Leerlingevaluatie
Doorlopende evaluatie vindt meerdere keren per jaar plaats. Op de meeste scholen krijgen de leerlingen over het algemeen drie à vier keer per jaar een rapport waarop de ouders/verzorgers de resultaten kunnen aflezen. Sommige scholen geven ook nog tussenrapporten, waardoor de vorderingen van de leerlingen om de zes weken te zien zijn. De cijfers op de rapporten worden gebaseerd op een groot aantal gegevens over de prestaties van de leerlingen. Scholen hebben daar allemaal hun eigen systeem voor, maar in grote lijnen gaat het om de gecombineerde resultaten van:
- schriftelijke en mondelinge overhoringen van huiswerk;
- schriftelijke toetsen of proefwerken;
- beoordelingen van werkstukken.
De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) geeft verplichtingen waar het schoolbestuur aan moet voldoen. Zo moet het schoolbestuur het aanbod zo vormgeven dat het voldoet aan de kerndoelen en referentieniveaus. Het vaststellen van de kerndoelen gebeurt onder verantwoordelijkheid van de minister. In deze kerndoelen staat beschreven welke kennis en vaardigheden de leerlingen aan het eind van de onderbouw moet hebben opgedaan. De school toetst vorderingen bij leerlingen. Meestal worden de vorderingen van de leerling besproken met de ouders/ verzorgers van de leerling.
De summatieve evaluatie komt tot stand door gebruik te maken van toetsen en observaties. Bij het voortgezet onderwijs vindt er in het laatste jaar een centraal examen plaats. Deze uitslag vormt samen met het schoolexamen de examenuitslag.
Progressie van leerlingen
In het schoolplan beschrijft de school de hoofdlijnen van het eigen beleid. Ook het onderwijskundig beleid wordt hierin opgesteld met onder andere de regels voor de overgang naar hogere leerjaren. Aan het einde van het tweede leerjaar brengen scholen een advies uit waarin staat welke algemene richting de leerling het beste kan volgen: vmbo, havo of vwo.
Er zijn geen wettelijke regels die zeggen hoe lang een leerling over vmbo, havo of vwo mag doen. In het schoolreglement van de meeste scholen staat dat leerlingen:
- maximaal 1 keer mogen blijven zitten in dezelfde klas;
- 1 keer mogen zakken voor het examen;
- of 2 keer mogen blijven zitten in verschillende klassen.
In de schoolgids staat welke regels de school van het kind gebruikt.
Diplomering
Vmbo
Het eindexamen vmbo bestaat voor ieder vak uit een schoolexamen (in het geval van lichamelijke opvoeding, maatschappijleer en kunstvakken I) of uit een schoolexamen en een centraal examen (de overige vakken). Ook is de rekentoets een verplicht onderdeel, ook al telt de uitkomst hiervan nu nog niet mee. Wel komt het resultaat op de cijferlijst te staan.
- Het schoolexamen bestaat uit een examendossier. Het examendossier bevat verschillende onderdelen zoals een profielwerkstuk, dit is een praktische opdracht met betrekking op een thema uit de sector waarin de leerling het onderwijs volgt. De schoolexamens worden normaliter verspreid over het voorlaatste en laatste schooljaar, maar altijd vóór het centraal examen.
Alle leerwegen in het vmbo kennen een gemeenschappelijk deel, een profieldeel en een vrij deel. Het gemeenschappelijke deel omvat de Nederlandse en Engelse taal, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding en minimaal een van de vakken behorende tot beeldende vorming, muziek, dans of drama.
- Het centraal examen is opgedeeld in een centraal schriftelijk examen en een centraal schriftelijk en praktisch examen: Het centraal examen wordt normaliter in het laatste schooljaar afgenomen en kent drie tijdvakken. Het eerste is in mei, het tweede in juni en het derde in augustus. In mei doen alle leerlingen examen. De andere tijdvakken zijn bestemd voor herkansers en inhalers.
Het eindcijfer voor het eindexamen voor alle leerwegen van het vmbo komt als volgt tot stand: per vak of programma wordt het cijfer voor het schoolexamen gecombineerd met het cijfer voor het centraal examen. Een kandidaat is geslaagd als:
- het rekenkundig gemiddelde van zijn bij het centraal examen behaalde cijfers tenminste 5,5 is.
- de rekentoets gemaakt is.
- Hij/zij voor Nederlands minimaal een 5 heeft behaald.
- Hij/zij één 5 heeft behaald en verder 6 of hoger.
- Hij/zij één 4 heeft behaald, verder 6 of hoger, waaronder tenminste één 7 of hoger.
- Hij/zij twee vijven heeft behaald, verder 6 of hoger, waaronder tenminste één 7 of hoger.
- Hij/zij voor lichamelijke opvoeding en kunstvakken I 'voldoende' of 'goed' heeft behaald.
- In geval van theoretische of gemengde leerweg: het profielwerkstuk met 'goed' of 'voldoende' is beoordeeld.
Voor het beroepsgerichte vak in de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte leerweg geldt dat het eindcijfer als twee cijfers meetelt. Een onvoldoende als eindcijfer voor het beroepsgerichte vak telt als twee onvoldoendes. Een 7 telt dus als twee 7’s, en een 5 als twee 5-en. Met een 4 voor het beroepsgerichte vak is de leerling gezakt.
Voor leerlingen die via het leerwegondersteunend onderwijs het leerwerktraject volgen geldt een andere uitslagbepaling. Leerlingen in het leerwerktraject moeten tenminste examen doen in Nederlands en het beroepsgerichte vak en voor beide vakken minimaal een 6 behalen. Ook moeten ze de rekentoets afleggen.
Niet alle vakken worden beoordeeld met een cijfer:
- De vakken lichamelijke opvoeding, kunstvakken I (CKV) in het gemeenschappelijke deel en het profielwerkstuk worden altijd afgesloten met de beoordeling ‘onvoldoende’, 'voldoende' of 'goed';
- Het vak maatschappijleer wordt ook afgesloten in het schoolexamen, maar met een cijfer dat meetelt in de uitslagregeling.
Leerlingen die geslaagd zijn voor het vmbo ontvangen een vmbo-diploma waarop de gevolgde leerweg vermeld wordt. Leerlingen die een leerwerktraject hebben gevolgd ontvangen een diploma basisberoepsgerichte leerweg/leerwerktraject. Leerlingen die een school voor praktijkonderwijs verlaten, ontvangen een getuigschrift.
Bron: Examenbesluit VO