Het hoger onderwijs in Nederland kent twee soorten erkende onderwijsinstellingen, namelijk:
- Universiteiten en hogescholen die in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) staan. Deze onderwijsinstellingen krijgen geld van de overheid.
- Een aantal particuliere opleidingen. Deze instellingen krijgen geen geld van de overheid. Ze krijgen erkenning na onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs en de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De diploma’s zijn daarna wettelijk erkend.
De Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek noemt in artikel 1.3 verschillende (erkende) instellingen voor hoger onderwijs. Onder deze instellingen vallen de Universiteiten, de Levensbeschouwelijke universiteiten, de Hogescholen, de Open Universiteit.
- Universiteiten zijn gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. In elk geval verzorgen zij initiële opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs, verrichten wetenschappelijk onderzoek, voorzien in de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker of technologisch ontwerper en dragen kennis over ten behoeve van de maatschappij.
- Levensbeschouwelijke universiteiten zijn gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs voor een levensbeschouwelijk ambt of beroep. Zij verrichten wetenschappelijk onderzoek op levensbeschouwelijk terrein, voorzien in de opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en dragen kennis over ten behoeve van de maatschappij.
- Hogescholen zijn gericht op het verzorgen van hoger beroepsonderwijs (ook wel HBO’s). Zij verrichten ontwerp- en ontwikkelactiviteiten of onderzoek gericht op de beroepspraktijk. Zij verzorgen in elk geval bacheloropleidingen in het hoger beroepsonderwijs en verzorgen in voorkomende gevallen masteropleidingen in het hoger beroepsonderwijs en dragen in elk geval kennis over ten behoeve van de maatschappij. Zij dragen bij aan de ontwikkeling van beroepen waarop het onderwijs is gericht.
- De Open Universiteit is gericht op het verzorgen van wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs, het, in overeenstemming met het profiel van de Open Universiteit, verrichten van wetenschappelijk onderzoek en onderzoek gericht op de beroepspraktijk, alsmede het leveren van een bijdrage aan de vernieuwing van het hoger onderwijs. Zij verzorgt in elk geval initiële opleidingen en verzorgt deze in de vorm van afstandsonderwijs.
Klik hier voor een schematisch overzicht van Nederlandse hoger onderwijs systeem.
Erkende instellingen krijgen hun geld van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (of het ministerie van Economische Zaken) en vragen aan studenten een door de overheid vastgesteld bedrag aan collegegeld. De rijksoverheid bekostigt 37 hogescholen. Het ministerie van EZ bekostigt daarvan het onderwijs op drie hogescholen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving.
De NVAO erkent opleidingen in het hoger onderwijs. De opleiding krijgt een keurmerk als de NVAO de kwaliteit van de opleiding heeft goedgekeurd. Alle wettelijk erkende opleidingen van universiteiten en hogescholen staan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).
Particuliere instellingen Particuliere instellingen vallen niet onder de WHW. Dit zijn bijvoorbeeld buitenlandse universiteiten of business schools die buiten de regelgeving van de Nederlandse overheid vallen. Elke particuliere instelling gevestigd in Nederland kan ervoor kiezen het aangeboden onderwijs te doen accrediteren (dat wel zeggen, te doen nagaan dat het aan Nederlandse kwaliteitsstandaarden voldoet). Particuliere onderwijsinstellingen die geen financiering ontvangen van de overheid kunnen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden erkend als "rechtspersoon voor hoger onderwijs" en daarmee geaccrediteerde opleidingen aanbieden. Na accreditatie zijn de opleidingen van rechtspersonen voor hoger onderwijs wettelijk erkend. De diploma’s verbonden aan die opleidingen zijn gelijk aan de diploma's van bekostigde instellingen.