Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
Politieke en economische situatie

Belgium - Flemish Community

1.Politieke, sociale en economische achtergronden en ontwikkelingen

1.4Politieke en economische situatie

Last update: 23 December 2019

Politieke situatie

De Vlaamse Regering is verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid. Elke nieuwe regering stelt een minister aan die Onderwijs en Vorming in zijn portefeuille heeft. Deze minister van Onderwijs en Vorming stelt op basis van het regeerakkoord dat werd afgesloten tussen de regeringspartners een beleidsnota op. Deze beleidsnota wordt goedgekeurd door het Vlaams Parlement. De beleidsnota Onderwijs bevat de hoofddoelstellingen voor het onderwijsbeleid voor een termijn van 5 jaar. De beleidsnota wordt opgevolgd aan de hand van een jaarlijks weerkerende beleidsbrief waarin de minister de verwezenlijkingen van het afgelopen werkjaar op lijst en de doelstellingen

De huidige Vlaamse Regering is aangesteld van 2019 tot 2024. Een bespreking van de beleidsnota en de recente ontwikkelingen (van de vorige regering) is opgenomen in hoofdstuk 14.

De onderwijsbegroting is onderdeel van de Vlaamse begroting. Hieronder wordt enkel de verhouding gegeven van het onderwijsbudget in relatie tot het bruto regionaal product en niet tot het bruto nationaal product. Er dient te worden opgemerkt dat het onderwijsbudget door decretale regelingen een aantal automatische kostendrijvers heeft (bijvoorbeeld de leerlingenaantallen in het leerplichtonderwijs en het klikmechanisme in het hoger en volwassenenonderwijs, de vergrijzing van het onderwijzend personeel). Salarissen nemen 68,6 % in van de totale onderwijsbegroting.

[[{"fid":"1762","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"1":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"1"}}]]

Bron: Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs, edities: 2004-2005; 2009-2010; 2017-2018

Economische situatie

Algemeen

In de Vlaamse economie is de tertiaire sector (commerciële diensten) de grootste economische sector met meer dan 1 miljoen werknemers. De quartaire sector (publieke diensten) volgt met 672.628 werknemers. De secundaire sector (industrie) telt 464.429 werknemers. De primaire sector (land-, tuinbouw en visserij) volgt met grote marge: 11.256 werknemers werken in deze sector. (Steunpunt Werk, Werknemers naar WSE-sector). 

[[{"fid":"1763","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"2":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"2"}}]]

 

Ten opzichte van 2008 zijn er duidelijke trends zichtbaar:

[[{"fid":"1764","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"3":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"3"}}]]

(bron: Kwartaalbericht Vlaamse Arbeidsmarkt Januari 2019)

De reële Vlaamse economische groei bedraagt volgens het Federaal Planbureau (FPB) over een lange tijdshorizon (1980-2022) 2,1% per jaar. De reële economische groei bedroeg tijdens 2011-2015 jaarlijks gemiddeld +1,5%. Voor 2016-2022 wordt gemiddeld +1,6% verwacht (VRIND 2017).

Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner wordt in het Vlaamse Gewest in 2018 geraamd op bijna 36.700 euro koopkrachtstandaard (KKS). De laatste jaren ging het bbp per inwoner in stijgende lijn. De jaren 2008 en 2009, met de financieel-economische crisis, waren een uitzondering. Tegenover 2003 ligt het bbp per inwoner in 2018 ruim 40% hoger. Dat is een toename met gemiddeld 2,3% per jaar.

[[{"fid":"1765","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"4":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"4"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

In België pendelen veel Vlamingen naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest voor hun werk. Ze dragen zo bij tot het Brusselse bbp, maar nemen hun inkomen mee naar hun woonplaats. Door de arbeid van pendelaars toe te rekenen aan hun woonplaats wordt een meer realistische vergelijking met andere landen mogelijk. Het bbp dat rekening houdt met pendelbewegingen komt in het Vlaamse Gewest op 39.100 euro KKS, of 7% hoger dan in de klassieke berekening zonder pendel.

Het Vlaams bruto binnenlands product doet het goed in vergelijkend Europees perspectief. Het bbp per inwoner ligt in het Vlaamse Gewest in 2018 boven het gemiddelde van de Europese Unie (31.000 euro KKS).

[[{"fid":"1766","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"5":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"5"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Onderstaande grafiek geeft een blik op de prestaties van Vlaanderen in vergelijking met de rest van de Europese Unie op gebied van een aantal relevantie prestatie-indicatoren inzake onderzoek en ontwikkeling, tewerkstelling en vorming.

[[{"fid":"1767","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"6":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"6"}}]]

(bron Beleidsbrief Werk, Sociale Economie en Innovatie 2017-2018).

De arbeidsproductiviteit in Vlaanderen is 30% hoger dan gemiddeld in de EU28 en tussen 2008 en 2012 kon het Vlaamse Gewest zijn voorsprong op de EU28 vergroten. Sindsdien blijft het verschil ongeveer constant. Deze goede Vlaamse prestatie uit zich ook in de rangschikking met de benchmarkregio’s: enkel Zuid-Oost Ierland heeft een hogere arbeidsproductiviteit.

[[{"fid":"1768","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"7":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"7"}}]]

(Bron: VRIND 2017)

Aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd

In 2017 lag het aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd in de totale bevolking in het Vlaamse Gewest op 64%, tegenover 66% in 1999. Met beroepsleeftijd wordt bedoeld: de leeftijd van 15 tot 64 jaar. Dat aandeel lag iets lager dan het Waalse Gewest (65 %) en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (67 %). Het ligt ook 1 procentpunt onder het Europees gemiddelde.

[[{"fid":"1769","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"8":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"8"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Het aandeel van de bevolking op beroepsleeftijd (15-64 jaar) lag bij mannen in de hele periode vanaf 1999 ongeveer 3 procentpunten hoger dan bij vrouwen. Dat komt omdat er iets meer mannen zijn van 15 tot 64 jaar dan vrouwen en tegelijk het aantal mannen in de totale bevolking kleiner is dan het aantal vrouwen. Het aandeel laaggeschoolden in de bevolking op beroepsleeftijd (maximaal diploma lager secundair onderwijs) daalde sterk: van 43% in 1999 tot 24% in 2017. Het aandeel middengeschoolden (diploma hoger secundair onderwijs) steeg van bijna 35% in 1999 tot 40% in 2008. Nadien bleef dat aandeel nagenoeg constant tot in 2017.

Het aandeel hooggeschoolden (diploma hoger onderwijs) steeg sterker: van 23% in 1999 tot bijna 37% in 2017.

[[{"fid":"1770","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"9":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"9"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

De verouderingsindicator (verhouding 67+ ten opzichte van de 0-17 jarigen) neemt fors toe tot 2040 om daarna te stagneren. In 2015 bedroeg de verhouding 88%. In 2026 telt de bevolking van het Vlaamse gewest al evenveel 67-plussers als min-18 jarigen (100%) en in 2040 zijn er meer 67-plussers dan minderjarigen en bedraagt de indicator 123%.

Bovenop deze vergrijzing is er tussen 2030 en 2050 ook sprake van een verzilvering van de bevolking met een toename van het aandeel 80-plussers. Tot 2030 is ongeveer één op drie van de 67-plussers ouder dan 80, in 2050 is dat bijna één op twee. Dit stelt de samenleving voor uitdagingen in de medische en de zorgsector (zie these 1 economische ontwikkelingen).

De vergrijzing leidt tot een duidelijke toename van de afhankelijkheidsratio of de verhouding 0-17 jarigen en 67+ ten opzichte van de bevolking op beroepsactieve leeftijd (18-66). De afhan-kelijkheidsratio stijgt sterk tussen 2016 (58,0%) en 2040 (77,3%). Daarna volgt een stagnering tot 78,3 % in 2060. In Brussel ligt de afhankelijkheidsratio lager en is de verwachte stijging ook minder sterk (52,9% in 2016; 58,2% in 2040 en 60,9% in 2060).

[[{"fid":"1771","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"10":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"10"}}]]

(Bron: omgevingsanalyse beleidsdomein Onderwijs en Vorming; waarnemingen en prognoses leeftijdsgroepen in het Vlaams Gewest tot 2060)

Werkgelegenheidsgraad

De werkgelegenheidsgraad bedraagt in het Vlaamse Gewest anno 2018 67,0%. De werkgelegenheidsgraad zet de totale werkgelegenheid (van loontrekkenden en zelfstandigen) in een land of regio af ten opzichte van de totale bevolking van 15 tot 64 jaar in dat land of die regio.

Er was een toename van de Vlaamse werkgelegenheidsgraad van 2003 tot 2008. Dat viel grotendeels samen met jaren van goede conjunctuur. Vanaf 2009 tot en met 2013 stabiliseerde de werkgelegenheidsgraad zich. Vanaf 2014 nam de werkgelegenheidsgraad jaar na jaar opnieuw toe.

[[{"fid":"1772","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"11":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"11"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

De werkgelegenheidsgraad ligt in de Europese Unie (EU) gemiddeld hoger (71,8% in 2018) dan in het Vlaamse Gewest. De meeste EU-lidstaten kennen een hogere werkgelegenheidsgraad.

[[{"fid":"1773","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"12":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"12"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Scholingsgraad

Wat het hoogst behaald diploma (of de scholingsgraad) betreft, zijn er 3 groepen:

  • kortgeschoolden of laaggeschoolden (maximaal lager secundair onderwijs);
  • middengeschoolden (secundair onderwijs afgewerkt);
  • hooggeschoolden (diploma hoger onderwijs).

In 2017 was 21% van de Vlamingen van 25 tot 64 jaar laaggeschoold, 39% middengeschoold en 41% hooggeschoold. De indeling naar onderwijsniveau of scholingsgraad gebeurt op basis van het hoogst behaalde diploma. Laaggeschoolden zijn personen met hoogstens een diploma lager secundair onderwijs. Middengeschoolden hebben het secundair onderwijs met succes afgewerkt. Hooggeschoolden beschikken over een diploma hoger onderwijs.

Het aandeel laaggeschoolden daalde tussen 1999 en 2017 van 42% naar 21%. Een omgekeerde trend is er bij de middengeschoolden en de hooggeschoolden: in vergelijking met 1999 zijn de aandelen midden- en hooggeschoolden duidelijk gestegen.

[[{"fid":"1774","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"13":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"13"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Zowel bij de 25- tot 34-jarige als bij de 35- tot 44-jarige Vlamingen was in 2017 bijna de helft hooggeschoold. Bij de 55- tot 64-jarigen zijn dat er 3 op de 10. In deze leeftijdsgroep is 35% laaggeschoold. Bij de jongere leeftijdsgroepen zijn dat er duidelijk minder.

[[{"fid":"1775","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"14":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"14"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Bijna de helft van de werkende Vlamingen tussen 25 en 64 jaar was in 2017 hooggeschoold. Bij de personen die werkloos zijn, is ongeveer 4 op de 10 hooggeschoold. Bij de niet-actieven (mensen die niet werken en die ook niet op zoek zijn naar een job) is 2 op de 10 hooggeschoold. Omgekeerd is bij de werkenden 14% laaggeschoold. Bij de werklozen is dat 28% en bij de niet-actieven 43%.

[[{"fid":"1776","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"15":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"15"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Het aandeel hooggeschoolden in het Vlaamse Gewest (41%) bevindt zich tussen dat van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (47%) en het Waalse Gewest (37%) in. In de landen van de Europese Unie (EU) zijn gemiddeld 3 op de 10 inwoners hooggeschoold. In het Vlaamse Gewest ligt dit aandeel hoger. Er bestaan op dit vlak grote verschillen tussen de EU-landen. In Ierland is ongeveer 45% van de bevolking hooggeschoold, in Roemenië en Italië ligt dit aandeel onder de 20%.

[[{"fid":"1777","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"16":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"16"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Een aandachtspunt zijn de vroegtijdig schoolverlaters. Het gaan om jongeren die niet langer leerplichtig is en die een regulier kwalificerend traject van het Vlaams secundair onderwijs verlaat zonder kwalificatie met een beroepsfinaliteit of een finaliteit doorstroom hoger onderwijs. Een vroegtijdige schoolverlater verlaat dus het Vlaams secundair onderwijs zonder het kwalificatiecriterium te behalen. Het percentage daalt maar blijft onder de PACT 2020 doelstelling. Het Europese cijfer vroegtijdig schoolverlaten is gebaseerd op de EAK-indicator: de ‘early school leavers’-indicator uit de enquête naar de arbeidskrachten.

[[{"fid":"1778","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"17":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"17"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Vlaanderen monitort vroegtijdig schoolverlaten intensief op basis van eigen statistieken. Het aandeel vroegtijdig schoolverlaters schommelt de laatste jaren rond de 10 %.

[[{"fid":"1779","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"18":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"18"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Levenslang leren

In 2017 nam 9% van de Vlamingen van 25 tot 64 jaar deel aan een opleiding (in of buiten het reguliere onderwijs) tijdens de 4 weken voor de bevraging. In de periode 2006-2017 schommelt de opleidingsdeelname telkens tussen 7% en 9%. Wanneer gevraagd wordt naar wie een opleiding volgde in de afgelopen 12 maanden in plaats van de afgelopen 4 weken, stijgt de opleidingsdeelname tot 23%. Dat aandeel ligt iets hoger dan in 2006.

[[{"fid":"1780","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"19":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"19"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

In het Vlaamse Gewest (9%) nemen meer 25- tot 64-jarigen deel aan een opleiding dan in het Waalse Gewest (7%), maar minder dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (13%). In de landen van de Europese Unie (EU) volgen gemiddeld 11% van de inwoners een opleiding. Dat aandeel ligt dus hoger dan in het Vlaamse Gewest.

[[{"fid":"1781","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"20":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"20"}}]]

(Bron: Statistiek Vlaanderen)

Het zijn vooral hooggeschoolden die opleidingen volgen. Werklozen (11%) nemen het vaakst deel, meer dan werkenden (9%). De groep niet-actieven (personen die niet werken en die ook niet op zoek zijn naar een job) volgen het minst vaak een opleiding (7%).

[[{"fid":"1782","view_mode":"wysiwyg","fields":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"21":{"format":"wysiwyg","alignment":"","field_file_image_alt_text[en][0][value]":false,"field_file_image_title_text[en][0][value]":false,"field_caption[en][0][value]":""}},"attributes":{"class":"media-element file-wysiwyg","data-delta":"21"}}]]