Academische begeleiding
Voor- en vroegschoolse educatie Kinderen tussen 2 en 5 jaar die minder snel zijn in hun taalontwikkeling dan leeftijdgenootjes, kunnen extra hulp krijgen door middel van voor- en vroegschoolse educatie. Hier worden de kinderen begeleid en zijn ze op een speelse manier bezig met het leren van woorden en het gebruiken van taal.
Primair onderwijs Leerlingen die dat nodig hebben kunnen extra begeleiding en ondersteuning op school krijgen. Als een kind op school een probleem heeft, kan de eigen leerkracht het kind meer aandacht en begeleiding geven. Sommige scholen hebben daar speciale leraren voor in dienst (remedial teachers). Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het begeleiden van kinderen naar een volgend jaar (overgaan) of naar het voortgezet onderwijs.
Voortgezet onderwijs De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is vaak heel groot. Daarom bieden scholen vaak speciale hulp om die verandering goed te kunnen verwerken. Dit gebeurt onder meer in de vorm van studielessen en huiswerkbegeleiding op school. Studielessen zijn bedoeld om leerlingen te leren hoe ze moeten studeren en hoe ze dat zelf kunnen organiseren. Bovendien maken mentoren leerlingen wegwijs op hun nieuwe school. Huiswerkbegeleiding bestaat meestal uit het maken van huiswerk op school. Daarbij wordt hulp geboden door een leraar.
Handelingsplan Als het kind een indicatie voor leerlinggebonden financiering (lgf of rugzak) heeft, stelt de school een handelingsplan op. Hierin staat de begeleiding van het kind opgesteld. Ook voor leerlingen in het speciaal onderwijs stelt de school een handelingsplan op.
In het handelingsplan staat:
- het niveau van het kind;
- de onderwijsdoelen voor het kind;
- de maatregelen om die doelen te bereiken;
- hoe de school extra uren begeleiding voor het kind inzet;
- welke externe deskundigen de school inschakelt;
- welke speciale voorzieningen de school treft;
- de manier waarop de school de vooruitgang van het kind registreert.
Rol ouders/verzorgers De school betrekt de ouders/verzorgers bij het opstellen van het handelingsplan. De school overlegt vooraf en laat ouders/verzorgers meebeslissen over het plan. De school bespreekt het handelingsplan minimaal één keer per jaar met de ouders/verzorgers. Ouders/verzorgers zijn verplicht om de afspraken uit het handelingsplan na te komen.
Psychologische begeleiding
Jeugdwelzijnsinstellingen, medische kinderdagverblijven of de Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG) bieden hulp als de school dat zelf niet kan. Scholen werken vaak samen met deze instellingen. De gemeente speelt hierin een belangrijke rol.
Scholen en jeugdzorg werken steeds meer samen in Zorg- en Adviesteams (ZAT’s). Dit zijn teams waarin scholen en professionals uit de jeugdhulpverlening samenkomen en bespreken welke aanpak het meest geschikt is voor leerlingen met problemen. De ZAT’s beoordelen signalen snel en vakkundig. Zij schakelen zo snel mogelijk de juiste hulp en ondersteuning in voor de leerling, de ouders en de leerkrachten. Zij werken niet alleen in het basisonderwijs, maar ook in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (mbo).
Als er heel grote leerproblemen of achterstanden zijn, is het vaak moeilijk een oorzaak te vinden. Daarom laat de school soms een onderzoek doen door een deskundige van buiten de school. Bijvoorbeeld door een psycholoog of een pedagoog van een schoolbegeleidingsdienst (onderwijsadviesbureau). De school vraagt altijd eerst toestemming aan de ouders. Ouders kunnen trouwens ook zelf hun kind laten testen door de schoolbegeleidingsdienst (zij betalen dan ook zelf de kosten). Onderwijsadviesbureaus helpen scholen bij het vernieuwen van hun onderwijsaanpak en het oplossen van onderwijsproblemen.
Met ingang van 1 augustus 2014 (invoering passend onderwijsstelsel) worden de samenwerkingsverbanden passend onderwijs verplicht om op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren met de gemeente(n). Met de invoering van de jeugdwet (waarmee de jeugdzorg gedecentraliseerd wordt naar de gemeenten) krijgen de gemeenten van hun kant ook de verplichting om OOGO te voeren over hun beleidsplan. Gemeenten en samenwerkingsverbanden krijgen dus de verplichting om met elkaar af te stemmen, zodat onderwijs en zorg voor jeugd meer samenkomen.
Loopbaanbegeleiding
Er zijn geen specifieke regels en afspraken op het gebied van loopbaanbegeleiding in de voor- en vroegschoolse educatie en het primair onderwijs.
In de onderbouw van het voortgezet onderwijs krijgen alle leerlingen in principe nog dezelfde vakken. Daarna moet een leerling kiezen voor een studie- of een beroepsrichting. Een leerling kiest dus niet direct bij binnenkomst in het voortgezet onderwijs voor vmbo, havo of vwo. De school bekijkt de individuele mogelijkheden. Verder krijgt een leerling een zogenoemde ‘oriëntatie op studie of beroep’. Daarin leert de leerling meer over allerlei beroepen en over de opleidingen die voor die beroepen nodig zijn. Deze oriëntatie vormt een vast onderdeel van de onderbouw.
Aan het eind van het tweede leerjaar krijgt de leerling een advies van school. Daarin staat meestal welke algemene richting de leerling het beste kan volgen: vmbo, havo of vwo. Als de school een leerling adviseert om naar het beroepsonderwijs te gaan, dan zal de school meestal ook aangeven welke beroepsrichting het meest voor de hand ligt. Het is van belang dat ouders ook betrokken worden in de keuze voor de loopbaan.