Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Kwaliteitsbewaking in hoger onderwijs

Netherlands

11.Kwaliteitsbewaking

11.2Kwaliteitsbewaking in hoger onderwijs

Last update: 28 January 2019

Kwaliteit hoger onderwijs

De overheid vindt het van belang dat de kwaliteit van het hoger onderwijs niet alleen is geborgd maar ook continu wordt verbeterd. De onderwijsinstellingen en hun opleidingen zijn daar primair verantwoordelijk voor, maar ook de overheid draagt hier zorg voor. Het belangrijkste overheidsinstrument voor de externe kwaliteitsborging in het hoger onderwijs is het accreditatiestelsel.

Verantwoordelijke organisaties

De instellingen in het hoger onderwijs zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs dat zij verzorgen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit op stelselniveau. Het toezicht op het hoger onderwijs is geregeld in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) en in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). In het toezicht is een belangrijke rol weggelegd voor de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en de Inspectie van het Onderwijs. Binnen de onderwijsinstellingen vervullen de medezeggenschap, waaronder studenten, en de raad van toezicht doorgaans ook een rol in het toezicht op de kwaliteit.

Kwaliteit

De onderwijskwaliteit wordt van overheidswege bewaakt met het accreditatiestelsel.  Accreditatie is een keurmerk van de overheid dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van het onderwijs door de NVAO positief is beoordeeld. De NVAO stelt dit vast op basis van onafhankelijke en deskundige peer review. Het accreditatiestelsel heeft als doel de kwaliteit van het hoger onderwijs te waarborgen, zodanig dat studenten, werkgevers en andere maatschappelijke actoren erop kunnen rekenen dat de kwaliteit van het onderwijs op orde is. Aan accreditatie zijn belangrijke rechtsgevolgen verbonden: als een opleiding is geaccrediteerd heeft de instelling recht op het verlenen van een graad. Het geldt ook als een noodzakelijke voorwaarde voor toekenning van studiefinanciering aan studenten en voor de bekostiging van instellingen.

Onderwijs- en examenregeling

De overheid bepaalt het raamwerk voor het onderwijs, waarbinnen instellingen moeten opereren. De uitwerking van het onderwijs in de onderwijs- en examenregeling (OER) is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de instellingen in het hoger onderwijs. In de OER wordt voor elke aan de instelling verbonden opleiding onder andere het onderwijsprogramma, de afstudeerrichtingen en de inhoud en de inrichting van de verschillende examens vastgelegd. Voor elke opleiding of groep opleidingen geeft de OER informatie over het onderwijsprogramma, de kwaliteit hiervan, tentamens en examens.

Aanpak en methoden voor kwaliteitsbewaking

Externe evaluatie in het hoger onderwijs Het toezicht op het hoger onderwijs (ho) berust volgens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW 1993) bij de Inspectie van het Onderwijs, onder gezag van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De Inspectie houdt toezicht op afzonderlijke instellingen en op het stelsel als geheel, waaronder de werking van accreditatie.

Taken van de Inspectie

  1. De Inspectie beoordeelt en bevordert de kwaliteit van het stelsel voor hoger onderwijs. Ze rapporteren hierover in onder andere thematische analyses, het jaarlijkse Onderwijsverslag en via sectorbeelden.
  2. De Inspectie beoordeelt en bevordert de kwaliteit van het Nederlandse accreditatiestelsel. Ze houdt geen toezicht op de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) maar wel op het functioneren van het accreditatiestelsel in Nederland. Het toezicht op het accreditatiestelsel vindt plaats op grond van een afzonderlijk toezichtkader.
  3. De Inspectie beoordeelt en bevordert de financiële rechtmatigheid, doelmatigheid en continuïteit bij bekostigde instellingen.
  4. De Inspectie doet incidenteel onderzoek bij instellingen als er sprake is van ernstige klachten of signalen. Hoewel de Inspectie geen klachten kan behandelen, kunnen klachten of een klachtenpatroon een signaal vormen van een mogelijke tekortkoming in de kwaliteit of in de naleving van wet- en regelgeving. Signalen over (mogelijke) tekortkomingen kunnen ook naar voren komen in een onderzoek in het kader van stelseltoezicht.
  5. De Inspectie adviseert over toetredingsaanvragen indien rechtspersonen voor hoger onderwijs willen toetreden tot het stelsel van erkend hoger onderwijs.

De Inspectie ziet erop toe dat instellingen voor hoger onderwijs de wet naleven. Het systeem is dus toezichthoudend. De inspectie richt zich met name op handhaving van de regels over:

  • registratie, toelating en voorlichting;

  • onderwijs- en examenregeling;

  • examinering en diplomering;
  • kwaliteitsborging en bestuur;

  • inspraak en rechtsbescherming;

  • jaarverslaglegging door bekostigde en niet bekostigde instellingen.

    Dit gebeurt bijvoorbeeld door de uitvoering van een bepaald onderdeel van de wet te onderzoeken of door incidenteel de naleving bij een hogeschool of universiteit te onderzoeken, bijvoorbeeld na meldingen over het niet naleven van wettelijke voorschriften. Ook onderzoekt de Inspectie op welke manier de besturen en Raden van Toezicht ervoor zorgen dat de wetten zorgvuldig worden uitgevoerd.

Samenwerking Inspectie met de NVAO

De Inspectie en de NVAO hebben een samenwerkingsprotocol afgesloten om een logisch, effectief en samenhangend stelsel van extern toezicht op, en kwaliteitsborging van, het hoger onderwijs te realiseren. In dit protocol is vastgelegd hoe de inspectie en de NVAO samenwerken bij het uitvoeren van hun wettelijke taken.

De Inspectie houdt in het hoger onderwijs in Nederland toezicht op de naleving van de regelgeving, de financiële rechtmatigheid en continuïteit en op de kwaliteit van het stelsel voor hoger onderwijs als geheel. De beoordeling van de onderwijskwaliteit en de kwaliteitszorg van opleidingen en instellingen berust bij de NVAO. Onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs is de exclusieve bevoegdheid van de NVAO. Als de kwaliteit van een opleiding in het geding is, kan de NVAO een onderzoek instellen. Als de naleving van wet- en regelgeving in het geding is, dan stelt de inspectie een onderzoek in. Onderzoek door de NVAO en de inspectie is daarmee complementair.

In Nederland beoordeelt de NVAO opleidingen van bekostigde hogeronderwijsinstellingen (universiteiten en hogescholen) en rechtspersonen voor hoger onderwijs (erkende private universiteiten en hogescholen). Het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) is het officiële register van geaccrediteerde opleidingen binnen het Nederlandse hoger onderwijs. In de NVAO-databank staan alle accreditatiebesluiten en bijbehorend (advies)rapporten.

Accreditatie In 2003 is in Nederland een stelsel van accreditatie ingevoerd. Accreditatie is een keurmerk van de overheid dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van het onderwijs door de NVAO positief is beoordeeld  Elke opleiding in het Nederlands hoger onderwijs wordt elke zes jaar door een commissie van externe en onafhankelijke deskundigen beoordeeld ten behoeve van de kwaliteitszorg: de borging en verbetering van het onderwijs. Het resultaat van de peer review dient als basis voor verlening dan wel behoud van accreditatie. Voor de accreditatie van nieuwe opleidingen gelden deels andere wettelijke voorschriften dan bestaande opleidingen. De NVAO valideert in alle gevallen het oordeel van de commissie en is verantwoordelijk voor het vaststellen of de opleiding (nog steeds) accreditatiewaardig is.

Een soortgelijke procedure geldt voor de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK), waarbij de interne kwaliteitszorg van de instelling als geheel wordt beoordeeld. Instellingen kunnen de erkenning ITK op vrijwillige basis aanvragen. Een positieve beoordeling bij de ITK geeft recht op een beperktere beoordeling bij de opleidingsaccreditatie.

De procedures en criteria voor de beoordeling van de kwaliteit en kwaliteitszorg zijn vastgelegd in een landelijk geldend beoordelingskader van de NVAO. Zie hier het beoordelingskader.

Ten behoeve van accreditatie wordt een opleiding beoordeeld op ten minste de volgende kwaliteitsaspecten:

  • Beoogd eindniveau

  • Toetsing en examinering
  • Gerealiseerd eindniveau

Europese samenwerking

De Nederlandse minister van OCW heeft zich gecommitteerd aan Europese uitgangspunten voor kwaliteitszorg van hoger onderwijs. Deze zijn vastgelegd in the Standards and Guidelines for Quality Assurance of Higher Education in the European Higher Education Area (ESG). Het Nederlandse stelsel van kwaliteitsborging voldoet aan de eisen die de ESG stelt.

Het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een gouvermenteel lid van the European Quality Assurance Register for Higher Education (EQAR). EQAR beheert een register voor kwaliteitszorgorganisaties die instellingen of opleidingen in het hoger onderwijs op kwaliteit beoordelen volgens Europese uitgangspunten. De NVAO is opgenomen in dit register.

De NVAO is lid van the European Association for Quality Assurance in Higher Education (ENQA). ENQA is een overkoepelende organisatie die haar leden vertegenwoordigd op Europees en internationaal niveau, met name in de politieke besluitvormingsprocessen en in samenwerkingsverbanden met belangenorganisaties. Het doel van de organisatie is het behouden en het verbeteren van de kwaliteit van het hoger onderwijs in Europa.