Beoordeling en leerlingevaluatie in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs
De leerlingevaluatie in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs vindt in grote lijnen op dezelfde manier plaats, zie daarom voor meer informatie hoofdstuk 6.3.
De doorlopendeevaluatie
vindt meerderekeren per jaar plaats en op de meeste scholen krijgen de leerlingen gemiddeld drie a vier keer per jaar een rapport.
Scholen hebben hier een eigen systeem voor.
De Wet op het voortgezet onderwijs heeft verplichtingen waar het schoolbestuur aan moet voldoen.
De summatieve evaluatie komt tot stand door gebruik te maken van toetsen en observaties.
Het vaststellen van de kerndoelen gebeurt onder verantwoordelijkheid van de minister. In deze kerndoelen staat beschreven welke kennis en vaardigheden de leerlingen aan het eind van de onderbouw moet hebben opgedaan:
De school toetst vorderingen bij leerlingen. Het schoolbestuur geeft de leerlingen aan het eind van het tweede leerjaar een advies over het door hen verder te volgen onderwijs: vmbo, havo of vwo.
Leerlingen die niet in staat zijn om alle kerndoelen te halen, kunnen in aanmerking komen voor vrijstellingen van de kerndoelen of van een of meer vakken van de onderbouw.
Een door het bevoegd gezag (schoolbestuur) van de school ingestelde commissie beslist over de vrijstellingen.
Overgang leerlingen
Vmbo-leerlingen die de theoretische leerweg met een diploma hebben afgesloten, kunnen doorstromen naar het vierde leerjaar van het havo. Met een havodiploma kunnen leerlingen ook worden toegelaten tot het vijfde leerjaar van het vwo, hiervoor gelden wel bepaalde eisen. Voor meer informatie over de doorstroom binnen het voortgezet onderwijs, zie hoofdstuk 6.4.
Examens, diploma en getuigschrift
Het eindexamen bestaat in de regel uit 2 delen: het schoolexamen en het centraal examen. Het Ministerie van OCW stelt de examenprogramma's voor het gehele eindexamen vast:
Hierin staat wat de examenstof is en hoe de examenstof is verdeeld over het schoolexamen en het centraal examen.
In het examenprogramma staat bovendien uit hoeveel toetsen het centraal examen bestaat en hoe lang deze toetsen duren. Voor het schoolexamen bepaalt de school zelf het aantal toetsen.
Iedere school maakt ieder jaar een programma van toetsing en afsluiting, dat naar de onderwijsinspectie moet worden gestuurd. Scholen kunnen hierbij de handreikingen gebruiken die door SLO worden samengesteld voor elk niveau .
In het programma van toetsing en afsluiting (pta) staat onder andere:
hoe de examenstof is verdeeld over het schoolexamen en welke lesstof wanneer wordt getoetst.
er staat ook in hoe de cijfers voor het schoolexamen tot stand komen: hoe zwaar alles meetelt, het recht op herkansing, enzovoort.
Het schoolexamen bestaat doorgaans uit:
2 of meer toetsen per vak. Dit kunnen mondelinge, praktische en schriftelijke toetsen zijn.
Er zijn ook 'praktische' onderdelen ('handelingsdelen') die slechts beoordeeld worden of ze naar behoren uitgevoerd zijn.
Voordat het centraal examen begint, moeten de schoolexamens afgerond zijn en de resultaten gemeld aan de onderwijsinspectie.
Het centraal examen bestaat voor een deel uit:
toetsen met open en gesloten vragen en voor een ander deel uit praktische opdrachten en wordt beoordeeld met een cijfer.
Sommige vakken worden uitsluitend afgesloten met een schoolexamen.
Het centraal examen kent 3 tijdvakken, in mei, juni en augustus. In mei doen alle leerlingen examens. De andere tijdvakken zijn bestemd voor herkansers en inhalers.
De directeur bepaalt voor iedere leerling de eindcijfers. Het eindcijfer is het gemiddelde van het schoolexamencijfer en het cijfer voor het centraal examen. Alle cijfers samen bepalen of een leerling geslaagd is voor het eindexamen. Voor vakken met alleen een schoolexamen is het cijfer voor het schoolexamen, na afronding, het eindcijfer.
De cijferschaal loopt van 0 tot 10. Een kandidaat die het eindexamen havo of vwo heeft afgelegd is geslaagd als:
Wanneer de kandidaat voor alle examenvakken eindcijfers van 5.5 of hoger heeft gehaald. Aanvullend geldt een van de volgende voorwaarden:
Alle eindcijfers zijn een 6 of meer;
1 eindcijfer is een 5 en alle andere eindcijfers een 6 of meer;
1 eindcijfer is een 4 en de overige eindcijfers zijn een 6 of hoger én het gemiddelde van alle eindcijfers is een 6.0 of hoger;
voor 2 vakken zijn de eindcijfers 4 en 5 of 2 x 5 en het gemiddelde van alle eindcijfers is 6.0 of meer.
Er niet meer dan één 5 is gehaald voor de volgende vakken:
- Wiskunde (behalve wiskunde D);
- De rekentoets: het resultaat van de rekentoets telt voor vwo- leerlingen ook mee voor het behalen van het diploma. De kandidaat moet een 5 of hoger halen voor de rekentoets om te slagen.
Diplomering De leerlingen die het eindexamen volledig hebben afgelegd, krijgen van de directeur van de school een cijferlijst. Op deze lijst staan de cijfers voor het schoolexamen, de cijfers voor het centraal examen, de eindcijfers en de uitslag van het eindexamen. Wie geslaagd is, ontvangt een diploma. Indien een leerling niet slaagt, ook niet na eventuele herexamens, kan hij de volgende stappen zetten om alsnog zijn diploma te halen:
de leerling kan besluiten het eindexamenjaar nog een keer te doen;
de leerling kan besluiten het diploma te behalen in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo);
de leerling kan proberen het diploma te behalen bij de staatsexamencommissie.
Examendossier
Het examendossier is het geheel van de onderdelen van het schoolexamen zoals gedocumenteerd in een door de school gekozen vorm (bijvoorbeeld een cijferlijst of werkstukken).
De eisen voor het schoolexamen zijn vastgelegd in de examenprogramma's. Deze worden vastgesteld door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ze omvatten alle onderdelen waaruit het examendossier voor een vak bestaat. Niet alle onderdelen van het schoolexamen vinden in het laatste schooljaar plaats.
Per school kan worden bepaald wanneer de onderdelen van het examendossier worden uitgevoerd. Sommige vakken met alleen een schoolexamen kunnen al eerder, bijvoorbeeld aan het einde van het vierde schooljaar, worden geëxamineerd.
Onder een centraal examen wordt een toets verstaan, waarbij leerlingen gelijke (of gelijkwaardige) opgaven krijgen voorgelegd. Alle leerlingen worden beoordeeld aan de hand van landelijk vastgestelde normen. Het centraal examen wordt per schoolsoort op een door de overheid vastgesteld tijdstip afgenomen.
Examenprogramma's van de Vernieuwde Tweede Fase
De Vernieuwde Tweede Fase (VTF) geldt voor alle leerlingen die vanaf het schooljaar 2007-2008 in leerjaar 4 van het havo en het vwo begonnen. De bijbehorende centrale examens zijn voor het havo voor het eerst in 2008-2009 en voor het vwo voor het eerst in 2009-2010 afgenomen. Uitwerkingen voor het schoolexamen in de VTF zijn in de vorm van 'handreikingen' door de SLO opgesteld. Deze zijn – in tegenstelling tot de stofomschrijvingen voor het centraal examen – niet verplichtend, maar kunnen als leidraad helpen bij het ontwikkelen van toetsen.
De examenprogramma's voor geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappijleer zijn in de VTF gewijzigd, de andere examenprogramma's bevatten inhoudelijk weinig nieuwe elementen. Wel zijn er principiële verschillen tussen de Tweede Fase Oude Regeling en de VTF wat betreft de beschrijving van de examenprogramma's. Dat geldt voor alle vakken. Andere verschillen zijn:
de omvang van de beschrijvingen van de programma's, vanwege globale stofomschrijvingen;
voor bijna alle vakken tijdens de VTF geldt dat niet het gehele programma in het centraal examen wordt getoetst;
bovenop de onderdelen die beschreven staan in het examenprogramma kunnen 'eigen' onderdelen geplaatst worden;
examenprogramma's tijdens de VTF bevatten geen vormvoorschriften en voorschriften voor de weging meer;
gedeeltelijke of zelfs volledige inhoudelijke herziening van verschillende examenprogramma's;
volledig nieuw zijn de examenprogramma's van geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer en natuur, leven en technologie (NL&T);
de ordening binnen de wiskundevakken is ingrijpend gewijzigd .
Vervroegd examen
Het bevoegd gezag kan leerlingen in het voorlaatste leerjaar in de gelegenheid stellen deel te nemen aan het centraal examen in een of meer vakken van het eindexamen. De voorwaarden om vervroegd examen te mogen doen, zijn:
• De leerling zit in het voorlaatste leerjaar.
• De leerling heeft het schoolexamen in het betreffende vak (of vakken) afgelegd voordat het centrale examen door de leerling wordt afgelegd.