de salarissen mee te laten groeien met de markt.

Het kabinet investeert in korte tijd ruim 700 miljoen euro in het primair onderwijs. Naast de 270 miljoen voor salaris is er voor het primair onderwijs ook structureel 430 miljoen euro beschikbaar om de werkdruk tegen te gaan.

Minister Slob benadrukt dat het werk nog niet klaar is, ondanks de forse stappen die nu zijn gezet. ‘We hebben elkaar de komende tijd nog hard nodig om het onderwijs te verbeteren. Ik ben zeer gemotiveerd om hier met alle betrokkenen aan te blijven werken.’

Nieuwe wet als kompas voor burgerschapsonderwijs

Nieuwsbericht | 06-06-2018

Minister Slob vindt het van groot belang dat scholen leerlingen goed burgerschapsonderwijs bieden. De huidige wet is echter te onduidelijk, waardoor het voor veel scholen niet helder is wat ze met dit onderwijs moeten doen. Minister Slob gaat de wet aanpassen, zodat scholen er beter mee uit de voeten kunnen. Vandaag start de internetconsultatie en kan iedereen meepraten over het wetsvoorstel.

Burgerschap is de manier waarop mensen deelnemen aan de maatschappij. In Nederland is dat met respect voor elkaar, voor de democratie en de rechtstaat en voor de vrijheden die iedereen heeft. Die gemeenschappelijke waarden zijn van belang om met allerlei verschillende mensen vreedzaam samen te leven. Kinderen kennen die waarden niet vanzelf: die moeten worden onderwezen en onderhouden. Daarbij speelt de school een zeer belangrijke rol. 'De school is meer dan een plek om kinderen op te leiden tot een baan. Het is een plek om je op te leiden voor het leven', aldus de minister.

Kennis en respect

In de wet wordt nu vastgelegd dat scholen leerlingen kennis en respect bijbrengen over de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Ook is de school een oefenplaats, waar leerlingen actief kunnen oefenen met de vaardigheden die ze later nodig hebben om deel te kunnen nemen aan onze samenleving. Juist op school komen leerlingen met verschillende achtergronden elkaar tegen. Daarmee is het, naast thuis, de uitgelezen plek om te leren hoe je met respect met elkaar omgaat. Tenslotte komt in de wet te staan dat de school een plek is waar leerlingen het goede voorbeeld horen te krijgen.

'Scholen vinden het moeilijk om goed burgerschapsonderwijs te geven, omdat de wet zo weinig richting geeft', aldus minister Slob. 'Daardoor geven scholen er ook verschillend invulling aan. Sommigen doen het perfect en hebben burgerschap echt in het DNA van de school verweven. Bij anderen wordt burgerschap met 1 les per jaar afgedaan. Met deze wetswijziging kan dat niet meer. Bovendien vragen we nu aan de hele school om het goede voorbeeld te geven aan de leerlingen.'

Inspectie

Door de wet te wijzigen, krijgt de inspectie ook de mogelijkheid om met scholen in gesprek te gaan over hun burgerschapsonderwijs. Nu is het zo dat een school alleen aangesproken kan worden, als er helemaal niets aan burgerschap wordt gedaan. Dat is te mager voor zo'n belangrijke taak, vindt Slob. 'Burgerschapsvorming is een kerntaak van elke school.'

Vrijheid

Tegelijkertijd met het aanscherpen van de opdracht aan scholen, is een ontwikkelteam bezig met het ontwikkelen van leerdoelen. Dat gebeurt in het kader van de curriculumherziening, waar tientallen leraren en schoolleiders aan meewerken. De 9 ontwikkelteams, waarvan er 1 gaat over burgerschap, schrijven een advies waarin staat wat leerlingen op school moeten leren kennen en kunnen. Dat advies wordt in het voorjaar van 2019 aan minister Slob overhandigd.

Daar naast houden scholen natuurlijk de vrijheid om hun onderwijs zelf vorm te geven. 'Het mooie aan Nederland is dat je een school kunt kiezen die bij je past. Gelukkig mogen scholen hier ook zelf kiezen voor hun lesaanpak, onderwerpen, methodes en leermiddelen. Dat geldt voor burgerschap net zo. Zolang je maar wel onze fundamentele waarden en vrijheden respecteert en onderwijst.'

Extra geld voor alle vmbo-scholen met een techniekprofiel

Nieuwsbericht | 06-06-2018

Alle vmbo-scholen met een technisch profiel krijgen in 2018 en 2019 extra geld om te investeren in techniekonderwijs. Voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen gaat het om 1500 euro per leerling in 2018 en 3000 euro per leerling in 2019, de gemengde leerweg ontvangt de helft. Dat laat minister Slob vandaag aan de Tweede Kamer weten in een brief over de uitwerking van de 100 miljoen euro extra voor techniekonderwijs die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld.

De scholen krijgen een extra financiële injectie omdat goed techniekonderwijs hard nodig is. De vraag vanuit het bedrijfsleven naar goed opgeleid technisch personeel neemt toe. Tegelijk worden scholen geconfronteerd met dalende leerlingaantallen en een afname van het aandeel leerlingen dat kiest voor vmbo-techniek. Dat maakt het lastig om in alle regio’s kwalitatief hoogstaand en dekkend techniekonderwijs te blijven bieden. Ook staat de kwaliteit van de opleidingen onder druk door een dreigend docententekort.

“De ontwikkelingen in de techniek gaan snel,” benadrukt minister Slob. “Denk aan de ontwikkelingen in de energiesector, de opkomst van de elektrische auto en installaties in onze huizen. Omdat we niet weten hoe de technische arbeidsmarkt eruit ziet als de huidige leerlingen gaan werken, moeten scholen in staat zijn hun onderwijs voortdurend te vernieuwen. Met deze investering krijgen scholen meer lucht om verder te bouwen aan hun techniekaanbod.”

Regionale samenwerking tegen krimp en vernieuwing

Omdat de arbeidsmarkt overal anders is en daarmee de vraag naar technische personeel verschilt, kan het onderwijsaanbod per regio verschillen. Slob vraagt scholen daarom om voor 1 april 2019 een regionaal plan voor de periode 2020 – 2023 in te dienen. Het plan moet zijn opgesteld met relevante regionale partijen, scholen, mbo-instellingen, het bedrijfsleven en de lokale overheid. Op basis van deze  plannen kunnen scholen vanaf 2020 voor een periode van vier jaar extra geld krijgen.

Slob wil hiermee stimuleren dat scholen goed gaan samenwerken en er overal in het land vmbo techniek bereikbaar is voor leerlingen.  “Het is van groot belang dat overal in Nederland leerlingen kwalitatief goed, actueel en innovatief techniekonderwijs kunnen volgen,” aldus minister Slob. “Dat vergt een vooruitziende blik, samenwerking met andere scholen en met het bedrijfsleven in de  regio. Gelukkig staan de scholen in de startblokken om hiervoor samen met het bedrijfsleven plannen te maken.”

De plannen voor de extra investering zijn gemaakt in overleg met vmbo scholen, mbo-instellingen, het bedrijfsleven en de lokale overheid.

Kabinet gaat geld voor onderwijsachterstanden beter verdelen

Nieuwsbericht | 26-04-2018 |

Het geld dat gemeenten en scholen krijgen om risico's op onderwijsachterstanden bij kinderen tegen te gaan, wordt beter verdeeld over het land. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. De komende jaren gaat het budget, zoals afgesproken in het regeerakkoord met € 170 miljoen omhoog voor gemeenten. Scholen krijgen structureel € 260 miljoen. Daarmee komt de totale investering van het kabinet in het bieden van onderwijskansen aan kinderen uit op € 746 miljoen.

Dat geld wordt door gemeenten vooral gebruikt voor voorschoolse educatie: peuters met een risico op een achterstand leren dan spelenderwijs de Nederlandse taal op de kinderopvang. Scholen gebruiken het geld voor intensievere begeleiding van leerlingen of speciale taalklassen. Door meer geld beschikbaar te maken, wil het kabinet het aanbod voor peuters uitbreiden van 10 naar 16 uur per week en de kwaliteit verhogen.

Kansen voor kinderen met een risico

Het kabinet kiest nu voor een verdeelsleutel waarmee de onderwijskansen worden vergroot van kinderen die dit het hardst nodig hebben. In het nieuwe systeem gaat ook minder meetellen waar een kind woont: er wordt meer gekeken naar het risico op een achterstand dan of het kind in een kleine of grote gemeente woont. Minister Slob: 'Ik wil dat ieder kind in Nederland, ongeacht in welke omgeving het opgroeit, de kans krijgt om zijn gaven en talenten tot bloei te laten komen. Alles overwegende lukt dat het beste als we het geld hiervoor op deze manier verdelen.'

Risico's beter voorspellen

Voortaan wordt niet meer alleen gekeken naar het opleidingsniveau van ouders om te bepalen welk kind een risico heeft op een achterstand. Ook weegt de verblijfsduur in Nederland mee en het herkomstland van de ouders, evenals of ouders in de schuldsanering zitten. Met die factoren kan het risico op een achterstand beter worden voorspeld.

Door de wijzigingen kan de verdeling van het budget elk jaar worden aangepast aan de ontwikkelingen op de betreffende school of gemeenten. Nu wordt bij de verdeling voor gemeenten nog gebruik gemaakt van data uit 2009, waardoor de verdeling van het geld gebaseerd is op een populatie kinderen die inmiddels naar de middelbare school gaat. Hoewel dit voor sommige gemeenten en schoolbesturen gunstig is, is het voor velen ook ongunstig. Actualisatie zorgt dus voor een betere verdeling.

Daarnaast daalt het budget voor scholen op dit moment jaarlijks door de stijging van het opleidingsniveau. Met de invoering van de nieuwe indicator en de verdeelsystematiek zal deze daling worden gestopt, waardoor het geld behouden blijft voor de scholen. Zonder aanpassing zou het budget jaarlijks met 20 tot 25 miljoen euro dalen.

Minder papierwerk, minder werkdruk

De nieuwe systematiek heeft nog een groot voordeel voor scholen: zij hoeven niet langer samen met ouders formulieren in te vullen om aanspraak te kunnen maken op de achterstandsmiddelen. Omdat voortaan op basis van de indicator door het CBS bekeken wordt welke scholen welk budget krijgen, is het papierwerk overbodig geworden. Voor veel scholen was de aanvraagprocedure een doorn in het oog. Die was niet alleen arbeidsintensief, maar ook foutgevoelig. Daardoor was er afgelopen jaren sprake van terugvorderingen. De verwachting is dat de nieuwe systematiek zorgt voor minder financiële onduidelijkheid en minder werkdruk.

Overgangsregeling

De meeste gemeenten krijgen er geld bij. Maar omdat de betere verdeling ervoor zorgt dat sommige gemeenten en scholen minder budget krijgen, wordt een overgangsregeling toegepast van 3 jaar. Die zorgt ervoor dat gemeenten en scholen 3 jaar de tijd krijgen om hun werkwijze aan te passen.

Kabinet schrapt fusietoets voor primair en voortgezet onderwijs

Nieuwsbericht | 20-04-2018

Het wordt voor scholen gemakkelijker om te gaan fuseren. Het kabinet heeft besloten de fusietoets voor basis- en middelbare scholen af te schaffen. Wel moeten de betrokken medezeggenschapsraden instemmen met de voorgenomen fusie en moet er een rapport worden opgesteld waarin de keuze voor de fusie wordt onderbouwd.

Fuseren wordt vanaf aankomend schooljaar al gemakkelijker. Dat is vooral een uitkomst voor besturen in regio's waar het aantal leerlingen terugloopt. Daar is fuseren soms de enige manier om het onderwijsaanbod in de regio in stand te houden.

Toekomstbestendig onderwijs Scholen waren tot nog toe terughoudend met fuseren omdat besturen de fusietoets ingewikkeld en ondoorzichtig vinden. Daardoor werden fusies uitgesteld of werd er gekozen voor minder intensieve samenwerking. Het kabinet wil af van die drempel, zodat scholen de ruimte te krijgen om hun onderwijsaanbod toekomstbestendig te maken.

Vooral het voortgezet onderwijs krijgt de komende jaren te maken met forse krimp. 8 op de 10 middelbare scholen hebben komend jaar minder leerlingen. In sommige regio's loopt het aantal leerlingen met wel 30% terug. Dat stelt scholen voor een uitdaging om te zorgen dat er voor leerlingen voldoende onderwijs in de buurt is. Samenwerking is daarbij onontbeerlijk.

Instemming medezeggenschap

Ook kozen besturen soms voor alternatieve constructies, om de fusietoets te mijden. Daardoor hadden leraren en ouders geen invloed meer op de samenwerking. Door een fusie gemakkelijker te maken, kan de medezeggenschapsraad (waarin leraren, ouders en leerlingen vertegenwoordigd zijn) gebruik maken van het instemmingsrecht.

Het afschaffen van de fusietoets zorgt er overigens niet voor dat er automatisch meer grote scholen komen. Vaak gaat het om bestuurlijke fusies en blijven leerlingen gewoon in hetzelfde gebouw met dezelfde leraren les krijgen. In sommige situaties is het juist zo dat grote besturen het mogelijk maken om kleine scholen overeind te houden.

Wetswijziging

Het zal enige tijd duren om de fusietoets ook uit de wet te halen. Tot die tijd vindt enkel nog een procedurele toetsing plaats. De onafhankelijke toetscommissie CFTO wordt opgeheven.

Mbo en hoger onderwijs

Voor het mbo en het hoger onderwijs blijft de fusietoets wel gelden. Dit omdat fusies in deze sectoren sneller raken aan de keuzevrijheid van studenten.

Schoolbestuur moet leraren en ouders advies vragen over groepsgrootte

Nieuwsbericht | 18-04-2018

Schoolbesturen van basisscholen moeten voortaan de medezeggenschapsraad om advies vragen als het gaat om het beleid met betrekking tot groepsgrootte. Op die manier kunnen leraren en ouders meepraten over de grootte van de klassen op hun school.

Minister Slob (Onderwijs) zei woensdag in de Tweede Kamer dat hij de Wet medezeggenschap op scholen gaat aanpassen. 'Op deze manier zorgen we ervoor dat leraren en ouders echt kunnen meepraten over de groepsgrootte.'

Het advies dat de medezeggenschapsraad moet gaan geven, is niet vrijblijvend, benadrukte de minister. Legt een bestuur het advies naast zich neer, dan kan de raad naar een geschillencommissie. Ook wordt met de wetswijziging volgens de minister het probleem weggenomen dat de leraren en ouders zich overvallen voelen door besluiten van het bestuur. 'Dit moet het gesprek tussen besturen en leraren op gang brengen.'

Gemiddeld 23 leerlingen

Scholen krijgen van het ministerie geld per leerling. Ze mogen zelf bepalen hoe ze dat geld uitgeven. Ook bepalen besturen zelf hoeveel leerlingen ze bij elkaar in een groep plaatsen. Gemiddeld zitten in een groep op de basisschool 23 kinderen. Dat aantal is al enkele jaren gelijk. Omdat dit cijfer een gemiddelde is, zijn er ook kleinere en grotere klassen.

Bewuste keuze

Veel scholen kiezen bewust voor grote klassen, omdat ze dat voor het onderwijs beter vinden. Die scholen werken bijvoorbeeld met grote stamklassen, met een leraar en extra onderwijsassistenten. Zij geven minder klassikaal les en meer in kleinere, wisselende groepjes. 'Dit soort innovatieve scholen wil ik geen strobreed in de weg leggen,' aldus Slob.

De minister voelt er niets voor om een maximum te stellen aan de groepsgrootte.  ‘Het is aan scholen zelf om te bepalen hoe groot de groepen zijn. Scholen weten zelf het beste hoe ze hun groepen goed kunnen indelen en ik ga me daar niet in mengen’, aldus de minister.

Het zal enige tijd duren om de wet aan te passen. Daarom roept de minister schoolbesturen op om meteen te beginnen met het voeren van de gesprekken met de medezeggenschapsraad. 'Het is goed om dit soort belangrijke keuzes te bespreken met leraren en ouders. Er zijn besturen die het al heel goed doen. Maar ik hoop dat de rest ook zo snel mogelijk aansluit.'

Werkdrukakkoord

De minister gaf de Tweede Kamer ook een tussenstand over de uitvoering van het werkdrukakkoord. Schoolbesturen zijn in gesprek met leraren om plannen te maken voor de besteding van de 237 miljoen euro die scholen er komend jaar bij krijgen. Dat bedrag loopt de komende jaren op tot 430 miljoen.

'Overal waar ik kom zijn de gesprekken op gang gekomen. Leraren mogen echt meebepalen waar ze in willen investeren om de werkdruk te verlagen,' aldus de minister. Scholen kiezen bijvoorbeeld voor het splitsen van combinatieklassen, voor het inhuren van een vakdocent voor gym, voor een investering in een ict-systeem waarmee je automatisch rapporten kunt uitdraaien of voor een vergadertraining om minder tijd kwijt te zijn aan overleg. Ook wordt er goed gekeken naar de werkwijze binnen de school, zodat overbodige werkzaamheden worden geschrapt.

Rapport Onderwijsinspectie dwingt tot duidelijke prioriteiten

Nieuwsbericht | 11-04-2018

Bijna alle scholen halen het basisniveau; maar leerlingen die goed kunnen leren, krijgen desondanks nog steeds niet de uitdaging die ze nodig hebben. Dat drukt de resultaten van het hele onderwijs, constateert de inspectie in de jaarlijkse Staat van het Onderwijs. 'Het is – helaas – een bekend en hardnekkig probleem en het is goed dat de inspectie hier de vinger op legt. We moeten niet wijzen naar elkaar, maar samen aan de slag om het tij te keren. Leraren, schoolleiders, onderwijsbestuurders en beleidsmakers. Dit rapport dwingt ons tot het stellen van duidelijke prioriteiten,' aldus minister Van Engelshoven en minister Slob in een 1e reactie.

De bewindslieden benadrukken zeer te hechten aan vrijheid en autonomie voor scholen. 'Maar met vrijheid komt ook verantwoordelijkheid. We zijn de lessen van de Commissie Dijsselbloem bijna uit het oog verloren: helder zijn over de onderwijsdoelen en helder zijn over de ruimte die scholen hebben om deze waar te maken.'

De herziening van de onderwijsinhoud biedt volgens Slob en Van Engelshoven kansen om tot scherpere leerdoelen te komen. 'Waar de afgelopen jaren de eisen aan scholen steeds verder zijn uitgedijd, moeten we terug naar duidelijke leerdoelen. Ook moeten we de Haagse reflex weerstaan om het onderwijs nu direct te overladen met nieuwe actieplannen.'

In de basis is ons onderwijs - ook volgens de inspectie - nog steeds goed. Het aantal zwakke scholen is klein, de eindexamenresultaten zijn stabiel, schooluitval is laag en de jeugdwerkeloosheid is zelfs historisch laag. Van Engelshoven en Slob: 'Daar mogen we trots op zijn. Maar tegelijk laat dit rapport zien dat het beter moet. Dat zijn we aan onze leerlingen en studenten verplicht.’

Opvallende verschillen tussen scholen

Er bestaan grote kwaliteitsverschillen tussen vergelijkbare scholen en dat  is reden tot zorg, aldus de bewindslieden. Scholen die onder dezelfde omstandigheden werken, met dezelfde leerlingpopulatie en hetzelfde budget halen totaal verschillende resultaten. Scholen met een cultuur die gericht is op continue verbetering presteren beter. Slob wil zo snel mogelijk met de PO- en VO-Raad om tafel om te bespreken hoe scholen verder geholpen kunnen worden om stappen te zetten. Bijvoorbeeld door scholen die minder presteren te laten leren van de scholen waar het beter gaat. 'Er wordt veel gevraagd van scholen en we mogen ze niet in de kou laten staan.'

Basiskwaliteit geen einddoel

De onderwijsresultaten zijn de afgelopen decennia steeds iets minder goed geworden. Lesmethoden gericht op de beter presterende leerlingen kunnen leraren helpen om hun leerlingen meer uit te dagen. Er speelt echter ook iets anders. Slob:  'De basiskwaliteit is in veel gevallen het einddoel geworden. Daar willen we ons niet bij neerleggen.'

Beoordeling leerresultaten basisscholen soepeler bij veel leerlingen die extra aandacht nodig hebben

Nieuwsbericht | 04-04-2018 |

Vanaf april 2018 heeft de onderwijsinspectie meer mogelijkheden om bij de beoordeling van leerresultaten van basisscholen rekening te houden met de aanwezigheid van veel leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.  Deze leerlingen scoren soms lager op de eindtoets dan op basis van hun achtergrond te verwachten zou zijn, ondanks inspanningen van de school. Voor sommige scholen houdt dit in dat ze onder de minimumnorm uitkomen.

Door deze maatregel uit het regeerakkoord kan de inspectie scholen die veel leerlingen met bijzondere onderwijsbehoeften opvangen toch  een voldoende beoordeling geven van de leerresultaten. 'We moeten scholen vooral erkennen om wat ze weten te bereiken  en  niet straffen als ze extra hun best doen om leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een plek te bieden,' aldus minister Slob (Onderwijs).

Bijzondere onderwijsbehoeften

Sommige scholen spannen zich  nu extra in om leerlingen met bijzondere onderwijsbehoeften op te vangen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om leerlingen met ernstige gedragsproblematiek, autisme of een privésituatie waardoor de leerling ook jeugdhulp nodig heeft. Als een school hierdoor een atypische populatie heeft en lagere resultaten haalt dan je alleen op basis van het gemiddelde leerlinggewicht mag verwachten, kan de inspectie een uitzondering maken op basis van haar discretionaire bevoegdheid. Hiermee kan zij de resultaten van de school  toch als 'voldoende' kwalificeren. De school moet dan aan kunnen tonen dat zij wel het beste uit de kinderen heeft gehaald. Voorheen kon de inspectie dan alleen van een negatief oordeel afzien door het oordeel 'niet te beoordelen' te geven.

De regeling voor de verandering iis op 4 april 2018 in de Staatscourant gepubliceerd. De wijziging gaat direct in. Zo kunnen de resultaten van basisscholen direct beoordeeld worden onder deze nieuwe regeling.

Kleine scholen krijgen meer geld om kwaliteit onderwijs te verhogen

Nieuwsbericht | 13-03-2018

Basisscholen met minder dan 145 leerlingen krijgen voortaan meer geld om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Het kabinet trekt jaarlijks 20 miljoen euro extra uit voor de zogeheten kleinescholentoeslag. Dat komt bovenop het budget van 120 miljoen euro dat jaarlijks al beschikbaar is.

Kleine scholen hebben minder personeel en budget om dezelfde taken uit te voeren als grote scholen. Daarom is het volgens minister Slob (Onderwijs) belangrijk om de kleine scholen extra te steunen. ‘Ieder kind heeft recht op goed onderwijs, of het nu op een kleine of een grote school zit’, aldus de minister.

Dichtbij huis

Daarbij helpt de toeslag in kleine gemeenschappen om de school open te houden of samen te werken met een andere school. ‘Dat is van belang voor de leefbaarheid van een dorp of stad’, zegt Slob. ‘Als de school vertrekt, vertrekken vaak ook jonge gezinnen.’ Voor kinderen is het belangrijk om in de buurt naar school te kunnen. Met de toeslag worden kleine scholen in krimpgebieden ook ondersteund. ‘Daardoor kunnen kinderen dichtbij huis naar school blijven gaan’, aldus de minister.

Kleinescholentoeslag

In totaal maken circa 2000 scholen gebruik van de kleinescholentoeslag. De scholen mogen zelf bepalen hoe zij het geld uitgeven. Zij weten zelf het beste hoe de toeslag  zo effectief mogelijk kunnen inzetten. Met het extra geld kunnen scholen bijvoorbeeld samen met een andere school muziek- of cultuuronderwijs verzorgen of kiezen voor gezamenlijk bijscholen van leraren. Of ze kunnen onderwijsondersteuning inhuren voor een combinatiegroep. De extra investering van 20 miljoen euro komt voort uit het regeerakkoord. In 2018 is het nog 10 miljoen, daarna wordt het bedrag structureel 20 miljoen euro.

Werkdrukakkoord bereikt voor het primair onderwijs

Nieuwsbericht | 09-02-2018

Vakbonden, PO-Raad en het kabinet hebben een akkoord bereikt over het terugdringen van de werkdruk in het primair onderwijs. De sector heeft zelf plannen gemaakt hoe ze werkdruk terug gaan dringen en hoe ze gaan zorgen dat het geld optimaal wordt besteed. Het kabinet heeft vertrouwen in deze plannen en zorgt dat de scholen eerder dan gepland kunnen beschikken over het extra geld.

Het werkdrukakkoord betekent dat scholen in het primair onderwijs met ingang van het komend schooljaar 237 miljoen euro extra krijgen om werkdruk aan te pakken. In het schooljaar 2021/2022 loopt dit bedrag op tot 430 miljoen euro. Een gemiddelde school van 225 leerlingen krijgt volgend schooljaar circa 35.000 euro extra, oplopend tot 65.000 euro in het schooljaar 2021/2022 en structureel daarna.

Trots op resultaat De afgelopen maanden is intensief overleg gevoerd om tot dit werkdrukakkoord te komen. De PO-Raad, De Algemene Onderwijsbond (AOb), De Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS), CNV Onderwijs (CNVO), Federatie van Onderwijsvakorganisaties (FvOv), FNV en PO in Actie -verenigd in het PO-front- en minister Slob zijn trots op het onderhandelingsresultaat. ‘Het onderwijs heeft hier hard voor geknokt. We zijn blij met dit geld, dat werkdruk op basisscholen moet verminderen en dat gelukkig snel beschikbaar komt. Dat is winst voor leraren en leerlingen. Zij moeten het verschil gaan merken in de klas.’, laten de partijen weten in een gemeenschappelijke verklaring.

School bepaalt wat nodig is De sector heeft zelf uitgezocht wat echt werkt om werkdruk aan te pakken. Dat zal voor iedere school net even anders zijn. Schoolteams en schoolleiders gaan daarom zelf bepalen wat op hun school het meeste effect heeft. Voor de ene school zal dat zitten in extra handen, bijvoorbeeld door inzet van vakleraren voor gym of muziek, onderwijsassistenten of een conciërge. Voor een andere school valt bijvoorbeeld veel tijd te winnen door de inzet van betere ICT.

Vinger aan de pols Het is de ondertekenaars van het werkdrukakkoord er veel aan gelegen om ervoor te zorgen dat het extra geld dat nu beschikbaar komt alleen wordt uitgeven aan zaken die de werkdruk ook echt kunnen verlichten – en aan niets anders. ‘Hier voelen we ons samen verantwoordelijk voor. Daarom laten scholen zien hoe ze het geld uitgeven en kunnen leraren – via de medezeggenschapsraad – een vinger aan de pols houden.’

OCW en de partijen die zich hebben verenigd in PO-front vervolgen het gesprek over een kwalitatieve langetermijnagenda om van het primair onderwijs weer een aantrekkelijke sector te maken. Slob: ‘Met dit geld zijn niet alle problemen in het onderwijs als sneeuw voor de zon verdwenen. Het lerarentekort, passend onderwijs en krimp vragen net zoveel aandacht. Maar het geld voor werkdruk is een groot en structureel bedrag. Als we hier samen de schouders onder zetten, geloven wij dat leraren het verschil gaan merken in de klas.’

Cao-onderhandelingen zijn gestart Naast het geld voor werkdruk heeft het kabinet 270 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor hogere salarissen voor leraren in het primair onderwijs. Dit moet zijn beslag krijgen in een nieuwe cao. De sociale partners zijn hier momenteel intensief over in gesprek zodat dit extra geld ook zichtbaar wordt op de loonstrookjes van leraren. De vakbonden en werkgevers hebben wel aangeven dat hun eis voor meer salaris overeind blijft.

Bijna 250 Excellente scholen in Nederland

Nieuwsbericht | 22-01-2018

49 nieuwe scholen of schoolsoorten hebben vandaag gehoord dat ze de komende 3 jaar het predicaat excellent mogen dragen. Daarmee komt het totaal aantal Excellente scholen met een geldig predicaat op 248. Op www.excellentescholen.nl is te zien welke scholen door de jury als excellent zijn bestempeld.

Het aantal Excellente scholen is sinds de 1e uitreiking van het predicaat in 2012 fors gegroeid. Vandaag komen er 16 scholen in het primair onderwijs, 31 scholen in het voortgezet onderwijs en 2 scholen in het speciaal onderwijs bij.

Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs) prijst de betrokken leraren en schoolleiders: “Deze scholen laten zien dat ze er alles uithalen wat er in zit. Ik ben trots op de mensen die samen scholen excellent maken.  Leraren en schoolleiders hebben hier keihard voor gewerkt.”

 Slob reikte maandag het predicaat uit aan de vmbo school Het Twents Carmel College te Denekamp: “Deze school spant zich optimaal in om leerlingen onderwijs op maat te bieden. De leerlingen worden daarmee echt uitgedaagd en dat zie je terug in het enthousiasme van de leerlingen.”

Uitblinken Een Excellente school is een school die op de een of andere manier uitblinkt. Dat kan bijvoorbeeld zijn doordat het onderwijs goed aansluit bij de situatie in de buurt, of omdat het onderwijsaanbod inspirerend, innovatief en motiverend is. De school ziet het als een uitdaging om haar onderwijs voortdurend tegen het licht te houden en verder te ontwikkelen. Daarmee levert ze een bijdrage aan de verbetering van het onderwijs. In elk geval is de onderwijskwaliteit op een Excellente school altijd dik in orde. 

Inmiddels mogen op dit moment bijna 250 scholen of schoolsoorten zeggen dat ze excellent zijn: 83 scholen in het primair onderwijs, 141 in het voortgezet onderwijs en 24 in het speciaal onderwijs. 

Jury Een onafhankelijke jury, onder leiding van Titia Bredée  (Hogeschool iPabo Alkmaar/Amsterdam) beoordeelt of een school de erkenning verdient. "Het is voor de juryleden een fantastische ervaring om te zien hoe in scholen gewerkt wordt aan excellent onderwijs. Elke leerling verdient leraren en schoolleiders die zich zo voor hen inzetten,” aldus Titia Bredée. 

De Inspectie van het Onderwijs kent de predicaten, die 3 jaar geldig zijn, toe. Met een vlag, een bordje én de titel kunnen de scholen laten zien dat ze uitblinken. Meer informatie over het traject Excellente Scholen vindt u op www.excellentescholen.nl.

Steun in de rug voor basisscholen met werkdruk

Nieuwsbericht | 06-01-2018

Ongeveer vijftig basisscholen kunnen vanaf 15 januari alvast een eerste financieel steuntje in de rug krijgen om een begin te maken met de verlaging van de werkdruk. Het ministerie van Onderwijs stelt per bestuur 8000 euro beschikbaar om maatregelen op school te kunnen nemen. Uit een eerdere pilot is gebleken dat sommige scholen met een klein bedrag al een flinke stap kunnen maken bij het bestrijden van werkdruk.

Het kabinet heeft in het regeerakkoord structureel 430 miljoen euro uitgetrokken om de werkdruk in het primair onderwijs tegen te gaan. Over de besteding van dat geld wordt met scholen en leraren overlegd. Uitgangspunt is dat leraren echt verschil in de klas gaan merken. 

Zelf bepalen Ondertussen kunnen scholen nu al aanspraak maken op financiële ondersteuning als ze aan de slag gaan met het aanpakken van de werkdruk. Scholen mogen zelf bepalen waar ze het bedrag voor willen inzetten. ‘Scholen weten zelf het beste wat ze nodig hebben om de werkdruk tegen te gaan’, stelt minister Arie Slob (Onderwijs).

Een school kan bijvoorbeeld een begeleider inhuren die helpt om te ontdekken welke taken anders georganiseerd kunnen worden. Maar er kan ook worden gekozen voor het inkopen van software of voor het inplannen van een vergadertraining. Het project begint klein, om te zien welke initiatieven goed werken op scholen. Later wordt bekeken hoe andere scholen van deze kennis kunnen profiteren.

Leraren betrekken Voorwaarde voor de subsidie is dat de leraren van de school betrokken zijn bij de plannen. ‘Om werkdruk tegen te gaan, is het belangrijk om op school met elkaar te praten over wat er anders en minder kan. Het ministerie probeert dat zoveel mogelijk te ondersteunen’, zegt Slob.

Eerder bracht het ministerie samen met de inspectie al een brochure uit over regeldruk. Daarin staat wat leraren wel en niet moeten doen aan administratie en verantwoording. Die brochure is inmiddels al meer dan 6.800 keer gedownload. Ook hebben alle basisscholen een papieren versie ontvangen.

Oorzaken De regeling volgt op Operatie Regels Ruimen, waarbij zes scholen door een team van experts werden geholpen bij de aanpak van werkdruk. Daaruit bleek eens te meer dat werkdruk op elke school een andere oorzaak heeft. ‘We hebben dan ook niet dé oplossing tegen werkdruk, maar met een reeks maatregelen moeten we samen met de scholen een slag kunnen maken’, verwacht minister Slob.

De subsidie kan vanaf 15 januari worden aangevraagd op https://www.dus-i.nl/subsidies/werkdrukvermindering-po. Daar staan ook voorbeeldaanvragen en antwoorden op de meest gestelde vragen.

Kijk voor meer informatie over de brochure op www.leraar.nl/werkdruk.

Meer informatie over de resultaten van Operatie Regels Ruimen: www.leraar.nl/operatieregelsruimen.

2017

Rekentoets telt dit jaar ook op het vwo niet meer mee

Nieuwsbericht | 15-12-2017

In het huidige schooljaar (2017-2018) telt het cijfer voor de rekentoets niet meer mee voor het behalen van het vwo-diploma. De ministerraad heeft op voorstel van minister Slob voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media hiermee ingestemd.

De rekentoets wordt dit jaar wel afgenomen maar telt niet meer mee voor het behalen van het diploma. De wijziging heeft alleen effect voor het vwo. Voor leerlingen in het havo, vmbo en mbo telde de toets al niet mee.

Omdat het belangrijk blijft dat alle leerlingen met een goede rekenbasis van school gaan, werken betrokkenen aan een plan hoe rekenen kan meetellen voor het behalen van een diploma in het vmbo, havo, vwo en mbo. Dit is vooruitlopend op de uitkomsten van curriculum.nu. Het is daarom belangrijk dat de opgebouwde expertise en energie voor rekenonderwijs binnen de scholen behouden blijft en wordt versterkt.

Momenteel wordt in curriculum.nu de hele onderwijsinhoud van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs tegen het licht gehouden. Rekenen moet daarbij een stevige plaats krijgen. Als inbreng hiervoor ontwikkelt de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren  een alternatief voor de rekentoets.

Vmbo wordt sterker en praktischer

Nieuwsbericht | 20-02-2017

Vmbo’ers kunnen in de toekomst op meerdere manieren doorstromen naar het mbo. Minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker (Onderwijs) gaan doorlopende leerroutes vmbo-mbo met een nieuwe wet mogelijk maken en de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo bij elkaar voegen. Ook wordt stapelen binnen het vmbo meer gestimuleerd. Dat schrijven de bewindslieden in februari in een brief aan de Tweede Kamer.

  • Met de maatregelen willen Bussemaker en Dekker de doorstroom vanuit het vmbo naar het vervolgonderwijs verbeteren. Zo kunnen vmbo’ers straks alvast lessen volgen op het mbo.
  • Ook moet een overstap naar het mbo zonder tussentijds examen mogelijk worden. Daarmee zou een leerling in vijf jaar tijd een startkwalificatie moeten kunnen halen in nauwe samenwerking tussen het vmbo en mbo, waarbij het mbo de eindverantwoordelijkheid draagt.

Kansen voor leerlingen vergroten De aanpassingen zijn nodig, omdat de huidige leerroutes voor veel vmbo’ers te rigide zijn en hen onvoldoende voorbereiden op het vervolgonderwijs. Bussemaker en Dekker willen dat leerlingen de kans krijgen om makkelijker over te stappen tussen leerroutes en zo beter te stapelen.

Doorlopende leerroutes vmbo mbo Volgens de bewindslieden zorgt het voorstel er voor dat minder leerlingen gaan uitvallen bij de overstap van het vmbo naar het mbo. Door de invoering van de nieuwe profielen op het vmbo en de versterking van de loopbaanbegeleiding is de kloof al minder groot geworden, maar Dekker en Bussemaker willen meer. Met de invoering van doorlopende leerroute wordt de aansluiting nog beter. Zo willen zij voor vmbo’ers regelen dat zij alvast lessen kunnen volgen op het mbo. Wanneer vmbo’ers al tijdens hun opleiding ook les volgen op het mbo, of als vmbo’s en mbo’s nauwer samenwerken bij het geven van onderwijs, wordt de overstap voor een leerling kleiner.

  • Voor jongeren die al weten wat ze willen, zal het wetsvoorstel ruimte bieden voor een doorlopende route van vmbo naar mbo en wordt het mogelijk om in vijf jaar een startkwalificatie te halen.
  • Ook schakelprogramma’s kunnen kinderen helpen om soepel over te stappen. Vmbo’ers die naar het mbo willen, leren in zo’n programma meer over werkhouding en het inzetten van je netwerk. Ook voor de overstap naar de havo komen er schakelprogramma’s.
  • Daarnaast biedt het wetsvoorstel meer ruimte aan scholen voor lesprogramma’s die aansluiten bij de regionale werkgelegenheid en bij de wensen van de leerlingen.

Belang praktijkgericht onderwijs Dekker en Bussemaker willen verder dat het praktische deel van het vmbo een meer prominente rol krijgt, omdat blijkt dat er behoefte is aan meer praktijklessen, ook in het algemeen vormend onderwijs. Ze stellen daarom voor om de gemengde leerweg (gl), waar vmbo’ers ook een praktijkvak volgen, samen te voegen met de theoretische leerweg (tl). In de praktijk verdwijnt het verschil tussen die twee stromingen nu al, omdat leerlingen in het vierde jaar vaak overstappen van gl naar tl. Leerlingen vinden vaak meer uitdaging in de praktijkvakken, maar stappen over naar de theoretische leerweg omdat hier maatschappelijk meer waarde aan wordt gehecht. Geheel onterecht, want het niveau van beide stromingen is hetzelfde.

Meer waardering beroepsonderwijs In totaal nemen de bewindslieden zes maatregelen om het beroepsonderwijs te versterken en het imago te verbeteren. Het voorstel volgt op adviezen van de Onderwijsraad en de MBO Raad en is in een uitgebreide verkenning besproken met leraren, schoolleiders, bestuurders, ouders, leerlingen en bedrijfsleven.

Impuls voor goed muziekonderwijs op de pabo

Nieuwsbericht | 06-02-2017

Om meer muziek in de klas te krijgen, is het van groot belang dat toekomstige leerkrachten zelfvertrouwen ontwikkelen om bijvoorbeeld te zingen voor en met hun leerlingen. Dat begint met goed muziekonderwijs op de pabo voor iedere student. Minister Bussemaker stelt daarom de komende jaren €5 miljoen ter beschikking voor pabo’s die de professionele ontwikkeling van startende leraren op het gebied van muziekonderwijs willen bevorderen.

Op iedere pabo muziekonderwijs Bussemaker en ambassadeur DeLange zetten zich samen met andere betrokkenen van Méér Muziek in de Klas in voor meer en beter muziekonderwijs op de basisschool.

De doelstelling is dat in 2020 op iedere basisschool in Nederland structureel muziekonderwijs is gerealiseerd. Het is dan ook belangrijk dat studenten al op de pabo het zelfvertrouwen ontwikkelen om muziek te maken en de technische vaardigheden leren om muziekonderwijs te kunnen geven. Elke afgestudeerde student gaat namelijk als groepsleerkracht muziek maken voor of met zijn klas. Door deze nieuwe subsidieregeling worden pabo’s gestimuleerd om kwalitatief goed muziekonderwijs te geven aan hun studenten. Belangrijke voorwaarde van de regeling is dat de pabo samenwerkt met een conservatorium. De aanvraag moet ook gericht zijn op het duurzaam verankeren van kwalitatief goed muziekonderwijs op pabo’s.

Nederland in beweging voor meer muziekonderwijs Muziekonderwijs is één van de belangrijkste ambities van minister Bussemaker. Bussemaker trekt bijna 30 miljoen euro uit om de komende jaren het muziekonderwijs in Nederland te verbeteren, door middel van subsidieregelingen voor basisscholen en pabo’s. De subsidieregelingen worden uitgevoerd door het Fonds voor Cultuurparticipatie. De initiatieven van Bussemaker sluiten aan bij de landelijke beweging Méér Muziek in de Klas. Ilse DeLange is ambassadeur van het Platform Ambassadeurs Méér Muziek in de Klas. De projecten starten in het najaar van 2017. De looptijd van een project is drie (studie)jaren.

Vmbo'er krijgt doorstroomrecht naar havo

Nieuwsbericht | 11-01-2017

De doorstroom van vmbo'ers naar het havo wordt versoepeld. Nu stellen veel scholen aanvullende eisen, maar staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) gaat de wet zo aanpassen dat dit niet meer kan. Leerlingen van de gemengde of theoretische leerweg die eindexamen hebben gedaan in zeven vakken, mogen dan zonder voorwaarden doorstromen. Ook maakt Dekker korte metten met de eis van middelbare scholen dat vmbo'ers die willen stapelen niet mogen blijven zitten. Dekker schrijft dit begin januari in een brief aan de Tweede Kamer. Volgens de staatssecretaris zijn de eisen om door te stromen nu te vaak onduidelijk en per school verschillend. Bovendien ziet hij té veel drempels, die leerlingen kunnen weerhouden het beste uit zichzelf te halen. Scholen stellen nu uiteenlopende eisen aan vmbo'ers, omdat het onderwijsprogramma op het vmbo gl/tl niet goed aansluit bij het programma op het havo. Een voorbeeld daarvan is dat leerlingen het vak scheikunde missen als ze van vmbo Zorg en welzijn overstappen naar havo Natuur en Gezondheid. Leerlingen moeten hierdoor een forse extra stap zetten op het havo. Een kwart van de stapelaars valt op het havo alsnog uit.

Zeven vakken Volgens Dekker is het stellen van extra eisen aan de leerling echter de omgekeerde wereld. Daarom wordt er in de wet geregeld dat leerlingen die zeven vakken volgen, zonder extra voorwaarden naar het havo mogen. Leerlingen die in schooljaar 2019-2020 overstappen van het vmbo naar het havo moeten van de nieuwe wet gebruik kunnen gaan maken. In de tussentijd gaat Dekker in overleg met de VO-raad scholen vragen om nu al een zevende vak aan te bieden aan leerlingen die willen doorstromen naar het havo. Daarnaast worden schakelprogramma's ingezet om vmbo-leerlingen nu al over de drempel naar het havo te helpen.

Verbeteringen Tegelijk met het opstellen van het wetsvoorstel, gaat Dekker met de scholen werken aan het verbeteren van de aansluiting van het vmbo op het havo en de versterking van de loopbaan- en beroepsoriëntatie. Ook wordt bekeken hoe scholen het aanbod van een zevende vak structureel goed vorm kunnen geven en hoe het havo vmbo-leerlingen een betere kans van slagen kan geven.

2016

Afspraken vervanging in primair onderwijs

Nieuwsbericht | 16-12-2016

Scholen krijgen meer mogelijkheden om bij een winterse griepgolf zieke leerkrachten te vervangen. De werkgevers en werknemers in het onderwijs hebben van de mogelijkheid binnen de Wet werk en zekerheid (Wwz) gebruik gemaakt om een verzoek in te dienen voor een ministeriële regeling. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft dit verzoek positief beoordeeld. Per 1 juli 2016 is de Wwz ingegaan voor het bijzonder onderwijs. Doel van de wet is meer zekerheid en duidelijkheid voor leraren, zo krijgen ze sneller recht op een vast contract. De Wwz biedt de mogelijkheid tot maatwerk, ieder vak is immers anders. Bij het afsluiten van de nieuwe cao voor het primair- en speciaal onderwijs hebben de werkgevers en vakbonden hier gebruik van gemaakt. Bij de vormgeving van het invalbeleid zijn verschillende contractvormen toegevoegd. Ook wijkt de cao af van de ketenbepaling, het aantal tijdelijke contracten achter elkaar. In plaats van 3 in 2 jaar, kunnen docenten 6 tijdelijke contracten in 3 jaar krijgen voor er sprake is van een vaste aanstelling.

Voor scholen betekent dit dat ze tijdens de maanden waarin er een grote kans is op griep, januari, februari en maart, voor onvoorziene vervanging invaldocenten veertien dagen aaneen mogen inschakelen zonder dat deze tijdelijke contracten resulteren in een vaste aanstelling. Eerder maakten andere sectoren al gebruik van dit maatwerk in de Wwz.

Vmbo-docenten goed op weg met nieuwe profielen

Nieuwsbericht | 06-12-2016

Ruim de helft van de vmbo-docenten die lesgeven in praktische vakken, heeft zich de afgelopen maanden laten bijscholen voor het lesgeven in de nieuwe profielen. Het gaat om meer dan 2500 leraren. In totaal hebben ze bijna 5300 bij- en nascholingen gevolgd. Sinds dit schooljaar kunnen leerlingen kiezen uit 10 profielen in plaats van ruim 30. De veranderingen zijn op de scholen vrij geruisloos doorgevoerd.

Extra geld

  • Om te zorgen dat docenten enthousiast blijven voor de bijscholing, trekt Dekker voor komend jaar 1,7 miljoen euro extra uit.
  • Afgelopen jaar werd al 1,5 miljoen geïnvesteerd in de opleiding van vmbo-leraren.
  • De verwachting is dat in totaal zeker 10.000 bijscholingen gevolgd zullen gaan worden. Sommige delen van het onderwijsprogramma zijn ingrijpend gewijzigd. Docenten zijn daardoor niet altijd meer vanzelf bekwaam om de nieuwe inhoud goed aan de leerlingen over te brengen. Met een bijscholing kunnen ze hun kennis en vaardigheden up to date brengen.

Metselen en 3D printen Docenten kunnen op www.bijscholingvmbo.nl kiezen uit meer dan 150 cursussen. Dit varieert van metselen en houtbewerken, tot patisserie en etaleren. Ook zijn er vakken zoals slimme technologie in de zorg en 3D printen. Een groot deel van de cursussen is al goedgekeurd voor het lerarenregister, waardoor de lessen ook officieel meetellen als bijscholing.

Eindexamens beter gemaakt: ruim 3300 keer cum laude

Nieuwsbericht | 28-11-2016

De eindexamens zijn dit jaar op middelbare scholen goed gemaakt. Het slagingspercentage was met 92,7 procent op het hoogste punt sinds 2008. In totaal haalden ruim 3300 scholieren een 8,0 of hoger op hun diploma, waardoor ze de aantekening cum laude in de wacht sleepten. Dat schrijft staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) in een brief aan de Tweede Kamer. Ook de toptalenten doen het goed: op het vmbo haalden ruim 800 kinderen het zogeheten judicium cum laude. Op de havo lukte dat meer dan 300 leerlingen, op het vwo ruim 2200 leerlingen. Leerlingen kunnen de aantekening op hun diploma gebruiken om zich te onderscheiden bij een vervolgopleiding of bij een sollicitatie.

Het toekennen van het judicium cum laude is één van de maatregelen uit het plan van aanpak Toptalenten 2014-2018, dat inmiddels vruchten afwerpt: het lukt scholen steeds vaker om het onderwijs aan te laten sluiten bij de behoeften van leerlingen. Concreet hebben meer leraren aandacht voor talent in de klas en is verveling onder toptalenten meer dan gehalveerd.

Dekker schrijft in de brief verder dat de examens steeds beter worden nagekeken door de tweede corrector. Volgens de eerste corrector zijn de examens door de tweede corrector nu in 95 procent van de gevallen volledig nagekeken. Volgens een onderzoek van Cito gaat het om een stijging van 44 naar 72 procent.

Hij houdt vast aan de huidige praktijk, waarbij eerst de eigen docent nakijkt en daarna een tweede docent. Docenten steunen deze volgorde en dankzij de verbeteringen is er geen aanleiding om het proces anders in te richten. Dekker wil echter wel dat de examens in de toekomst nog beter worden nagekeken. Daarom gaat koepelorganisatie VO-Raad nog eens met scholen in gesprek om docenten de tijd en de ruimte te geven om goed na te kijken. Ook komt er een handreiking voor scholen en blijft er een meldpunt voor leraren die in de knel komen bij het nakijken.

Meer cultuuronderwijs op school

Nieuwsbericht | 23-11-2016

Steeds meer leerlingen komen in aanraking met cultuur. Meer dan de helft van de Nederlandse basisscholen biedt kwalitatief goed cultuuronderwijs aan. Om deze positieve beweging kracht bij te zetten, wordt het cultuuronderwijs op de basisschool en het vmbo uitgebreid.  Met investeringen wordt de deskundigheid van docenten op dit terrein vergroot. Dat schrijven minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker in een brief aan de Tweede Kamer.

Investeren in cultuuronderwijs Cultuuronderwijs wordt in praktijk gebracht door leraren. Leraren moeten dan ook ondersteund worden om goed cultuuronderwijs te kunnen geven.

  • Komende jaren stelt minister Bussemaker met € 4 miljoen interne cultuurcoördinatoren in staat om zich verder te professionaliseren met de opleiding tot cultuurbegeleider.
  • Bussemaker stelt de komende jaren €5 miljoen beschikbaar voor een subsidieregeling voor pabo’s en conservatoria om de professionele ontwikkeling van leraren op het gebied van cultuuronderwijs te bevorderen.
  • Daarnaast heeft de bewindsvrouw eerder bekend gemaakt dat ze de komende jaren €1,2 miljoen extra per jaar voor de impuls muziekonderwijs vrij maakt.
  • Ook intensiveert ze het cultuuronderwijs op het vmbo met € 1,2 miljoen per jaar.

Prioriteit Cultuuronderwijs is een prioriteit in het beleid van minister Bussemaker. In 2013 heeft zij het programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ opgezet. Jaarlijks investeert ze € 10,2 miljoen in cultuureducatie, andere overheden matchen dit bedrag. Onderzoek wijst uit dat er sinds de start van ‘Cultuureducatie met Kwaliteit’ op deelnemende scholen meer cultuuronderwijs wordt gegeven en de kwaliteit ervan is verbeterd. Steeds vaker sluit het aanbod van de culturele sector aan op de wensen van scholen zelf.

Bussemaker zet zich in om het muziekonderwijs in Nederland te verbeteren. Door een subsidieregeling van €25 miljoen kunnen scholen subsidie aanvragen om de kwaliteit van hun muziekonderwijs te vergroten. De regeling is populair – van 557 scholen is dit schooljaar de aanvraag gehonoreerd. Scholen kunnen zich nog tot 1 april 2017 inschrijven voor het schooljaar 2017 – 2018.

In het voortgezet onderwijs stimuleert de bewindsvrouw goed cultuuronderwijs op verschillende manieren. Op het mbo kunnen studenten een culturele kortingskaart aanvragen. 88% van de mbo-studenten heeft deze zogenaamde MBO-card aangevraagd. Ook scholieren op de havo en het vwo kunnen een cultuurkaart aanvragen. 72% van de middelbare scholieren beschikt over een CJP-kaart.

Minister stuurt brief aan 150.000 eindexamenkandidaten

Ruim 150.000 eindexamenkandidaten havo, vwo en mbo-4 (bol) hebben een brief van minister Bussemaker ontvangen. Nog te veel studenten switchen na het eerste jaar van studie, of vallen zelfs uit. Ook weten veel aankomende studenten niet dat de aanvullende beurs is verhoogd, en dat deze beurs in principe een gift is. Met de brief wil de minister aankomende studenten goed voorbereiden op hun studie. 

  • In deze brief krijgen de aankomende studenten informatie over zaken die zij vooraf moet regelen als zij naar een hogeschool of universiteit willen.
  • Ook roept de minister alle eindexamenkandidaten op om een studieplan te maken op www.studeermeteenplan.nl.
  • Voor studies met een numerus fixes is de aanmelddeadline 15 januari.

Met de brief aan de aankomende studenten geeft Bussemaker ook het startsein voor de campagne “Studeer met een plan”. Via Facebook, Instagram, Spotify en YouTube zal de minister de aankomende studenten vanaf begin november tot aan de eindexamenperiode oproepen om zich zorgvuldig te oriënteren, tijdig aan te melden en financieel goed voor te bereiden.

Brede aanpak voor gelijke kansen in het onderwijs

Nieuwsbericht | 31-10-2016

Soepeler overgangen tussen schoolsoorten, leren van elkaars ervaringen, bewustwording bij alle betrokkenen, ruimte om te experimenteren en een investering van €87 miljoen de komende drie jaar. Daarmee gaan minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker, samen met betrokkenen binnen en buiten het onderwijs, bevorderen dat kinderen met gelijke talenten ook gelijke kansen krijgen in het onderwijs. Vanaf 2020 is er €26 miljoen structureel beschikbaar. Bussemaker en Dekker hebben de maatregelen bekend gemaakt tijdens de lancering van de Gelijke Kansen Alliantie. Dit is een samenwerkingsverband waarin leraren, ouders, scholen, werkgevers en maatschappelijke organisaties zich de komende jaren verenigen om ervoor te zorgen dat elk kind gelijke kansen krijgt om zijn talenten te ontwikkelen en zijn dromen waar te maken.

Onderzoek naar gelijke kansen Uit verschillende onderzoeken (Onderwijsinspectie, WRR/SCP, OESO) de afgelopen tijd is gebleken dat kinderen met dezelfde talenten in het onderwijs niet altijd gelijke kansen krijgen. Hun kansen worden mede bepaald door het opleidingsniveau van de ouders of de steun die de ouders kunnen geven.

Overgang tussen schoolsoorten Belangrijk knelpunt zijn de overgangen tussen schoolsoorten. Kinderen van lager opgeleide ouders lopen hier een verhoogd risico op een keuze die geen recht doet aan hun kwaliteiten, omdat hun ouders zelf weinig of geen ervaring hebben in het (Nederlandse) onderwijs en de mogelijkheden onvoldoende kennen. Daarom investeren Bussemaker en Dekker fors in soepeler overgangen tussen schoolsoorten.

  • Zo komt er vanaf 2017 een bedrag oplopend tot  €14,5 miljoen structureel bij voor schakelklassen. In de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs gaat het om kinderen die van huis uit onvoldoende begeleiding krijgen, of een taal- of leerachterstand hebben.
  • Voor vmbo’ers gaat het om circa 5000 leerlingen per jaar die een zogeheten schakelprogramma volgen waarin ze worden voorbereid op het eerste jaar van de havo of het mbo.
  • Ook in de overgang van mbo naar hbo wordt stevig geïnvesteerd: €7,5 miljoen structureel.
  • Daarnaast is er specifiek budget (€2,5 miljoen) voor mbo’ers die naar de Pabo willen. Getalenteerde aspirant-leraren met een mbo-diploma laten zich vaker ten onrechte ontmoedigen om voor een opleiding met extra toelatingseisen te kiezen zoals de pabo. Dit geldt met name voor mbo’ers met een migrantenachtergrond.
  • Verder is er extra geld (€4 miljoen) om mbo-studenten te stimuleren om te stapelen (op een hoger niveau door te leren).

Begeleiding voor kinderen met laagopgeleide ouders Goede begeleiding voor kinderen met laagopgeleide ouders die van huis uit niet de steun krijgen die andere kinderen wel krijgen, is cruciaal.

  • Daarom krijgen twintig scholen in grote steden ruimte om te experimenteren met leraren die worden vrij geroosterd. Zij kunnen in die tijd achterstandsleerlingen begeleiden of collega’s coachen. Hiervoor komt in 2017 en 2018 €3 miljoen vrij.
  • Om ouders beter toe te rusten voor de begeleiding van hun schoolgaande kind is er €2 miljoen per jaar extra voor het programma Tel mee met Taal (2017-2018). Hiermee krijgen circa 10.000 ouders met een lage taalvaardigheid taaltraining, coaching en ondersteuning bij de opvoeding van hun kinderen.
  • Voor ondersteuning van maatschappelijke initiatieven waarbij hbo- en wo-studenten gekoppeld worden aan scholieren in het vo en het mbo wordt vanaf 2017 €1 miljoen structureel uitgetrokken. Deze rolmodellen of coaches kunnen drempels wegnemen bij jongeren die van huis uit niet gewend zijn om verder te studeren.

Totale investering In totaal trekken Bussemaker en Dekker in 2017 €25 miljoen uit voor het bevorderen van gelijke kansen in het onderwijs, in 2018 is dat €32 miljoen, in 2019 30 miljoen en vanaf 2020 is het structureel €26 miljoen per jaar. Deze investeringen en concrete maatregelen alleen zijn niet voldoende, weten ook de bewindslieden. Voor een duurzame aanpak is meer nodig. Daarom worden ouders, docenten, schoolbestuurders, onderzoekers, werkgevers en maatschappelijke instellingen aangespoord om zich in de Gelijke Kansen Alliantie te verenigen. Via het platform www.gelijke-kansen.nl kunnen zij goede ervaringen met elkaar delen en van elkaar leren. Deelnemers aan de alliantie worden komende jaren ondersteund met onderzoek en ruimte om te experimenteren.

Minder kinderen gepest, maar aandacht blijft nodig

September 2016

In 2016 zijn in het basis- en voortgezet onderwijs minder kinderen gepest dan in 2014. Toch krijgen er nog steeds iedere dag te veel kinderen mee te maken. De strijd tegen het pesten moet daarom onverminderd worden doorgezet. Dat meldt staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) aan het begin van de Week tegen het Pesten.   Op de basisschool wordt volgens de nieuwste cijfers 10 procent van de leerlingen 1 keer per maand of vaker gepest. Twee jaar geleden was dat nog 14 procent. In het voorgezet onderwijs is sprake van een daling van 11 naar 8 procent. Tegelijkertijd is er nog steeds een hoop werk te verrichten om te zorgen dat alle kinderen met een goed gevoel naar school kunnen.   Pesten kwam vier jaar geleden na een aantal tragische zelfmoorden bovenaan de politieke en maatschappelijk agenda te staan. Staatssecretaris Dekker en toenmalig Kinderombudsman Marc Dullaert kwamen daarop met een plan van aanpak. Scholen intensiveerden hun anti-pestaanpak en er kwam meer aandacht voor de effectiviteit van antipestmethoden. Sluitstuk was een wet die de verantwoordelijkheid van de school voor de sociale veiligheid van leerlingen beter regelt.

Dekker vindt de nieuwste cijfers hoopgevend. Of de daling de komende jaren kan worden omgezet in een trend moet gaan blijken uit de meting die over twee jaar weer wordt afgenomen. Ook de PO-Raad en de VO-raad zijn blij dat de inspanningen van scholen vruchten beginnen af te werpen. Beide raden zullen hun leden actief informeren over de mogelijkheden die er zijn om pesten op school te blijven bespreken.

Kabinet zet in op gelijke kansen en maatwerk

Nieuwsbericht | 20-09-2016

De thema’s kansengelijkheid en onderwijs op maat lopen als een rode draad door de onderwijsbegroting voor 2017. Kinderen moeten dezelfde kansen krijgen, vinden minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker. Waar ongelijke kansen dreigen, grijpen ze in. Tegelijkertijd worden leerlingen die meer aankunnen uitgedaagd. Kortom: elk talent wordt gestimuleerd.   Dit kabinet blijft investeren in onderwijs, ondanks budgettaire krapte. In de begroting voor 2017 wordt dat duidelijk zichtbaar in de stijging van het bedrag dat het Rijk bijdraagt aan de scholing van elke leerling of student.

  • In 2012 was de bijdrage per mbo-student nog €7200 per jaar, in 2017 is dat €8100.
  • In het primair onderwijs steeg het bedrag van €6200 in 2012 naar €6700 in 2017
  • In het voortgezet onderwijs steeg het bedrag van €7900 naar €8100.
  • De bedragen in het hoger onderwijs (€6400 in 2012, €6700 in 2017) stijgen vanaf volgend jaar verder omdat dan de eerste investeringen door het studievoorschot pas echt zichtbaar worden.

Gelijke kansen

De samenleving houdt niet op bij het hek van het schoolplein. Ook onacceptabele  ontwikkelingen, zoals ongelijkheid van kansen, dringen door tot in het klaslokaal. Het onderwijs in Nederland heeft vanouds een emanciperende taak, die ervoor zorgt dat die verschillen worden verkleind. Minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker accepteren niet dat kinderen met dezelfde talenten in het onderwijs niet dezelfde kansen krijgen. Ze zetten volop in op gelijke kansen.

Zo gaat van de €200 miljoen die beschikbaar is voor politieke prioriteiten €55 miljoen naar het bevorderen van gelijke kansen:

  • €15 miljoen gaat naar asielkinderen zodat scholen een (tweede) jaar extra bekostiging krijgen voor taalonderwijs,
  • €10 miljoen naar een structurele oplossing voor mbo-leerlingen van wie de ouders de schoolkosten niet kunnen betalen en
  • €5 miljoen naar achterstandenbeleid. Hiermee krijgen ook kleine gemeenten voldoende geld om voorscholen in te richten voor kinderen met een risico op taalachterstand.
  • €25 miljoen voor gelijke kansen wordt nader ingevuld.
  • De overige €145 miljoen gaat naar beter onderwijs en goede arbeidsvoorwaarden voor docenten in de komende kabinetsperiode (€133 miljoen), cultuur (€10 miljoen) en de onderwijsinspectie (€2 miljoen).

De begroting voor 2017 maakt ook eerdere maatregelen zichtbaar die minister Bussemaker trof om gelijke kansen te bevorderen, zoals de invoering op 1 januari van de ov-kaart voor mbo-bol-studenten beneden de 18 en de beoogde inwerkingtreding van het toelatingsrecht in het mbo op 1 augustus 2017.

Leraren

Het onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de docent die voor de klas staat. Hij of zij bepaalt wat kinderen leren. Dat vraagt om een krachtige beroepsgroep die heldere eisen stelt aan het vak. In schooljaar 2017-2018 gaat daartoe het lerarenregister van start waarin leraren zelf hun kennis en vaardigheden bijhouden. Alle leraren komen dan in het lerarenregister of het registervoorportaal te staan.

De docenten merken dit jaar ook in hun portemonnee dat ze worden gewaardeerd. Liet dit kabinet in 2014, na vijf jaar nullijn, de lonen weer stijgen met de ontwikkelingen in de markt, daar is een forse loonstijging bovenop gekomen. Leraren en schoolleiders kregen er vorig jaar al gemiddeld ruim 5% bij, in 2017 komt daar voor docenten en ander onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs en het mbo nog eenmalig €500 voor een voltijdsbetrekking bovenop.

Scholings- en monumentenaftrek

  1. Naast extra investeringen in onderwijs wil het kabinet stimuleringsregelingen effectiever inzetten. Daarom worden de algemene fiscale aftrekposten voor scholingsuitgaven en monumenten vervangen door gerichte scholingsvouchers en subsidies.
  2. De monumentenaftrek treft maar beperkt doel. Vaak worden er ingrepen mee bekostigd die zonder aftrek ook wel zouden zijn gedaan en gaat er geld naar onderhoud of reparatie van installaties (zoals een cv-ketel) die niet bijdragen aan de monumentale waarde van een pand.
  3. De scholingsaftrek blijkt volgens het CPB nauwelijks te leiden tot meer scholing. Bovendien zijn het vooral hoogopgeleiden die er gebruik van maken in plaats van de mensen die de extra scholing hard nodig hebben: lager en middelbaar opgeleiden die het grootste risico lopen om op lange of korte termijn hun baan te verliezen.
  4. Overigens komt in 2017 het Leven Lang Leren-krediet beschikbaar voor iedereen tot 55 jaar die zich wil blijven ontwikkelen maar geen recht heeft op studiefinanciering. Zij kunnen dan tegen gunstige voorwaarden hun les- of collegegeld lenen als zij een opleiding in het mbo of het hoger onderwijs volgen.

Onderwijs op maat

Kinderen gelijke kansen bieden is iets anders dan eenheidsworst voorschotelen. Geen twee kinderen zijn hetzelfde. Goed onderwijs herkent en erkent de verschillen en zorgt ervoor dat elk kind het beste uit zichzelf haalt. Het kabinet stimuleert dit door goede prestaties zichtbaar te maken, bijvoorbeeld door in het voortgezet onderwijs de mogelijkheid te geven om cum laude te slagen en om vakken op een hoger niveau te volgen. Staatssecretaris Dekker biedt begin 2017 het wetsvoorstel Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen aan. Dit voorstel maakt het mogelijk om nieuwe scholen op te richten die beter aansluiten bij de wensen van ouders en kinderen en stelt tegelijkertijd hogere kwaliteitseisen aan startende scholen. De inhoud van het onderwijs op basisscholen en middelbare scholen wordt verbeterd.

  • Onderwijs 2032 gaat komend jaar de verdiepingsfase in, waarin de rol van docenten extra accent krijgt en de haalbaarheid en toepasbaarheid van delen van het advies in kaart worden gebracht.
  • In het hoger onderwijs wordt in 2017 een begin gemaakt met het experiment flexstuderen. Studenten die hun studie willen combineren met activiteiten ernaast kunnen dan hun collegegeld betalen naar rato van het onderwijs dat ze volgen.
  • Studenten zullen volgend jaar ook merken dat er uitvoering wordt gegeven aan de Strategische Agenda, door kleinschaliger en intensiever onderwijs, betere begeleiding en betere studiefaciliteiten.

Bussemaker stelt scholen in staat te helpen bij schoolkosten

Nieuwsbericht | 02-09-2016

Ouders met een laag inkomen, die een minderjarig kind hebben op een bol-opleiding in het mbo  hoeven zich geen zorgen te maken of zij de schoolkosten wel kunnen betalen.  Mbo-scholen mogen deze kosten voorschieten of overnemen. Ze kunnen de leermiddelen aanschaffen om ze vervolgens in bruikleen aan de studenten te geven. Ook als ouders al kosten voor dit schooljaar hebben gemaakt, kunnen zij bij de school aankloppen. Met de MBO Raad en de Stichting Leergeld is afgesproken dat de scholen kosten ook met terugwerkende kracht mogen betalen.

Dat heeft minister Bussemaker de scholen in een brief laten weten.

Gelijke kansen Bussemaker stelt dit jaar €5 miljoen beschikbaar om ouders met een laag inkomen tegemoet te komen in de schoolkosten. “Kinderen mogen niet tot een andere schoolkeuze gedwongen worden omdat hun ouders het niet kunnen betalen. Iedereen moet gelijke kansen krijgen”, aldus de bewindsvrouw.

Het geld is nadrukkelijk bedoeld voor ouders met lage inkomens die de schoolkosten echt niet kunnen betalen. Het kan daarbij gaan om studieboeken, speciale kleding, een laptop, of andere benodigdheden zoals materialen.

De scholen krijgen het geld en moeten ervoor zorgen dat het goed terecht komt.

Minder werk en meer waardering voor goede scholen

Nieuwsbericht | 20-06-2016

Basisscholen, middelbare scholen en scholen in het mbo krijgen minder werk aan het inspectietoezicht. De inspectie maakt voortaan meer gebruik van de verantwoording die scholen al hebben. Ook kunnen scholen behalve het oordeel 'voldoende' straks ook de waardering 'goed' krijgen. Met de introductie van de waardering ‘goed’ krijgen scholen een stimulans om zich te verbeteren.

De afgelopen jaren heeft de Inspectie deze nieuwe werkwijze in pilots getest. De ervaringen zijn zo goed dat minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker deze nu breed doorvoeren. Doordat het aantal (zeer) zwakke scholen en opleidingen sterk is gedaald, is er ruimte ontstaan voor gedifferentieerd toezicht, schrijven ze.

In het primair onderwijs, het speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo is de waardering ‘goed’ nieuw voor scholen en opleidingen. Een school die als ‘goed’ wordt gewaardeerd voldoet aan deugdelijkheidseisen en stelt niet alleen hoge ambities maar maakt deze ook waar. Basisscholen, scholen voor speciaal onderwijs en scholen in het voorgezet onderwijs kunnen sinds enkele jaren al het predicaat 'excellent' verdienen. Scholen melden zich hier vrijwillig voor aan en een jury beoordeelt het verzoek. Besturen en scholen kunnen straks ook de inspectie vragen of ze in aanmerking komen voor de waardering ‘goed’. Hiernaast blijven de oordelen zeer zwak, zwak en voldoende bestaan.

Medezeggenschap in onderwijs versterkt

Nieuwsbericht | 14-06-2016

De Eerste Kamer heeft  ingestemd met het wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht van minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker (Onderwijs). Hierdoor wordt de medezeggenschap in het onderwijs versterkt. Studenten, leerlingen, ouders en docenten krijgen meer inspraak in alle onderwijssectoren.

Bestuurders worden voortaan benoemd op basis van openbare profielen, waar de medezeggenschap advies over heeft uitgebracht. Daarnaast adviseert de medezeggenschap over benoeming en ontslag van bestuurders. Ook moeten interne toezichthouders in het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs minimaal tweemaal per jaar overleggen met de medezeggenschap. In het hoger onderwijs bestond deze verplichting al. In het basis- en voortgezet onderwijs krijgt de medezeggenschap de bevoegdheid een besluit nietig te verklaren. De positie  van opleidingscommissies in het hoger onderwijs wordt ook versterkt, zodat deze zich directer met de kwaliteit van de opleiding kan bezighouden. Om de rol van medezeggenschap goed te kunnen vervullen, wordt de gehele medezeggenschap beter gefaciliteerd.

In het HBO wordt de studentassessor ingevoerd zoals die nu al gangbaar is op universiteiten. Een student mag de bestuursvergaderingen van zijn faculteit bijwonen en heeft daarin een adviserende stem. Ook wordt het mogelijk om collegegeldvrij te besturen:  bij een fulltime bestuurs- of medezeggenschapsfunctie kan je als student worden vrijgesteld van collegegeld en behoud je wel het recht op leenfaciliteit en ov-kaart. Ten slotte kan de geldigheidsduur van tentamenresultaten alleen nog worden beperkt wanneer er sprake is van verouderde kennis, inzicht of vaardigheden.

Pact moet aantal thuiszitters terugdringen

Nieuwsbericht | 13-06-2016

Staatssecretarissen Dekker (Onderwijs) en Van Rijn (Volksgezondheid) hebben in Utrecht een pact gesloten met de PO-Raad, de VO-raad, het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om het aantal thuiszitters omlaag te brengen. Ook heeft Dekker voormalig Kinderombudsman Marc Dullaert aangesteld om de afspraken uit dit Pact aan te jagen.

Doel is dat er in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder een passend aanbod. Afgelopen jaar zaten circa 10.000 kinderen voor korte of lange tijd thuis. ‘Dat aantal moet omlaag. Elk kind heeft recht op onderwijs’, vindt Dekker.

Daarbij kan Dullaert de regio’s waar het minder goed gaat, stimuleren en aanspreken..

Thuiszitterspact In het pact is het onderstaande vastgesteld:

  • Gemeenten en samenwerkingsverbanden van scholen gaan samen afspreken wie de knoop mag gaan doorhakken over een onderwijsplek als een kind dreigt thuis te komen zitten.
  • Gemeenten en samenwerkingsverbanden worden opgeroepen om een helder stappenplan op te stellen om thuiszitters tegen te gaan.
  • Daarnaast gaan gemeenten en samenwerkingsverbanden het aantal vrijstellingen van de Leerplichtwet terugdringen.
  • Ouders, en waar mogelijk het kind zelf,  worden altijd vanaf het begin betrokken bij het vinden van een passende onderwijsplek.

Voortaan zal er jaarlijks een Thuiszitterstop worden georganiseerd door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de voortgang in de gaten te houden.

Gemeenten moeten vrijstellingen leerplicht doorlichten

Nieuwsbericht | 03-06-2016

Staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs) heeft alle Nederlandse gemeenten per brief opgeroepen om vrijstellingen voor kinderen met een psychische of fysieke beperking nog eens goed te bekijken. Indien mogelijk moet leerlingen met een vrijstelling van de leerplicht alsnog een vorm van onderwijs worden aangeboden. Dekker hoopt dat daardoor meer kinderen een passend aanbod krijgen.

Toename De afgelopen jaren krijgen steeds meer kinderen een vrijstelling op grond van artikel 5a van de Leerplichtwet. Dat wetsartikel zorgt ervoor dat kinderen met een zware lichamelijke of psychische beperking niet naar school hoeven. De afgelopen vijf jaar was echter een stijging te zien van 60 procent (van 3100 in schooljaar 2010/2011 tot ruim 5000 in 2014/2015).

Recht op onderwijs Vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek wil Dekker dat gemeenten nu al goed kijken of niet te snel naar een vrijstelling wordt gegrepen.

Overigens is bij een deel van de kinderen overduidelijk dat zij terecht een vrijstelling hebben gekregen, zoals bij zwaar gehandicapte kinderen die in een zorginstelling zijn opgenomen. Voor die groep hoeven gemeenten geen onderwijsaanbod te doen.

Thuiszittersstop Dekker zet in op het bieden van passend onderwijs aan elk kind. Naast het doorlichten van de vrijstellingen werkt hij ook aan het terugdringen van het aantal thuiszitters. In het schooljaar 2014/2015 zaten – naast de kinderen met een vrijstelling - een kleine 10.000 leerlingen voor kortere of langere tijd thuis. Het doel is dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder passend aanbod.

Grote vraag naar muziekonderwijs

Nieuwsbericht | 10-05-2016

Muziekonderwijs leeft weer in het basisonderwijs. 728 scholen willen al vanaf komend schooljaar starten met meer en beter muziekonderwijs in de klas. Daarnaast zijn de activiteiten van het platform Méér Muziek in de Klas een enorm succes. Het is Bussemakers ambitie dat in 2020 muziek op alle basisscholen weer vanzelfsprekend is.

Grote belangstelling muziekonderwijs 728 scholen hebben een subsidie aangevraagd bij het Fonds voor Cultuurparticipatie om muziekonderwijs op hun school een impuls te geven. Ook zijn er 375 inzendingen voor de muziekwedstrijd BZTshow XXL binnen gekomen, de scholenwedstrijd die Méér Muziek in de Klas organiseert in samenwerking met de KRO-NCRV. Tijdens de Music University Days hebben ruim 300 leerkrachten een workshop muziekonderwijs bij een van de conservatoria en pabo’s gevolgd. In totaal hebben meer dan 1.000 van de 7.000 basisscholen meegedaan aan een van de initiatieven om muziekonderwijs op hun school te verbeteren. Dat betekent dat 15% van de basisscholen betrokken is.

Impuls Muziekonderwijs Minister Bussemaker stelt de komende jaren €25 miljoen euro beschikbaar om het muziekonderwijs in Nederland te verbeteren. Door de regeling Impuls Muziekonderwijs kunnen scholen subsidie aanvragen om de deskundigheid van hun leerkrachten te vergroten. Met het extra geld kunnen leraren getraind worden in het geven van muziekonderwijs en samenwerken met partijen uit het muziekveld, zoals muziekscholen, harmonieën, brassbands, fanfares, orkesten en poppodia.

Scholen kunnen hun aanvraag indienen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie. In de eerste ronde van deze subsidieregeling heeft het Fonds 728 aanvragen van scholen ontvangen. Deze scholen willen vanaf volgend jaar meer en beter muziekonderwijs op hun school. Om aan deze grote vraag tegemoet te komen, heeft minister Bussemaker besloten dat alle aanvragen dit jaar behandeld en beoordeeld kunnen worden. Het gereserveerde budget van de derde subsidieronde in 2017 wordt nu al beschikbaar gesteld aan het Fonds voor deze aanvragen. Volgend schooljaar kan een grote groep scholen zich inzetten om hun kinderen structureel met muziek aan de slag te laten gaan. De scholen die mee doen, zijn zeer divers. Ook kinderen die niet van huis uit muziek maken, komen door de impuls in aanraking met muziek.

Toptalenten steeds beter bediend op school

Nieuwsbericht | 14-03-2016

Het aantal toptalenten dat zich op school zit te vervelen is in 2 jaar bijna gehalveerd. Steeds meer scholen bieden onderwijs op maat aan voor hun talentvolle leerlingen. Zo kunnen leerlingen bij een vak waarin ze écht goed zijn examen doen op een hoger niveau en wordt de pilot ‘versneld VWO’ (in 5 jaar) uitgebreid. Dit zijn de eerste resultaten van het Plan van Aanpak Toptalenten 2014 – 2018. De maatregelen voor toptalenten passen in het streven naar kwaliteitsverbetering van het onderwijs aan alle leerlingen en de ontwikkeling van maatwerk voor alle leerlingen. Bij de nulmeting in 2014 gaf een kwart (24%) van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs aan zich bijna altijd of vaak te vervelen op school; onder toptalenten was dit zelfs ruim de helft (56%). Aan de leerlingen van de basisschool is dat toen niet gevraagd. Nu, in 2016, geeft 14% van alle leerlingen aan zich regelmatig te vervelen en is dit bij toptalenten gedaald naar een kwart (24%). Op de basisschool, waar nu ook gemeten is, gaat het om 16% van alle leerlingen.

Deze verbetering komt door de toegenomen aandacht voor toptalenten. Steeds meer leraren doen, naast het goed ondersteunen van leerlingen met een (dreigende) achterstand, ook iets extra’s voor toptalenten in hun les. In het basisonderwijs steeg dit van 85% in 2014 naar 98% nu, in het voortgezet onderwijs ging het van 52% naar 76%.

In de Voortgangsrapportage Plan van Aanpak Toptalenten, die staatssecretaris Sander Dekker in maart 2016 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, staan de maatregelen beschreven die tot de stijging van het aanbod van maatwerk en de daarmee samenhangende daling van de verveling op school hebben geleid. Sinds 2015 ontvangen scholen, via het sectorakkoord, extra geld voor toptalenten in het po, vmbo, havo en vwo. Dit budget groeit het komend jaar verder. Dit stelt scholen in staat meer uitdagend onderwijs aan te bieden, met soms een versnelling en vaker een verbreding of verrijking van de lesstof. Dit wordt zichtbaar in plusdocumenten waarin de bijzondere prestaties zijn opgenomen en in de mogelijke vermelding van ‘cum laude’ op het vo-diploma. Docenten worden beter toegerust om toptalenten te begeleiden en stimuleren en te differentiëren in de klas door o.a. de digitaal beschikbare toolbox die het ICLON (Universitaire Lerarenopleiding Leiden) en de Rijksuniversiteit Groningen hebben ontwikkeld.

De stijgende lijn moet worden doorgezet. De komende 2 jaar wordt daarom de ruimte voor maatwerk op scholen verder verruimd en worden scholen gestimuleerd om de bestaande ruimte ook te benutten. Daarnaast wordt gewerkt aan het versterken van een doorgaande leerlijn voor toptalenten door bij de overgang van de basisschool naar voortgezet onderwijs, en van daar naar beroepsonderwijs, hogeschool of universiteit, de extra ervaringen en resultaten beter inzichtelijk te maken en over te dragen. Leraren zien zelf ook nog mogelijkheden voor nog verdere verbetering en geven aan daarvoor meer tijd, training & opleiding en ruimte nodig te hebben. Om docenten nog beter te ondersteunen in het bieden van maatwerk voor hun toptalenten spelen schoolleiders zowel in de praktische organisatie in de school als in het bieden van ruimte voor professionalisering en kennisdeling een belangrijke rol. Om dit alles te stimuleren zijn er regionale talentnetwerken opgericht waar inmiddels ca. 600 scholen en lerarenopleidingen bij zijn aangesloten.

Staatssecretaris Dekker pakt onbevoegd lesgeven aan

Nieuwsbericht | 29-02-2016

Alle lessen in het voortgezet onderwijs moeten worden gegeven door daartoe bevoegde leraren (of leraren in opleiding) om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen en te verbeteren. Dit is afgesproken in het Nationaal Onderwijsakkoord. Besturen en scholen moeten onbevoegde leraren stimuleren om een bevoegdheid te halen. Dat kondigt staatssecretaris Sander Dekker (onderwijs) in februari 2016 aan in zijn plan van aanpak om onbevoegden voor de klas terug te dringen. Met deze aanpak ontstaat een sluitende aanpak waardoor leerlingen en ouders erop kunnen vertrouwen dat lessen worden gegeven door een hiervoor bevoegde leraar.

Ruim driekwart van de lessen in het voortgezet onderwijs wordt al gegeven door een daartoe bevoegde leraar. Daarnaast wordt zeven procent van de lessen verzorgd door leraren die anderszins benoembaar zijn, zoals leraren in opleiding. Bijna zestien procent van de lessen wordt nog door leraren gegeven die voor dat specifieke vak onbevoegd zijn. Dat is teveel. Staatssecretaris Dekker wil dat álle lessen door bevoegde of benoembare leraren worden gegeven.

Huidige situatie Op dit moment worden leraren door hun leidinggevenden nog onvoldoende gestimuleerd om hun kwalificaties binnen de gestelde tijd te halen. Vaak zijn schoolbesturen zich niet voldoende bewust van de wettelijke termijnen en voorwaarden die gelden rondom de benoeming van leraren. Jonge leraren richten zich bijvoorbeeld al snel volledig op het lesgeven waardoor de afronding van hun opleiding erbij in schiet. Of schoolleiders vragen leraren gaten in het rooster op te vullen, zonder dat zij daarvoor het juiste diploma hebben of in opleiding zijn.

Aanpak Besturen, schoolleiders en leraren zijn als eerste aan zet als het gaat om het halen van een bevoegdheid. Vanaf 2016 gaan schoolbesturen daarom de gegevens over bevoegdheden per school in kaart brengen. Ouders en leerlingen kunnen deze cijfers bekijken via de website www.scholenopdekaart.nl. Zo wordt voor alle betrokkenen duidelijk zichtbaar hoeveel lessen door onbevoegde docenten worden gegeven en met die informatie kunnen scholen daar verbetering in aanbrengen.

De Inspectie van het Onderwijs zal in 2016 en 2017 op 200 afdelingen onderzoeken of het bestuur voldoet aan de wettelijke benoembaarheidseisen. Als leraren zonder enige bevoegdheid een vak geven waar een lerarenopleiding voor vereist is, moeten deze leraren binnen de wettelijke termijn met de opleiding voor die bevoegdheid starten. Gebeurt dat niet, dan volgen sancties. In uiterste gevallen kan de bekostiging worden opgeschort of ingehouden.

Daarnaast moet het aanbod van lerarenopleidingen beter worden afgestemd op de bijscholingsvraag van scholen. De eerste stappen op dit gebied zijn zichtbaar. Zo wordt het bijvoorbeeld mogelijk de educatieve minor voor een beperkte tweedegraadsbevoegdheid ook na de bachelor te volgen. Verder komen er steeds meer mogelijkheden om flexibel modules te volgen, die uiteindelijk leiden tot een bevoegdheid.

Minder jongeren voortijdig van school

Nieuwsbericht | 15-02-2016

De daling van het aantal voortijdig schoolverlaters zet door. Het aantal jongeren in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs dat vorig schooljaar voortijdig de schoolbanken verliet daalde met 1200 naar 24.451. Daarbij wisten vooral mbo-scholen veel voortgang te boeken. De uitval daalde daar naar 5%. Dat maakte minister Jet Bussemaker (Onderwijs) in februari 2016 bekend.

Het Hoornbeeck College boekte van alle ROC’s het beste resultaat. Bij de mbo-instelling gingen door een stevige verzuimaanpak het afgelopen jaar 37% minder jongeren voortijdig van school, het uitvalpercentage daalde naar 1,3%. Op plaats 2 en 3 staan het ROC Kop van Noord-Holland (-34%) en het ROC Friesland College (-24%). Het ROC Drenthe College en het Groningse Alfa College en sluiten ‘de top 5 best presterende ROC’s’ af met allebei een daling van 18% minder voortijdig schoolverlaters.

Compliment van minister aan scholen en gemeenten Minister Jet Bussemaker is erg te spreken over de daling van het aantal jongeren dat vorig schooljaar voortijdig de schoolbanken verliet. Opvallend daarbij is dat de grootste daling te vinden is onder de groep jongeren die ouder is dan 18 jaar. “Een groot compliment aan scholen, wethouders en leerplichtambtenaren. Het is erg goed dat meer jongeren met succes hun opleiding afronden en daardoor een beter toekomstperspectief hebben. Toch geldt dit helaas nog niet voor alle jongeren. Dat brengt hen vaak in een kwetsbare positie, niet alleen op de arbeidsmarkt maar vooral ook in de samenleving. We zien dat veel van deze jongeren vatbaarder zijn om op het criminele pad te belanden of bijvoorbeeld met drugs in aanraking te komen. We moeten daarom alles op alles zetten om te voorkomen dat deze jongeren buiten de boot vallen. Ik blijf er daarom op hameren; elke jongere die zonder diploma de school verlaat is en blijft er echt één teveel."

Daling aantal schoolverlaters in vier grote steden Ook in de vier grote steden gingen minder jongeren voortijdig van school. In Utrecht daalde dat aantal met een kwart. Rotterdam volgt met een daling van 14% minder schoolverlaters. Amsterdam wist 11% meer jongeren in de schoolbanken te houden, op de voet gevolgd door de stad Den Haag waar 10% minder jongeren van school gingen zonder startkwalificatie op zak.

Kabinetsdoelstelling gehaald Gingen in het schooljaar 2001-2002 nog zo’n 71.000 jongeren voortijdig van school, zo’n veertien jaar later is dit aantal gedaald tot 24.451. Hiermee is de kabinetsdoelstelling van 25.000 vsv’ers in 2016 behaald.

Aanscherpen doelstelling In Europees verband behoort Nederland tot de koplopers in het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Vergeleken met de 28 EU-lidstaten als geheel (11,2%) heeft Nederland een relatief laag percentage schooluitvallers (8,7%). Ondanks dit positieve resultaat wil Bussemaker niet achterover leunen. De bewindsvrouw scherpt de doelstelling verder aan tot maximaal 20.000 voortijdig schoolverlaters in 2021. Scholen worden financieel gestimuleerd om werk te maken van de aanpak van voortijdig schoolverlaten. ‘Scholen die geen werk maken van schooluitval, laten dus geld op de plank liggen dat ze in beter onderwijs kunnen investeren,’ aldus Bussemaker.

Definitie Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren die van school gaan zonder een diploma dat hen voldoende kansen biedt op de arbeidsmarkt (startkwalificatie). Dit is een diploma op het niveau van havo, vwo, mbo 2 of hoger. Jongeren tot achttien jaar hebben een kwalificatieplicht. Zij moeten onderwijs volgen totdat ze een startkwalificatie hebben behaald.

Scholen aan de slag met versneld vwo

Nieuwsbericht | 08-02-2016

Vanaf volgend schooljaar (2016/2017) gaan 24 middelbare scholen versneld vwo aanbieden aan toptalenten. Deze leerlingen mogen het vwo in vijf jaar doorlopen in plaats van de reguliere zes jaar. Hierdoor worden talentvolle leerlingen extra uitgedaagd en krijgen ze de ruimte om zich te verdiepen.

Staatssecretaris Sander Dekker: ‘Sinds twee jaar staat onderwijs aan toptalenten nadrukkelijk op de agenda van scholen. Steeds meer scholen maken werk van uitdagend onderwijs - ook voor leerlingen die méér aankunnen. Vroeger gebeurde het te vaak dat leerlingen hun opleiding voltooiden zonder ooit echt uitgedaagd te zijn geweest. Ik ben blij dat die tijd voorbij is. Versneld vwo is een prachtige vorm voor leerlingen die goed en makkelijk kunnen leren.'

Voorlopers Momenteel volgen leerlingen op twee middelbare scholen al versneld vwo. Het Pallas Athene College in Ede en het Ludger College in Doetinchem hadden vorig jaar als enige scholen toestemming om hiermee te starten. De eerste ervaringen zijn positief. De scholen werken aan een passend curriculum voor getalenteerde leerlingen, met aandacht voor versnelling, verbreding en verdieping met een bijpassend didactisch concept.

Voorwaarden Scholen moeten voldoen aan een aantal voorwaarden om versneld vwo aan te bieden. Zo mag een school niet zwak of zeer zwak zijn, moet het versneld vwo worden ingericht naast het reguliere vwo en moeten leerlingen gemakkelijk kunnen terugstromen in het reguliere programma als zij het niet redden in het versnelde programma. Bovendien moet de Medezeggenschapsraad van de school instemmen met versneld vwo en werkt de school mee aan een evaluatieonderzoek. Na 5 jaar wordt besloten of versneld vwo regulier in de wet wordt verankerd. Scholen kunnen ieder jaar in oktober een aanvraag indienen bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en mogen het volgende schooljaar starten als de aanvraag wordt goedgekeurd.

Versneld vwo is een van de maatregelen uit het Plan van Aanpak Toptalenten 2014-2018. In dat plan staan 20 maatregelen die basisscholen en middelbare scholen helpen om toptalenten meer aandacht te geven.

Vlag gaat uit bij 130 scholen

Nieuwsbericht | 18-01-2016

In januari 2016 hebben 130 scholen gehoord dat ze zich de komende drie jaar excellent mogen noemen. 210 scholen voor basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs hadden zich aangemeld om voor het predicaat in aanmerking te komen. Welke scholen door de jury uitverkoren zijn is via de website van de onderwijsinspectie te vinden.

Een onafhankelijke jury, onder voorzitterschap van Jet de Ranitz, heeft de scholen bezocht. Deze beoordeelde of de school een speciale erkenning verdient. Inspecteur-generaal van het Onderwijs Monique Vogelzang heeft de predicaten toegekend.

Een excellente school is in ieder geval een school waarvan de onderwijskwaliteit van goed niveau is. Ze onderscheidt zich van andere goede scholen door te excelleren in een bepaald gebied. Het kan bijvoorbeeld gaan om:

  • een innovatief onderwijsaanbod;
  • een bijzondere manier van om gaan met verschillen tussen leerlingen;
  • een inspirerende manier van lesgeven;
  • of een onderscheidende manier om de maatschappelijke taak in te vullen.

De afgelopen drie jaar werd het traject excellente scholen georganiseerd door het ministerie van OCW. Sinds dit jaar is de Inspectie van het Onderwijs eindverantwoordelijk. Nieuw is dat de predicaten niet één, maar drie jaar geldig blijven.

Meer ruimte voor nieuwe scholen

Nieuwsbericht | 13-01-2016

De vrijheid van onderwijs viert volgend jaar haar honderdjarig jubileum, maar de uitwerking van artikel 23 in de Grondwet is al lang niet meer van deze tijd. Dat moet anders, kondigde staatssecretaris Dekker in juli 2015 al aan. De afgelopen maanden is in overleg met een groot aantal partijen hard gewerkt aan een modernere uitwerking. Inmiddels ligt er een conceptwetsvoorstel ‘Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen’. Vanaf 13 januari 2016 konden belanghebbenden en betrokkenen reageren op het voorstel door deel te nemen aan een internetconsultatie.

Dekker: “De vrijheid van onderwijs is een groot goed, maar de wijze waarop we hier invulling aan geven biedt niet half zoveel ruimte als het artikel doet vermoeden. Vernieuwende initiatieven krijgen te weinig kans, terwijl scholen die slecht onderwijs geven wél kunnen starten. Dit voorstel zorgt voor de dynamiek, de ruimte en de innovatie die nodig zijn om de onderwijssector eigentijds en gezond te houden.”

Eigentijdse interpretatie van de grondwet Het wetsvoorstel van Dekker wijzigt de procedure voor het starten van nieuwe openbare en bijzondere scholen in het funderend onderwijs, zodat deze beter aansluit bij de daadwerkelijke belangstelling van leerlingen en ouders. Daarmee komt er meer ruimte voor nieuwe initiatieven, initiatieven op basis van een geloofsovertuiging maar ook initiatieven op basis van pedagogische grondslag.

Uitgaan van daadwerkelijke belangstelling voor een school Dit draagt bij aan meer variëteit in het onderwijs. Om dit te bereiken wordt het begrip ‘richting’ geschrapt uit een aantal onderwijswetten. De richting speelt geen rol meer bij het besluit om een school voor bekostiging in aanmerking te laten komen. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om de huidige prognose om op basis van richting voldoende leerlingenpotentieel aan te tonen, te vervangen door een meting van daadwerkelijke belangstelling voor een nieuwe school. Een initiatief kan daarvoor gebruik maken van ouderverklaringen of een marktonderzoek.

Waarborgen voor kwaliteit Daarnaast stelt Dekker voor om het oordeel over een nieuwe school te baseren op waarborgen voor de te verwachten kwaliteit. Dit sluit ook aan bij de verantwoordelijkheid van de regering om zorg te dragen voor de onderwijskwaliteit zoals opgenomen in artikel 23. In de huidige systematiek speelt de te verwachten kwaliteit geen enkele rol bij het besluit om een school al dan niet te bekostigen. Juist met het creëren van meer mogelijkheden voor nieuwe scholen, is het nodig om ervoor te zorgen dat alleen de goede scholen van start gaan. Meer ruimte voor nieuwe scholen vereist dus dat er meer waarborgen zijn dan nu om de onderwijskwaliteit te verzekeren. Daarom introduceert het voorstel een kwaliteitstoets voorafgaand aan de start van een school.

Procedure De sluitingsdatum van de internetconsultatie was eind februari. Na afloop van de consultatie worden de reacties verwerkt en wordt het concept wetsvoorstel volgens de geldende procedures voorgelegd aan een aantal adviesorganen zoals de Onderwijsraad en de Raad van State. Streven is om het wetsvoorstel begin 2017 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Bron van alle artikelen: Rijksoverheid