2018
Helderheid over schoolkosten mbo
Nieuwsbericht | 10-07-2018 | 06:02
Moet een student zelf een koksmes of kappersschaar kopen, of kan de student daarvoor bij de onderwijsinstelling terecht? Dit soort vragen behoren voortaan tot het verleden. MBO-instellingen stellen aan studenten dit type middelen ter beschikking die nodig zijn om onderwijs te volgen, examens te doen en zo het diploma te behalen. Deze spullen blijven eigendom van de onderwijsinstellingen. Dat is de uitkomst van overleg tussen JOB, de MBO Raad en het ministerie van Onderwijs. Onderwijsbenodigdheden die het eigendom zijn van studenten, zoals boeken en een laptop, schaffen studenten in principe zelf aan. Door deze uitkomst komt er voor iedereen helderheid over schoolkosten in het mbo. Studenten weten voortaan waar ze aan toe zijn en onderwijsinstellingen weten wat er van hen verwacht wordt.
Minister van Onderwijs Van Engelshoven reageert verheugd: “Het is goed dat er duidelijkheid is. Want door die duidelijkheid maken we het mbo nog toegankelijker. Iedereen moet onderwijs kunnen volgen. Ook als je portemonnee minder goed gevuld is.”
Ton Heerts, voorzitter van de MBO Raad: “Deze afspraken zijn een aanvulling op de acties die scholen jaarlijks al ondernemen met de studentenraden om de schoolkosten voor iedereen steeds zo laag mogelijk te houden. Als student mag je nog steeds je eigen benodigdheden aanschaffen, van koksmessen tot specifieke licenties voor creatieve opleidingen. Wil je dat niet, dan helpt de school je.”
Timon van Engen, voorzitter JOB: “JOB is erg blij met de overeenkomst waarin scholen de verantwoordelijkheid nemen voor de lesmaterialen die de student nodig heeft om zijn opleiding te volgen. Dit maakt het mbo toegankelijker. Iedereen zou moeten kunnen studeren en geld zou daarbij geen rol mogen spelen.”
Ook tijdens stage
De benodigdheden die een student tijdens een stage nodig heeft, worden in een leerbedrijf beschikbaar gesteld aan de student. Het leerbedrijf heeft vaak al veel gereedschap en dergelijke liggen. Mocht dat niet zo zijn, dan gaan het leerbedrijf, de onderwijsinstelling en de student in gesprek. Komen ze er niet uit, dan is de school verantwoordelijk om de student te begeleiden naar een andere stageplek.
Laptop en boeken
Daarnaast blijven er onderwijsbenodigdheden die de student zelf moet aanschaffen. Die spullen zijn eigendom van de student. Welke benodigdheden dat precies zijn is afhankelijk van de opleiding, maar hier vallen bijvoorbeeld een laptop en boeken onder. Het is belangrijk dat studenten niet op kosten worden gejaagd. Daarom bepalen onderwijsinstellingen samen met de studentenraad welke spullen nodig zijn. Dat kan en mag betekenen dat er verschillen zijn tussen mbo’s. De student kiest zelf waar hij de benodigdheden koopt. Studenten mogen niet onder druk gezet voelen om toch extra benodigdheden te kopen.
Voor sommige gezinnen zijn de kosten van deze onderwijsbenodigdheden te hoog. Daarom hebben onderwijsinstellingen voor minima-gezinnen een apart potje. Daardoor is het voor studenten financieel altijd mogelijk om een opleiding te volgen.
Bovendien hebben JOB, de MBO Raad en het ministerie van OCW nog eens bevestigd dat evenementen die geld kosten geen verplicht onderdeel mogen zijn van de opleiding. Bijvoorbeeld een excursie waarvoor kosten gerekend worden.
Periodieke evaluatie
Onderwijsinstellingen kijken periodiek of alle benodigdheden nog wel echt nodig zijn. Zij passen de lijsten wat studenten nodig hebben daarop aan. Zo wordt voorkomen dat studenten zaken moeten aanschaffen die ze niet gebruiken.
Meer ruimte voor regionale initiatieven in mbo
Nieuwsbericht | 15-06-2018
Mbo’s krijgen meer ruimte om te bepalen hoe zij hun kwaliteit kunnen verbeteren. Iedere instelling kan daardoor concreet aan de slag met hun eigen specifieke regionale situatie. Of de focus moet liggen bij de aansluiting van opleidingen bij de behoefte op het werkgebied, leven lang ontwikkelen, of een heel ander thema, bepalen de instellingen zelf. Daarin werken ze samen met belangrijke partners, zoals het bedrijfsleven, gemeenten en andere onderwijsinstellingen. Hierdoor komt er meer ruimte voor regionale initiatieven in het mbo, zoals afgesproken in het bestuursakkoord tussen het ministerie van OCW en de MBO Raad. De voorwaarden waarmee mbo’s zelf een ambitieuze kwaliteitsagenda opstellen, zijn vandaag gepubliceerd. Op basis van de plannen wordt er in totaal 1,6 miljard verdeeld voor de periode 2019 tot en met 2022.
“Uit deze aanpak blijkt een enorm vertrouwen in de sector”, zegt minister Van Engelshoven. “Vertrouwen dat het mbo dik verdient. Mbo’s kunnen aan de slag met precies die onderwerpen waarvan zij zelf vinden dat ze er het verschil kunnen maken. Ik ben ervan overtuigd dat mbo’s met ambitieuze plannen zullen komen. Zo worden studenten nóg beter voorbereid op hun toekomst.”
Ton Heerts, voorzitter van de MBO Raad: “Het mbo is het hart van de samenleving en arbeidsmarkt. En deze afspraken helpen de scholen beslist om, met hun partners, het onderwijs verder te ontwikkelen, landelijk en in de regio. De professionals in de scholen, bestuurders, docenten, instructeurs weten echt het beste hoe de kwaliteit verder omhoog kan.”
Kwaliteitsagenda
Mbo’s en vakscholen gaan belangrijke partners actief betrekken en drie landelijke speerpunten vertalen naar hun specifieke situatie. De drie speerpunten zijn ‘jongeren in een kwetsbare positie’, ‘gelijke kansen in het onderwijs’ en ‘onderwijs dat voorbereidt op de arbeidsmarkt van de toekomst’.
Of de kwaliteitsagenda’s voldoende ambitieus zijn en in samenwerking met de regio of werkgebied tot stand zijn gekomen, beoordeelt de commissie Kwaliteitsafspraken MBO. Deze commissie brengt hierover advies uit aan de minister van OCW. Ook beoordelen zij tussentijds en achteraf de uitvoering van de agenda’s. Op basis van deze beoordelingen wordt het geld verdeeld. Daarnaast informeert de commissie jaarlijks de minister, de MBO Raad en de mbo-instellingen waar het goed gaat en waar winst is te behalen.
Kabinet schrapt negatieve financiële prikkel in het mbo
Nieuwsbericht | 08-06-2018
Vanaf volgend jaar wordt er in de financiering van het mbo geen rekening meer gehouden met hoe lang een mbo-student over zijn of haar studie doet. Op dit moment krijgen scholen minder geld naarmate een student lang(er) in het mbo studeert. Door deze wijziging krijgen mbo-studenten meer tijd om hun diploma te halen. De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de mbo-bekostiging te wijzigen. Het voorstel wordt nu voorgelegd aan de Raad van State.
De zogenoemde cascadebekostiging is ingevoerd om mbo-scholen te stimuleren studenten efficiënt een diploma te laten behalen. Als studenten langer dan gemiddeld over hun opleiding doen, lopen deze mbo-scholen bekostiging mis. Deze financiële prikkel kan ervoor zorgen dat scholen studenten zo snel mogelijk willen opleiden, maar kan ook leiden tot het weren van studenten van opleidingen. Dit kan kansenongelijkheid in de hand werken. Per volgend jaar beëindigt het kabinet deze systematiek. Zo krijgen studenten meer tijd om hun diploma te halen.
Nieuwe bekostiging
Begin februari heeft minister Van Engelshoven een akkoord gesloten met de mbo-sector. Ze heeft met de mbo-scholen onder andere afgesproken dat de cascadebekostiging wordt afgeschaft. Hierdoor gaat het beschikbare budget voor de mbo-scholen op een andere wijze verdeeld worden, aangezien geen rekening meer wordt gehouden met hoe lang een mbo-student over zijn of haar studie doet. Door deze nieuwe verdeling zullen scholen te maken krijgen met een ander budget.
Acties voor sterk en toegankelijk beroepsonderwijs
Nieuwsbericht | 28-05-2018
Met regionale afspraken om de aansluiting tussen het vmbo en mbo te verbeteren, de extra investering van 100 miljoen euro in het behoud van vmbo techniek, structureel doorlopende leerroutes vmbo en mbo en de samenvoeging van de gemengde en theoretische leerwegen in het vmbo willen minister Van Engelshoven en minister Slob het beroepsonderwijs versterken en de kansengelijkheid vergroten.
De bewindslieden geven in een brief aan de Tweede Kamer aan: “Nu de gevolgen van het afnemende leerlingaantal duidelijk merkbaar worden, staan scholen in het beroepsonderwijs voor de opgave om goed en toegankelijk beroepsonderwijs te blijven aanbieden. De helft van alle Nederlandse jongeren volgt een beroepsopleiding met volop kansen op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd blijft de aansluiting tussen vmbo en mbo een aandachtspunt.”
Doorlopende leerroutes vmbo-mbo
Al meer dan 10 jaar hebben scholen de mogelijkheid om te experimenteren met doorlopende lijnen vmbo-mbo. Dit wordt nu structureel mogelijk gemaakt.
Bij de doorlopende routes is extra aandacht voor jongeren op weg naar het behalen van een startkwalificatie mbo 2. Jongeren moeten de mogelijkheid krijgen om vanuit het vmbo een mbo 2-diploma te halen. Leerlingen kunnen zo een startkwalificatie halen in de vertrouwde vmbo-omgeving wat uitval voorkomt. Het mbo blijft verantwoordelijk voor de examinering en diplomering. Een andere route is dat leerlingen starten met de mbo-opleiding op het vmbo en vervolgens steeds meer lessen volgen op een mbo-locatie. Daarmee wordt de overstap voor een leerling kleiner en is het mogelijk het beroepsonderwijs te verdiepen, te verrijken of te versnellen. Het wetsvoorstel hiervoor volgt komend jaar.
Minister Van Engelshoven: “De komende jaren moeten alle jongeren in elke regio de mogelijkheid krijgen om doorlopende routes te volgen. Door de aansluiting van vmbo naar mbo te verbeteren vergroten wij het studiesucces van jongeren en daarmee de kansengelijkheid. ”
Van vier naar drie leerwegen in het vmbo
Met de toevoeging van een praktisch vak in het huidige vmbo theoretische leerweg (tl, of mavo) is er vanaf 2021 geen onderscheid meer tussen vmbo gemengde leerweg (gl) en vmbo tl. Daarmee gaat het vmbo naar drie in plaats van vier leerwegen.
Minister Slob: “We moeten af van het hardnekkige misverstand dat de theoretische leerweg of mavo van een hoger niveau is dan de gemengde leerweg. Beide leerwegen bieden onderwijs aan op hetzelfde niveau en de examens, diploma’s en toegang tot de havo en het mbo zijn hetzelfde.”
De gemengde leerweg heeft als voordeel dat deze naast de algemeen vormende vakken nog een praktisch vak aanbiedt, die bijdraagt aan een betere aansluiting op het mbo. Voor de aansluiting op de havo biedt minister Slob dit najaar tevens het wetsvoorstel aan dat regelt dat leerlingen met een diploma in de gemengde of theoretische leerweg niet geweigerd mogen worden tot de havo, mits zij voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals het volgen van een extra vak in het vmbo.
Gezamenlijke actie
De aangekondigde acties worden door het ministerie van OCW, de onderwijsinstellingen, vo-raad en mbo-raad en het bedrijfsleven uitgewerkt.
Bedrijven en mbo-instellingen aan de slag met innovatief beroepsonderwijs
Nieuwsbericht | 23-05-2018
Zeven samenwerkingsverbanden tussen mbo-scholen en bedrijven gericht op onder meer welzijn, digitale skills, levensmiddelentechnologie en ondersteuning van kwetsbare jongeren krijgen circa 11 miljoen euro. De investeringen komen uit het budget voor het Regionaal Investeringsfonds mbo. De totale investering van bedrijfsleven, onderwijs en overheid komen in deze ronde uit op circa 21,5 miljoen euro.
Minister Van Engelshoven is enthousiast over de samenwerkingsverbanden: “Mooi dat bedrijven kiezen om samen met mbo-instellingen te investeren in innovatief beroepsonderwijs in de regio. Samen zorgen zij voor opleidingen die up to date zijn. Zo hebben studenten straks meer kans op het vinden van een baan.”
Toekenningen
De 7 samenwerkingsverbanden richten zich op alle niveaus van het mbo. De projecten zijn inhoudelijk zeer divers. Zo gaat Lentiz Onderwijsgroep aan de slag met de Food Innovation Academy om MBO-levensmiddelentechnologen op te leiden. Het ROC van Amsterdam gaat in ‘House of Digital’ aan de slag met het bedrijfsleven om een goede doorlopende leerlijn van mbo naar hbo op het gebied van digitale skills te ontwikkelen. En in het project ‘Lelytalent’ gaat ROC Flevoland kwetsbare jongeren op een voor hen passende manier toe leiden naar een duurzame arbeidsplaats.
Regionaal investeringsfonds mbo
Doel van het Regionaal Investeringsfonds is mbo-studenten nog beter voor te bereiden op de huidige en toekomstige arbeidsmarkt, door hen al tijdens hun studie te laten werken met state of the art-technieken en -methoden. Met deze toekenningen zijn er in totaal 110 samenwerkingsverbanden tot stand gekomen. Zie de landkaart voor een overzicht van alle projecten.
Nieuwe ronde
Samenwerkingsverbanden van scholen en bedrijven hebben dit jaar nog een mogelijkheid om plannen in te dienen voor het fonds. De volgende aanvraagperiode is in juni 2018.
Meer ruimte voor mbo’s en werkgevers om in de regio opleidingen vorm te geven
Nieuwsbericht | 09-05-2018
Mbo-instellingen krijgen de mogelijkheid om samen met werkgevers de aansluiting tussen hun onderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt te versterken in het experiment Ruimte voor de regio. De ministerraad heeft met dit experiment ingestemd op voorstel van minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt versterken
Het experiment biedt mbo-instellingen de mogelijkheid om samen met werkgevers de aansluiting tussen het onderwijs en de (regionale) arbeidsmarkt te versterken. Dit is nodig aangezien de arbeidsmarkt in een steeds hoger tempo verandert en de eisen die aan afgestudeerden worden gesteld veranderen mee. Zo wordt er steeds meer gevraagd van jongeren om proactief, ondernemend en flexibel te zijn. Het is belangrijk dat het onderwijs in staat wordt gesteld snel te kunnen inspelen op die veranderingen, zodat jongeren voldoende voorbereid kunnen worden op de beroepen van vandaag en de eisen die de arbeidsmarkt morgen aan ze stelt.
Ook beoogt het experiment bij te dragen aan het versterken van het eigenaarschap over het onderwijs onder docenten en werkgevers. Als docenten en werkgevers zich meer herkennen in het onderwijs dat ze verzorgen, kan dit bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs.
Meer ruimte voor innovatie en regionale invulling
Door het experiment Ruimte in de regio wordt de toekomstbestendigheid van het mbo vergroot. Instellingen krijgen namelijk binnen dit experiment meer ruimte voor innovatie en regionale invulling van het onderwijsprogramma. Deze opleidingen bestaan dan uit een landelijk deel, een regionaal deel en een regionaal keuzedeel. In het regionaal deel kunnen instellingen het onderwijs afstemmen op de specifieke behoeften van de regionale arbeidsmarkt. Dit doen zij samen met werkgevers, bijvoorbeeld met meer leren in de praktijk. Ook kunnen instellingen en werkgevers keuzedelen in de regio ontwerpen, waarmee jongeren specifieke kennis en vaardigheden aangeleerd krijgen. Een voorbeeld van een mogelijk regionaal keuzedeel is de opleiding aardbeving bestendig bouwen in Groningen.
Binnen het landelijk deel van de opleiding vallen de wettelijke eisen en algemene vakken zoals Nederlands, rekenen en burgerschap. Hiermee is de nationale betekenis van iedere opleiding geborgd en kan een student met een diploma aan een geregionaliseerde opleiding overal in het land aan de slag als hij dat wil.
Het voornemen is om het experiment in werking te laten treden op 1 januari 2019. Eerst wordt het experiment aangeboden aan de Tweede en Eerste Kamer. Daarna zal de Raad van State nog advies geven over het experiment. Het experiment wordt geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur.
Van Engelshoven schrapt negatieve financiële prikkel in het mbo
Nieuwsbericht | 06-03-2018
Minister Ingrid van Engelshoven (onderwijs) wil dat mbo-studenten meer tijd krijgen om hun diploma te halen. Nu krijgen scholen minder geld naarmate een student lang(er) in het mbo studeert. Hierdoor kunnen studenten door hun mbo-opleiding heen gejaagd worden. Het besluit tot wijziging van de mbo-bekostiging is online gezet voor internetconsultatie.
Van Engelshoven: 'Met deze maatregel wil ik de kansengelijkheid in het mbo bevorderen. Door het afschaffen van deze systematiek ontstaat er meer ruimte voor studenten om diploma’s te stapelen of te wisselen van opleiding. Zo kunnen studenten een diploma halen met uitzicht op een plek op de arbeidsmarkt. En het allerbelangrijkste vind ik dat studenten in het mbo de kans krijgen dat op hun eigen tempo te doen.'
Cascadebekostiging De zogenoemde cascadebekostiging is ingevoerd om mbo-scholen te stimuleren studenten efficiënt een diploma te laten behalen. Als studenten langer dan gemiddeld over hun opleiding doen, lopen deze mbo-scholen bekostiging mis. Deze financiële prikkel kan ervoor zorgen dat scholen studenten zo snel mogelijk willen opleiden of juist weren van opleidingen. Van Engelshoven wil per volgend jaar een einde maken aan deze negatieve prikkel.
Nieuwe bekostiging Begin februari heeft minister Van Engelshoven een akkoord gesloten met de mbo-sector. Ze heeft met de mbo-scholen onder andere afgesproken dat de cascadebekostiging wordt afgeschaft. Hierdoor gaat het beschikbare budget voor de mbo-scholen op een andere wijze verdeeld worden, aangezien geen rekening meer wordt gehouden met hoe lang een mbo-student over zijn of haar studie doet. Door deze nieuwe verdeling zullen scholen te maken krijgen met een ander budget. De overgang naar deze nieuwe situatie duurt 3 jaar.
Internetconsultatie De internetconsultatie duurt vier weken, tot begin april. Minister Van Engelshoven zal daarna de reacties beoordelen en naar verwachting voor de zomer het concept-besluit tot wijziging van deze Algemene Maatregel van Bestuur voor advies naar de Raad van State sturen.
Beroepsonderwijs goed voorbereid op de toekomst
Nieuwsbericht | 07-02-2018
De nieuwe afspraken tussen het kabinet en de mbo-sector zijn cruciaal voor de verdere ontwikkeling van het mbo als beroepsonderwijs voor iedereen: jongeren, werkenden en werkzoekenden die zich willen bij- of omscholen, samenwerkingspartners zoals het bedrijfsleven en lokale overheden en werknemers. Het akkoord bevat afspraken over de nieuwe plannen van scholen over gelijke kansen, over het verder brengen van kwetsbare jongeren en over een leven lang ontwikkelen. Minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Ton Heerts, voorzitter MBO Raad, hebben vandaag hun handtekening onder het bestuursakkoord 'Trots, vertrouwen en lef’ gezet. Het mbo is de eerste sector waarmee dit kabinet een akkoord heeft gesloten.
Het mbo staat er goed voor; de afgelopen 7 jaar hebben de scholen stevig geïnvesteerd in verdere verhoging van de kwaliteit. En dat is aantoonbaar gelukt. De scholen hebben over het algemeen hun financiën en onderwijs op orde. De tevredenheid van studenten en het bedrijfsleven is een inspiratie om verder te verbeteren en ook als werkgever kunnen scholen bij werknemers rekenen op waardering.
Minister Van Engelshoven: 'De Nederlandse mbo’s behoren tot de beste van de wereld. Ik heb vertrouwen in deze sector. Vertrouwen in de studenten die worden opgeleid en de docenten die dat doen. Nu er vertrouwen is, vraag ik mbo-scholen lef te tonen en maximaal transparant te zijn. Om het mbo nóg sterker te maken.'
Mbo voor iedereen Ton Heerts, voorzitter MBO Raad: 'Het mbo is het hart van de maatschappij en cruciaal voor onze economie. De mbo-scholen zijn er niet alleen voor het opleiden van vakmensen met de juiste skills voor de arbeidsmarkt van morgen, maar ook voor bijdragen aan de maatschappelijke opdracht die de regering centraal stelt in het regeerakkoord: goed burgerschap. En voor het kunnen bieden van gelijke kansen aan iedereen.'
Het bestuursakkoord biedt de scholen dan ook ruimte om zich de komende jaren ook specifieker te richten op jongeren in kwetsbare posities. Bijvoorbeeld door intensere samenwerking met het vmbo en het praktijkonderwijs die de overgang voor kansrijke jongeren moet vergemakkelijken en een diploma en daarmee kansen op de arbeidsmarkt beter haalbaar maken. Daarnaast kunnen scholen zich verder specialiseren als natuurlijke partner binnen een leven lang ontwikkelen voor studenten, voor het bedrijfsleven en voor (lokale) overheden. Het akkoord biedt tegelijk ruimte en vertrouwen aan scholen om als werkgever aantrekkelijk te zijn en te blijven; onder meer het verminderen van administratieve lasten door het schrappen van overbodige regels moet het werkplezier vergroten.
Regio Het akkoord benadrukt het belang van samenwerking in de regio. Minister Van Engelshoven: 'Mbo-scholen hebben een belangrijke rol in onze samenleving. Het beroepsonderwijs ondersteunt veel jongeren op weg naar een eigen bestaan. Aansluiting bij de regio is daardoor zo belangrijk. Door de opleiding van studenten meer up to date te houden met de nieuwste regionale innovaties, hebben studenten straks meer kans op het vinden van een goede baan. De mbo-scholen bied ik de ruimte om zich flexibeler mee te bewegen met ontwikkelingen in hun regio.'
Ton Heerts deelt deze visie: 'De scholen zijn maximaal betrokken geweest bij de inhoud en steunen de afspraken. Zij gaan nu de afspraken verder uitwerken met partners in de regio, waaronder het bedrijfsleven en de gemeentes. Mooi ook dat we dit akkoord juist nu, zo vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen, sluiten. Ik roep alle nieuwe coalities die straks gevormd worden om met de scholen de mouwen op te stropen en een mbo-agenda af te spreken.'
Looptijd Het bestuursakkoord heeft een looptijd van 4 jaar (2018-2022). De scholen committeren zich aan realisatie van de gemaakte afspraken door hun kwaliteitsagenda’s door een onafhankelijke commissie te laten monitoren. De commissie staat onder leiding van Michiel Scheffer. Bij haar toetsing maakt deze commissie maximaal gebruik van input van docenten, studenten, werkgevers.
Sterkere positie vakinstructeurs mbo
Nieuwsbericht | 19-01-2018
Een groot deel van het onderwijzend personeel in het mbo is afkomstig uit het bedrijfsleven. Dit geldt voor veel docenten, maar vooral ook voor de vakinstructeurs. Zij zijn van groot belang omdat zij de praktijkervaring de klaslokalen in brengen en de studenten begeleiden in het oefenen van vakvaardigheden. Vanaf 1 augustus 2018 gaan er voor deze instructeurs vakinhoudelijke, didactische en pedagogische bekwaamheidseisen gelden. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De bekwaamheidseisen zijn ontwikkeld door de beroepsvereniging voor opleiders in het mbo.
Minister Van Engelshoven ziet deze bekwaamheidseisen als erkenning voor het werk dat de vakinstructeurs op de mbo’s laten zien. ‘Doordat de instructeur van de toekomst moet voldoen aan deze eisen weet je zeker dat hij of zij niet alleen beschikt over de juiste dosis vakkennis, maar dat ze ook in staat zijn om die goed over te brengen op de studenten. Hiermee zijn de instructeurs volwaardig lid van de onderwijsteams en zijn we zeker van goede onderwijskwaliteit.’
2017
Makersevenementen in het onderwijs
Nieuwsbericht | 21-09-2017
Drie organisaties krijgen subsidie voor het organiseren van een makersevenement waar docenten, leerlingen en studenten in alle onderwijssectoren aan de slag kunnen met creativiteit, technologie en ambachten. De evenementen, die in 2018 plaatsvinden, moeten docenten inspireren om in het onderwijs meer te doen met ‘maken’.
‘Maken maakt leerlingen en studenten creatief, kritisch en ondernemend en stimuleert analytisch denken en samenwerken,’ zegt minister Bussemaker. ‘Ik vind het daarom belangrijk dat maken in alle onderwijssectoren aan bod komt. En het is natuurlijk vooral ook leuk om te maken.’
Regeling Landelijk Makersevenement
Voor de regeling Landelijk Makersevenement is 500.000 euro beschikbaar. Van de 18 subsidieaanvragen zijn er 3 gehonoreerd. De Stichting Crafts Council Nederland krijgt 150.000 euro voor de ontwikkeling van een Leerroute Maakonderwijs en voor het organiseren van de "Week van het Maken”, waarin op verschillende zaterdagen in musea door heel Nederland gemaakt en geleerd kan worden, een openatelierroute kan worden gevolgd en de HOW&WOW tentoonstelling tijdens Dutch Design Week 2018 de centrale plek vormt voor alles dat is gemaakt. Het Nationale Theater krijgt ruim 80.000 euro voor een 2-daags makersevenement en een festivalavond. En de Stichting Waag Societyen een landelijke netwerk van partners krijgen ruim 268.000 euro voor een festival waar leerkrachten en kinderen hun maakprojecten presenteren, masterclasses krijgen en inspiratie opdoen om maakonderwijs naar de klas te brengen.
Blijven ontwikkelen met het Levenlang lerenkrediet
Nieuwsbericht | 08-06-2017
Vanaf 8 juni is het voor iedereen tot 55 jaar mogelijk om zich met het Levenlanglerenkrediet te blijven ontwikkelen. Met ingang van studiejaar 2017 – 2018 kan iedereen tot 55 jaar die geen recht meer heeft op studiefinanciering geld lenen om collegegeld of lesgeld te betalen: het Levenlanglerenkrediet. Zij kunnen dan tegen gunstige voorwaarden hun les- of collegegeld lenen als zij een opleiding in het mbo of het hoger onderwijs volgen.
Juist in deze tijd, met een snel veranderende arbeidsmarkt, is er behoefte aan een voortdurende bij- en omscholing. Minister Bussemaker vindt het belangrijk dat deze mogelijkheden niet stoppen na de studietijd: 'Het is van groot belang dat iedereen zich kan blijven ontwikkelen om zo de veranderingen in hun eigen baan bij te houden of om makkelijker van de ene baan naar de andere baan te kunnen overstappen. Met het Levenlanglerenkrediet is dit voor iedereen mogelijk.' De hoogte van het Levenlanglerenkrediet hangt af van de hoogte van het collegegeld of lesgeld dat de student moet betalen. Men kan het krediet aanvragen voor de duur van een opleiding. Voor het Levenlanglerenkrediet geldt dezelfde rente die studenten met recht op studiefinanciering hebben. Als het recht op Levenlanglerenkrediet stopt, begint men 1 januari van het daaropvolgende jaar met terugbetalen. De rente staat dan telkens voor 5 jaar vast. De lening moet in 15 jaar terugbetaald worden. Hoeveel per maand terugbetaald moet worden, is inkomensafhankelijk. Vanaf 8 juni 2017 is het mogelijk om het levenlanglerenkrediet bij DUO aan te vragen.
Samenwerking versterken en specialistisch vakmanschap beschermen
Nieuwsbericht | 13-03-2017
Mbo-scholen moeten blijven innoveren, samenwerken en zorg dragen voor een breed en divers aanbod van opleidingen, vindt minister Bussemaker. Daarom heeft ze in maart een wetsvoorstel ingediend dat samenwerking faciliteert en kleine en unieke opleidingen beschermt. Op deze manier kunnen waardevolle (kleine) opleidingen behouden worden en kunnen we ook en in de toekomst vakmensen van wereldklasse op blijven leiden.
- De komende jaren krijgt het mbo te maken met dalende leerlingenaantallen. Om een breed aanbod van opleidingen te behouden, moet samenwerking tussen mbo-scholen makkelijker worden gemaakt. Om dit te doen neemt de minister het samenwerkingscollege op in de wet. Binnen het samenwerkingscollege kunnen twee of meer instellingen samen een opleiding aanbieden.
- Tevens maakt de minister het voor opleidingen die dreigen te verdwijnen mogelijk om een alleenrecht toe te kennen. Als het nodig is, kan de minister er ook voor kiezen om deze opleidingen extra bekostiging te geven.
Zo wil Bussemaker er voor zorgen dat instellingen waardevolle kleine en unieke opleidingen ook in de toekomst aan blijven bieden.
Kleine en unieke opleidingen beschermen
Kleinschalige, unieke vakspecialistische opleiding zoals de opleiding voor pianotechnicus of research instrumentmaker moeten ook in de toekomst blijven bestaan. Kleine en unieke opleidingen worden harder door de krimp getroffen dan opleidingen met veel studenten. Het is voor instellingen dan vaak een lastige afweging om door te blijven gaan met zo’n opleiding, hierbij spelen ook bedrijfseconomische overwegingen een rol. Minister Bussemaker wil deze vaak specialistische vakopleidingen zeker behouden. Met dit alleenrecht krijgt een onderwijsinstelling de zekerheid dat het voor een periode van 5 jaar de enige instelling blijft die de opleiding mag verzorgen.
Samenwerking aanmoedigen
Een andere maatregel uit het wetsvoorstel is dat het voor mbo-scholen makkelijker wordt om samen opleidingen aan te bieden. Minister Bussemaker maakt het op verzoek van mbo-scholen mogelijk in de vorm van samenwerkingscolleges gezamenlijk onderwijs te verzorgen.
- Ook deze maatregel is bedoeld om, ondanks de leerlingendalingen de komende jaren, het opleidingsaanbod in de regio op niveau te houden. De verwachting is dat dit voor met name duurdere, technische opleidingen een uitkomst kan bieden.
- Bussemaker ziet in samenwerking niet alleen een antwoord op krimp, het bundelen van kennis kan ook de innovatiekracht van het mbo versterken. Door kennis en ervaringen te bundelen kunnen mbo-scholen de kwaliteit van het onderwijs verder versterken, innovatie aanjagen en hun rol als kennispartner in de regio invullen.
Meer vrijheid voor mbo in de regio
Nieuwsbericht | 28-02-2017 | 09:24
Het mbo in de regio krijgt meer ruimte om af te wijken van de regels. Scholen en werkgevers weten vaak goed wat er nodig is om leerlingen in hun regio een goede opleiding te geven. Zij verdienen daarom meer vrijheid om hun onderwijs in te richten, vindt minister Bussemaker.
De bewindsvrouw schrijft dit in haar kabinetsreactie op twee adviezen (van de Onderwijsraad en de SER) over de toekomst van het beroepsonderwijs. Voorwaarde die ze stelt aan de ruimte die ze biedt is dat belanghebbenden binnen de school en de regio ermee instemmen, en dat de kwaliteit van het onderwijs op orde is. Regels moeten dienend zijn aan het onderwijs, aldus de minister. Daarom kiest zij er voor om ruimte in wet- en regelgeving te bieden aan scholen om af te wijken van landelijke standaarden.
De afgelopen periode heeft Bussemaker de teugels al laten vieren bij scholen die hebben bewezen dat ze de extra vrijheid aankunnen. Zo kan worden afgeweken van de norm die bepaalt dat een leerling 1000 uur les per jaar moet krijgen. Ook heeft zij het mogelijk gemaakt meer te variëren in de inhoud van de opleiding met de introductie van keuzedelen. Nu wil ze daarbij nog een stap verder gaan, door bijvoorbeeld te kijken of er kan worden afgeweken van de eisen rondom onderwijsduur.
Soepeler regels
Nu nog is in de wet vastgelegd hoe lang een opleiding moet duren, maar het kan wenselijk zijn als scholen hier in kunnen variëren. Zo kan het voor havo-scholieren goed zijn als zij een mbo-opleiding sneller kunnen doorlopen. Deze mogelijkheid maakt het voor havisten ook aantrekkelijk om te kiezen voor een mbo-opleiding. Ook voor werkenden kan het inkorten van de opleiding het aantrekkelijker maken om weer een opleiding te volgen. Bussemaker vraagt de SER om te onderzoeken of er meer ruimte noodzakelijk is.
Soepeler regels zijn ook nodig om meer leerlingen te laten leren in de praktijk. Onderzoek toont aan dat leren aan de hand van werkelijke problemen uit de praktijk studenten motiveert. Ook biedt 'leren en werken' betere kansen op de arbeidsmarkt. Het is daarom zorgelijke dat het aantal studenten dat kiest voor het werkend leren (de bbl) sinds een jaar of tien daalt. Om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om een leerwerkplek aan te bieden maakt het kabinet bij de verhoging van het wettelijk minimumjeugdloon een uitzondering voor bbl'ers.
Mix van praktijk en theorie
Bussemaker wil daarnaast een alternatief te bieden voor de keuze tussen bbl (vier dagen werken, een dag naar school) en bol (een tot drie dagen werken, twee tot vier dagen naar school). Het moet makkelijker worden om als school voor een leerling een mix van praktijk en theorie op maat samen te stellen. Binnen lopende experimenten met combinatie van bol en bbl zijn hiertoe al mogelijkheden, maar de minister wil bezien of er meer werk gemaakt kan worden van hybride onderwijsvormen. In de zorg wordt hier al mee geëxperimenteerd, bijvoorbeeld met wijkdocenten die op locatie lesgeven. Hierdoor kunnen studenten in de zorg werken en leren beter combineren. Ook andere sectoren moeten volgens Bussemaker hiervoor de ruimte krijgen.
2016
ov-kaart voor minderjarige mbo'ers en meer inspraak
Nieuwsbericht | 28-12-2016
Voor scholieren en studenten brengt het nieuwe jaar belangrijke wijzigingen met zich mee. Zij krijgen meer rechten en de inspraak wordt versterkt. Voor de 120.000 studenten die een bol-opleiding doen in het mbo en nog geen 18 zijn is 1 januari een belangrijk moment. Zij hebben dan voor het eerst recht op een ov-studentenkaart. Tot die datum is de ov-studentenkaart voorbehouden aan 18-plussers. De invoering van de kaart voor de bol-studenten beneden de 18 is onderdeel van de afspraken rondom het studievoorschot. Ook voor studenten die een (niet-commerciële) bestuursfunctie hebben, begint het nieuwe jaar goed. Zij kunnen maximaal een jaar worden vrijgesteld van collegegeld. Ze hebben in dat jaar wel recht op studiefinanciering en een ov-kaart.
Inspraak
Studenten en scholieren krijgen komend jaar meer invloed op het reilen en zeilen van hun onderwijsinstelling. Dat krijgt op verschillende manieren vorm.
- Zo krijgen studentenraden in het mbo met ingang van 1 januari instemmingsrecht bij het schoolkostenbeleid. Dit komt erop neer dat zij mogen meepraten over de leermiddelen die een school verplicht stelt, met als doel de kosten voor de studenten beheersbaar te houden.
- In het gehele onderwijs krijgen medezeggenschapsraden invloed op de benoeming van bestuurders. Zij mogen vanaf 1 januari meepraten over benoeming en ontslag van bestuurders.
- In het hoger onderwijs is daarbij geregeld dat in elk geval een student-lid en een personeelslid zitting hebben in de sollicitatiecommissie. Ook mogen medezeggenschapsraden advies uitbrengen over de profielen waaraan nieuwe bestuurders moeten voldoen. Deze profielen worden voortaan openbaar gemaakt. Om hun taken goed te kunnen uitvoeren krijgen medezeggenschapsraden in het hoger onderwijs in 2017 een scholingsbudget. In de wet is geregeld dat het College van Bestuur informatie die de medezeggenschap nodig heeft, ook daadwerkelijk en tijdig te geven. Ook de Raad van Toezicht gaat scherper letten op het College van Bestuur. Als de toezichthouder vermoedt dat er sprake is van wanbeheer, is ze verplicht dat te melden aan de inspectie.
Budget
- De bekostiging van scholen die onderwijs geven aan vluchtelingkinderen (nieuwkomers) verandert. Veel nieuwkomers veranderen vaker van gemeente en dus van school. De nieuwe bekostiging houdt daar rekening mee. Het aantal peildata, waarop de nieuwkomers worden geteld, is verdubbeld naar vier per jaar.
- Voor universiteiten wordt de promotiebekostiging ingeperkt. Het bedrag dat instellingen kunnen krijgen voor een promotie wordt maximaal 20%.
- Scholen die komende maanden te maken krijgen met personeel dat vervangen moet worden vanwege ziekte, krijgen tijdelijk meer vrijheid om vervanging in te schakelen.
Samen opleidingen aanbieden voor mbo-scholen sterk vereenvoudigd
Nieuwsbericht | 04-11-2016
Het wordt voor mbo-instellingen een stuk eenvoudiger om samen opleidingen aan te bieden. De ministerraad heeft daartoe op voorstel van minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met het wetsvoorstel Samenwerkingscollege.
Het kabinet wil voorkomen dat de daling van het aantal leerlingen waar het mbo de komende jaren mee te maken krijgt, leidt tot een afname van het opleidingsaanbod in de regio. Daarom wordt het voor mbo-instellingen mogelijk om opleidingen samen aan te bieden in de vorm van samenwerkingscolleges. Bijkomend voordeel is dat mbo-scholen hiermee tevens hun kennis kunnen bundelen om bij te dragen aan innovatief beroepsonderwijs.
- Het aantal mbo'ers ligt in 2030 naar verwachting dertien procent lager dan nu. Krimpregio's, zoals Zuid-Limburg en Oost-Groningen, worden waarschijnlijk geconfronteerd met een nog grotere daling van de leerlingenaantallen.
- Mbo-instellingen zullen zich daarom steeds vaker genoodzaakt zien om te zoeken naar manieren om opleidingen in stand te houden en verschraling van het onderwijsaanbod tegen te gaan.
- Samen opleidingen aanbieden is hier een oplossing voor.
- De verwachting is dat dit voor met name dure, technische opleidingen een uitkomst kan bieden.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Ruim €40 miljoen voor betere aansluiting mbo met bedrijfsleven in de regio
Nieuwsbericht | 24-10-2016
16 samenwerkingsprojecten rondom mbo-scholen in heel Nederland krijgen ruim €40 miljoen om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio te verbeteren. Hiermee krijgen de mbo-scholen meer gelegenheid om samen met bedrijven innovaties in hun onderwijsprogramma’s een plek te geven.
Minister Bussemaker heeft bekend gemaakt welke projecten geld krijgen uit de vierde ronde van het regionaal investeringsfonds mbo. Zij maakt hiervoor €12,8 miljoen vrij, het bedrijfsleven en de regionale overheden vullen dit bedrag aan tot ruim €40 miljoen.
Overzicht gehonoreerde projecten De aanvragen van deze ronde komen onder meer vanuit de techniek en de aansluiting op de arbeidsmarkt voor kwetsbare jongeren.
- Zoals ROC Nijmegen die samen met logistieke bedrijven in de regio zich richt op innovatie binnen een loopbaan in de logistiek.
- ROC van Flevoland wil met de subsidie binnen de PPS TechPack onder andere 100 extra technici laten afstuderen.
- Het Drenthe College gaat met instellingen en bedrijven in de regio de zorgopleidingen beter laten aansluiten op de specifieke behoeften in de regio, zoals een sterke vergrijzing en ontgroening.
- En de Leidse instrumentmakers School wil zorgen voor een mbo-opleiding die zich richt op instrumentatie en onderdelen voor de ruimtevaart en astronomie.
- Ook is er een aantal aanvragen gericht op entreeonderwijs, zoals Gilde opleidingen die in co-creatie met het bedrijfsleven de entreeopleiding voor kwetsbare jongeren, anderstaligen en langdurig werklozen vorm gaat geven. Hiermee kunnen de opleidingen snel op de regionale behoeft van het bedrijfsleven inspelen.
- U vindt alle gehonoreerde projectvoorstellen in dit overzicht.
De beoordeling van de aanvragen werd gedaan door een onafhankelijke beoordelingscommissie onder leiding van Arie Kraaijeveld. De commissie bestaat uit experts uit (beroeps)onderwijs en bedrijfsleven.
Eerstvolgende aanvraagperiode
- In de periode 2014-2017 stelt minister Bussemaker in totaal circa €100 miljoen voor innovatieve samenwerking in het beroepsonderwijs beschikbaar. Daarvan is tot nu toe nu circa €65 miljoen toegekend.
- De toekenning kent als voorwaarde dat de subsidie door regionale overheden en het bedrijfsleven wordt aangevuld met twee derde cofinanciering.
Samenwerkingsverbanden van scholen en bedrijven hebben volgend jaar nog twee mogelijkheden om een plan in te dienen voor het fonds. De eerstvolgende aanvraagperiode is januari 2017.
Eerste Kamer akkoord met wetsvoorstel voor betere toegankelijkheid mbo
Nieuwsbericht | 04-10-2016
Per studiejaar 2018/19 krijgen studenten met de juiste vooropleiding het recht om toegelaten te worden op een mbo-opleiding van hun keuze. De Eerste Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel ‘vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs’.
- De wet regelt ook dat de aanmelddatum voor het mbo 1 april wordt, dat studenten die zich uiterlijk op die datum hebben aangemeld recht krijgen op een studiekeuzeadvies en dat studenten uiterlijk binnen een jaar een bindend studieadvies krijgen.
- Mbo’ers krijgen met de maatregelen die minister Bussemaker neemt betere (studiekeuze)begeleiding bij de overstap van vmbo naar mbo. Te veel scholieren vallen bij de overstap naar het mbo nog uit, tijdens het zogeheten ‘zomerlek’, of in het eerste mbo-jaar.
- De maatregelen zijn cruciaal voor het streven van minister Bussemaker om de overgangen tussen het voortgezet onderwijs, het mbo en het hoger onderwijs te verbeteren.
Om hun toelatingsrecht te verkrijgen moeten studenten zich tijdig aanmelden en deelnemen aan verplichte intakeactiviteiten. Alleen in uitzonderlijke, en nauw omschreven, gevallen kunnen studenten straks worden geweigerd, bijvoorbeeld als een opleiding te veel aanmeldingen krijgt. Ook zijn bij een aantal opleidingen aanvullende toelatingseisen (bijvoorbeeld voor een sportopleiding) mogelijk en kunnen studenten worden geweigerd die geen kwalificatie meer hoeven te halen en al voor drie of meer opleidingen een negatief bindend studieadvies hebben gekregen of studenten die na zes jaar nog geen mbo-diploma hebben gehaald.
De wet gaat per 1 augustus 2017 in zodat instellingen, vo-scholen en studenten de tijd hebben om zich voor te bereiden op de aanmelddatum van 1 april 2018.
30.000e aanvraag OV-kaart minderjarige mbo-studenten
Nieuwsbericht | 27-09-2016
Al 30.000 minderjarige studenten in het mbo hebben een aanvraag ingediend voor een studentenreisproduct. Vanaf 1 januari 2017 kunnen ook zij gratis reizen met het openbaar vervoer.
Zo’n 120.000 minderjarige mbo’ers die een beroepsgerichte opleiding volgen, kunnen straks gebruik maken van een studentenreisproduct. De verwachting is dat circa 100.000 van deze jongeren het product ook aanvragen en gaan gebruiken. Als deze studenten dat zo snel mogelijk aanvragen kunnen zij vanaf 1 januari gegarandeerd gebruik maken van deze regeling. Minderjarige mbo’ers die in aanmerking kunnen komen voor het reisproduct ontvangen een brief van DUO.
“We vragen van studenten dat ze een bewuste studiekeuze maken. Daarvoor moeten ze mobiel zijn, zodat ze ook buiten hun eigen woonplaats kunnen studeren of stagelopen. Een ov-kaart hoort daarbij, ook voor mbo-studenten beneden de 18. Studenten vragen daar al lang om. Goed dus dat deze mogelijkheid er nu is en ik roep alle studenten die er recht op hebben op zich zo snel mogelijk hiervoor aan te melden”, aldus minister Bussemaker.
Een online campagne waarin vloggers jongeren wijzen op deze mogelijkheid moet zoveel mogelijk jongeren aansporen het reisproduct aan te vragen.
Minister compenseert schoolkosten minderjarige mbo’ers
Nieuwsbericht | 30-06-2016
- Minister Bussemaker maakt 5 miljoen vrij om ouders met een laag inkomen en minderjarige kinderen op het mbo tegemoet te komen in de schoolkosten. De compensatie is bedoeld voor mbo’ers met een beroepopleidende leerweg. In het regeerakkoord werd bepaald dat de tegemoetkoming in de schoolkosten (WTOS) moest opgaan in het kindgebonden budget.
- Minderjarige mbo-studenten met een beroepopleidende leerweg kunnen vanaf 1 januari 2017 gebruik maken van een OV-kaart.
€43,5 miljoen voor betere aansluiting mbo met bedrijfsleven in de regio
Nieuwsbericht | 23-05-2016
17 samenwerkingsprojecten rondom mbo-scholen in heel Nederland krijgen €43,5 miljoen om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren.
Minister Bussemaker heeft de 17 projecten die geld krijgen uit het regionaal investeringsfonds vandaag bekendgemaakt. Doel van het fonds is mbo-studenten nog beter voor te bereiden op de huidige en toekomstige arbeidsmarkt, door hen al tijdens hun studie te laten werken met state of the art-technieken en -methoden.
Opvallende rode draad in de gehonoreerde voorstellen is de maatschappelijke invalshoek. Zo zitten er 6 projecten op het gebied van zorg en welzijn bij en leggen 3 opleidingen een accent bij kwetsbare jongeren, goede loopbaanoriëntatie en goede doorstroom naar het hbo. Ook zijn veel techniekprojecten gehonoreerd waar vanuit het bedrijfsleven dringend behoefte aan is.
‘Innovatieve sector’
Minister Bussemaker heeft in 2014 het regionaal investeringsfonds mbo opgericht om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio te verbeteren. De middelen kunnen worden ingezet om bijvoorbeeld te investeren in apparatuur en onderwijsmethoden volgens de laatste stand van de techniek en de nieuwste inzichten op grensvlakken tussen disciplines, zodat studenten goed beslagen te ijs komen op het moment dat ze de arbeidsmarkt betreden. Dit is in ieders belang. Daarom draagt het regionale bedrijfsleven en de regionale overheid ook bij in de vorm van matching. In 4 jaar tijd komt er door het regionaal investeringsfonds in totaal €300 miljoen beschikbaar.
Later dit jaar wordt de volgende aanvraagperiode voor nog eens €20 miljoen geopend.
Nieuwe keuzedelen versterken positie mbo’ers op arbeidsmarkt
Nieuwsbericht | 22-02-2016
'3D-modeling' en '3D produceren', ‘Aardbeving bestendig bouwen’ of ‘Duits’. Mbo-studenten kunnen vanaf 1 augustus 2016 binnen hun opleiding zelf kiezen uit meer dan 400 nieuwe keuzedelen die hen beter moeten voorbereiden op hun werkplek van morgen. De mbo-scholen en het bedrijfsleven hebben op verzoek van minister Jet Bussemaker (Onderwijs) gekeken naar welke nieuwe speciale kennis en vaardigheden studenten in hun regio nodig hebben om een goede start te kunnen maken wanneer zij aan het werk gaan. Het middelbaar beroepsonderwijs krijgt hierdoor meer ruimte om het onderwijsaanbod af te stemmen op ontwikkelingen in hun regio, zodat de kansen op een baan voor afgestudeerde mbo-ers verder wordt vergroot. De roep om regionaal maatwerk in het middelbaar beroepsonderwijs klinkt al langer. Minister Bussemaker maakt het daarom nu mogelijk voor mbo-scholen om hun aanbod van opleidingen beter te flexibiliseren, actualiseren en innoveren. Honderden nieuwe keuzedelen geven mbo-ers vanaf het nieuwe schooljaar meer perspectief op de snel veranderende arbeidsmarkt in hun regio.
Vakmanschap verbreden of verdiepen De bewindsvrouw wil dat studenten een persoonlijke keuze kunnen maken uit het nieuwe aanbod aan keuzedelen dat elke mbo-instelling aanbiedt. Hiermee kan een mbo-student zijn vakmanschap verbreden of verdiepen. Keuzedelen nemen circa 15% van de uren per beroepsopleiding in beslag. Met vermelding op het diploma, krijgen keuzedelen een formele status en vormen ze een belangrijke meerwaarde op het diploma.
Voorbeelden van nieuwe keuzedelen zijn '3D-modeling' en '3D produceren', vakken die aansluiten op de digitalisering in de meubelindustrie en architectuur. Het keuzedeel ‘Aardbeving bestendig bouwen’ geeft mbo-studenten bouwkunde meer inzicht in het ontstaan van aardbevingen, de sociale gevolgen en het verhelpen en/of voorkomen van aardbevingsschade. Het nieuwe keuzedeel ‘Zorginnovaties’ leert mbo-studenten om technologische hulpmiddelen in te zetten, zodat bijvoorbeeld ouderen langer zelfstandig blijven. Het keuzedeel ‘Fries’ voor mbo-verpleegkundigen komt tegemoet aan wensen van specifieke zorginstellingen in Friesland. En in de grensstreken kunnen mbo-studenten straks het keuzedeel ‘Duits’ kiezen, zodat ze makkelijker over de grens aan het werk kunnen. Elke school is vrij om te bepalen welke keuzedelen ze per kwalificatie aanbiedt.
Sneller inspelen op opkomende beroepen Wat een mbo-student aan het einde van een opleiding moet kennen en kunnen staat in een kwalificatiedossier. Deze dossiers worden landelijk ontwikkeld door het bedrijfsleven en een vertegenwoordiging van onderwijsinstellingen. Op basis van deze kwalificatiedossiers ontwikkelen mbo-instellingen hun eigen onderwijsprogramma’s. Het ontwikkelen van een volledig kwalificatiedossier kost nu veel tijd. Met zo’n 3 maanden doorlooptijd is de ontwikkeling van een keuzedeel sneller dan een nieuw kwalificatiedossier. Deze flexibiliteit geeft mbo-scholen de mogelijkheid met hun opleidingen sneller in te kunnen inspelen op opkomende beroepen. Ieder kwartaal kan het aanbod aan keuzedelen binnen een mbo-instelling worden aangepast. De meeste keuzedelen zullen door de eigen docenten worden gegeven. Voor hele specifieke vakken kunnen deskundigen uit de praktijk als docent worden ingezet.
Kabinet geeft mbo-scholen meer ruimte voor eigen regionaal opleidingsaanbod
Nieuwsbericht | 08-01-2016
Mbo-scholen moeten met hun opleidingen sneller kunnen inspelen op opkomende beroepen. De ministerraad heeft ingestemd met een experimentregeling van minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waardoor mbo-scholen samen met het bedrijfsleven op regionaal niveau zelf nieuwe opleidingen kunnen ontwikkelen. Het kabinet wil hiermee scholen en bedrijven de mogelijkheid bieden om gerichter in te spelen op actuele en innovatieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.
Wat een mbo-student aan het einde van een opleiding moet kennen en kunnen staat in een kwalificatiedossier. Veel toekomstige beroepen liggen op het grensvlak tussen verschillende sectoren. Zo heeft de zorgsector steeds meer met technologie te maken, zoals zorgrobots, zorg op afstand, gezondheidsapps en nieuwe apparatuur voor de zorgsector. En de landbouwsector heeft steeds meer behoefte aan goed opgeleide werknemers met kennis van zaken op het gebied van robotisering, inzet van drones, sensortechnologie, precisielandbouw en het gebruik van gps.
In het experiment krijgt nu voor het eerst een onderwijsinstelling de mogelijkheid om samen met het bedrijfsleven zelf een kwalificatie samen te stellen en op basis hiervan het onderwijs vorm te geven. Het kabinet wil hiermee meer ruimte geven aan scholen en het (regionale) bedrijfsleven om actuele ontwikkelingen sneller een plek in het onderwijs te geven. Het initiatief is een aanvulling op de eerdere herziening van de kwalificatiestructuur in het mbo en de introductie van keuzedelen. Een mbo-opleiding is gebaseerd op een kwalificatie en een of meer keuzedelen die een verrijking van de kwalificatie vormen. Hiermee kan de student zijn vakmanschap verbreden of verdiepen. Het kabinet wil met deze maatregelen mbo-ers met de meest actuele kennis en vaardigheden opleiden voor de beroepen van de toekomst waardoor ze beter beslagen ten ijs komen op hun werkplek van morgen.
Bron van alle artikelen: Rijksoverheid