Soorten instellingen
De organisatie van het beroepssecundair onderwijs (bso) komt in grote mate overeen met de organisatie van andere vormen in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Zie Organisatie van de tweede en derde graad secundair onderwijs. In dat geval wordt verwezen naar bovenstaande hoofdstukken. Hieronder wordt enkel ingegaan op de specifieke kenmerken van het beroepsonderwijs, daar waar het wezenlijk verschilt van de andere vormen.
Net als in de andere onderwijsvormen is het bso onderverdeeld in studiegebieden. Elk studiegebied groepeert een aantal studierichtingen op basis van inhoudelijk verwantschap en de behoefte aan eenzelfde infrastructuur en uitweg naar eenzelfde beroepssector.
De studierichtingen van het derde jaar van de derde graad van het bso vormen een zogenaamd "specialisatiejaar" en één studierichting is het een zogenaamd "naamloos jaar".
Het stelsel van leren en werken
Het stelsel van leren en werken is een speciale vorm van het bso. Deze omvat het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dBSO), de deeltijdse vorming met de persoonlijke ontwikkelingstrajecten en de leertijd die op elkaar zijn afgestemd. Ongeveer 2% van de leerlingen in het secudnair onderwijs zijn onder dit stelsel ingeschreven.
Centraal daarin staat een voltijds engagement van de jongere die wordt gescreend in functie van de verschillende mogelijke trajecten op weg naar arbeidsdeelname en vervolgens ook een permanente trajectbegeleiding krijgt.
dBSO kan enkel worden georganiseerd door een Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO).
Persoonlijke ontwikkelingstrajecten (POT), algemene vorming binnen het dBSO en ondersteuning van leerlinggebonden activiteiten in de CDO kunnen georganiseerd worden door een Centrum voor Deeltijdse Vorming (CDV).
De leertijd wordt georganiseerd door SYNTRA centra voor vorming van zelfstandigen en kmo's.
CDO's, CDV's en SYNTRA centra dienen te participeren aan een regionaal overlegplatform dat binnen elk RESOC-gebied (Regionaal Socio-Economisch Overlegcomité) is opgericht.
Centra voor deeltijds (beroepssecundair) onderwijs
dBSO is een onderdeel van het netgebonden onderwijs. Het kan enkel worden georganiseerd in een Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO). Een CDO kan:
- een autonome instelling zijn, of
- verbonden zijn aan een onderwijsinstelling met voltijds gewoon tso of bso
Elk CDO maakt deel uit van een scholengemeenschap secundair onderwijs.
Het aantal CDO's is als volgt geplafonneerd:
- Gemeenschapsonderwijs: 16
- Gesubsidieerd officieel onderwijs: 8
- Gesubsidieerd vrij onderwijs: 24
De overheid legt bijzondere voorwaarden op voor erkenning en financiering:
- beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen inzake eindtermen en leerplannen voor zover de uitreiking wordt beoogd van eindstudiebewijzen die identiek zijn aan die van het voltijds gewoon secundair onderwijs;
- samenwerken met ten minste één CDV met het oog op de organisatie van persoonlijke ontwikkelingstrajecten;
- maximale inspanningen leveren om het voltijds engagement voor elke jongere te realiseren;
- deelnemen aan en samenwerken binnen één of meer regionale overlegplatformen.
Centra voor Deeltijdse Vorming
Een centrum voor Deeltijdse Vorming (CDV) valt onder het bestuur van een vzw die actief is in het jeugdwerk en het vormingswerk.
een erkend CDV kan de volgende onderwijsvormen aanbieden:
- persoonlijke ontwikkelingstrajecten;
- algemene vorming binnen deeltijds onderwijs;
- ondersteuning van leerlinggebonden activiteiten in een CDO (bv. activiteiten zoals het onthaal van instromers of time-in voor jongeren die dreigen uit te vallen).
Om door de overheid erkend en gesubsidieerd te worden moet een CDV:
- samenwerken met ten minste één CDO met het oog op de organisatie van persoonlijke ontwikkelingstrajecten voor bepaalde jongeren van dat CDO;
- maximale inspanningen leveren om het voltijds engagement voor elke jongere te realiseren;
- deelnemen aan en samenwerken binnen één of meer regionale overlegplatformen.
SYNTRA, centra voor vorming van zelfstandigen en kmo's
Zie Syntra Vlaanderen.
Regionale overlegplatformen
CDO's, CDV's en SYNTRA centra participeren verplicht aan werkzaamheden van het handelsgericht regionaal overlegplatform. Iedere scholengemeenschap moet contacten onderhouden met minimaal één regionaal overlegplatform.
Een regionaal overlegplatform is ten minste samengesteld uit één afgevaardigde van elk CDO, CDV, SYNTRA centrum voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, VDAB werkwinkel, alsook één trajectbegeleider SYNTRA-Vlaanderen en één afgevaardigde van respectievelijk de officiële Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB), de vrije CLB, het RESOC, het departement Onderwijs en Vorming en het departement Werk en Sociale Economie.
Een regionaal overlegplatform heeft volgende bevoegdheden:
- Bespreken van regionale opleidings- en vormingsaanbod;
- Deskundigheid en knowhow benutten en uitwisselen;
- Bespreken van de toeleiding, oriëntering en doorverwijzing van jongeren naar en binnen het stelsel van leren en werken in overleg met de scholengemeeschappen secundair onderwijs;
- Initiatieven nemen, in het bijzoder bij de sociaal-economische actoren en de sociale partners;
- Kwalitatief en kwantitatief afstemmen van vraag en aanbod;
- Bespreken van algemene maatregelen om problematische afwezigheden te bestrijden, zowel binnen de component leren als binnen de component werkplekleren.
Geografische toegankelijkheid
Zie eerste graad.
Toelatingsvoorwaarden en schoolkeuze
Voltijds beroepssecundair onderwijs
Zie tweede en derde graad, met uitzondering dat ook een toelating door de toelatingsklassenraad op basis van leeftijd (15 jaar) mogelijk is.
Stelsel leren en werken
Dit stelsel is toegankelijk voor jongeren die voldaan hebben aan de voltijdse leerplicht en nog geen 25 jaar oud zijn. Jongeren zijn deeltijds leerplichtig vanaf 15 jaar op voorwaarde dat ze de eerste twee leerjaren van het voltijds secundair onderwijs gevolgd hebben. Voor jongeren die de eerste twee leerjaren van het voltijds secundair onderwijs niet hebben gevolgd is het stelsel toegankelijk vanaf 16 jaar.
Inschrijving
Een jongeren dient zich in te schrijven in een Centrum voor Deeltijds beroepssecundair onderwijs of bij een trajectbegeleider van SYNTRA voor de leertijd. Deze schrijft de jongere ook in als deeltijds lerende en werkzoekende bij de VDAB.
Screening en trajectbegeleiding
Naast een intakegesprek vindt er voor elke jongere die zich aanmeldt en inschrijft in een Centrum voor Deeltijds beroepssecundair onderwijs (CDO) binnen de 14 dagen na inschrijving ook een screening plaats, uitgevoerd door desbetreffend CDO. De screening heeft betrekking op arbeidsrijpheid, interesses, motivatie en eerder verworven competenties. Het resultaat is bindend en leidt tot de onmiddellijke inschakeling van de jongere in hetzij arbeidsdeelname, een brugproject, een voorproject of een persoonlijk ontwikkelingstraject.
Voortrajecten en brugprojecten
Jongeren die nog niet over voldoende arbeidsrijpheid of -bereidheid beschikken, of waarvan de arbeidsgerichte attitudes en vaardigheden nog verder dienen te worden ontwikkeld, kunnen daarop voorbereid worden door hen een tijdelijk voortraject of bugproject te laten volgen. Als zelfs die stap te groot blijkt, wordt de jongere een persoonlijk zelfontwikkelingstraject op maat aangeboden in een Centrum voor Deeltijdse Vorming (CDV).
Voortrajecten
Voortrajecten zijn gericht op jongeren die nog geen duidelijk loopbaanperspectief hebben en nog geen keuze kunnen maken voor één of andere opleiding, of jongeren met ontoereikende arbeidsattitudes en vaardigheden. De maximumduur dat een jongeren een voortraject kan volgen is 312 uren, al dan niet onderbroken en al dan niet verspreid over meerdere schooljaren.
Brugprojecten
Deze vorm van arbeidsparticipatie is gericht op jongeren die wel arbeidsbereid zijn maar hun arbeidsgerichte attittudes en vaardigheden nog verder moeten ontwikkelen. In brugprojecten kunnen zij werkervaring opdoen gedurende 800 uren.
Deeltijds beroepssecundair onderwijs
Een jongere kan tot een opleiding dBSO worden toegelaten als hij nog niet in het bezit is van een eindstudiebewijs van dezelfde opleiding behaald in het secundair onderwijs, in het volwassenenonderwijs of in de leertijd. Een jongeren kan tot een module van een opleiding dBSO worden toegelaten, als hij die module nog niet met vrucht heeft gevolgd in het secundair onderwijs of in het volwassenenonderwijs.
Medische geschiktheid kan nodig zijn voor bepaalde opleidingen omwille van de consumentenbescherming (contact met voedingswaren) of omwille van de beroepsuitoefening (bv. dakwerker).
Een Centrum voor Deeltijds beroepssecundair onderwijs kan een inschrijving weigeren indien:
- niet is voldaan aan de toelatingsvoorwaarden,
- de jongere eerder definitief werd uitgesloten,
- de vooropgestelde maximumcapaciteit van het centrum wordt overschreden,
- de jongere specifieke noden heeft op vlak van onderwijs, therapie en verzorging en de draagkracht van het centrum onvoldoende is om daaraan tegemoet te komen.
- Weigering dient gemotiveerd en medegedeeld te worden aan de voorzitter van het LOP (zie 12.3.2.1)
Deeltijdse vorming (POT)
Een jongere kan een persoonlijk ontwikkelingstraject in een Centrum voor Deeltijdse Vorming (CDV) volgen na inschrijving voor een pelaade opleiding in een Centrum voor Deeltijds beropessecundair onderwijs (CDO). Het traject kan slechts gevolgd worden tot het einde van het schooljaar waarin de jongere zijn leerplicht beëindigt.
Voor de start van een persoonlijk intwikkelingstraject moet een gemotiveerd verslag worden geschreven. Dit gebeurt door een CLB-medewerker van het CDO en is een resultaat van de intagek, de screening, de gegevens vanuit het CLB en, eventueel, de gegevens van de klassenraad. Dit verslag omvat minstens de vorm van persoonlijk ontwikkelingstraject dat gevolgd wordt en de startatum.
De leertijd
De leertijd mag worden gevolgd tot het einde van het schooljaar waarin de jongere de leeftijd van 25 jaar bereikt. Een opleiding in de leertijd duurt in principe 3 jaar en minstens 1 jaar. Afhankelijk van leeftijd en vooropleiding is een kortere opleiding mogelijk.
De praktijkopleiding omvat het sluiten van een voltijdse overeenkomst tussen de leerling en het ondernemingshoofd door bemiddeling van de leertrajectbegeleider.
Leeftijdsniveaus en leeftijdsgroepen
Voltijds beroepssecundair onderwijs
Zie eerste graad.
Deeltijds beroepssecundair onderwijs
Het dBSO is opgebouwd uit modulaire opleidingen. Eenzelfde module kan in verschillende opleidingen voorkomen. De jongere kan een opleiding starten op elk ogenblik van het schooljaar en spreiden over één of meer schooljaren. Er wordt geen moduleduur vastgelegd zodat een traject op maat van elke jongere kan uitgestippeld worden. Modules binnen modulaire opleidingen die zich sequentieel tot elkaar verhouden, moeten worden doorlopen in een welbepaalde volgorde zoals in de opleidingstructuur zal worden bepaald.
Er zijn bijgevolg geen graden, leerjaren of studiegebieden.
De leertijd
Deeltijdse vorming - Persoonlijke ontwikkelingstrajecten
Persoonlijke ontwikkelingstrajecten (POT) dienen om jongeren die nog niet arbeidsgericht kunnen werken toch te begeleiden naar een gekwalificeerd traject. Het zijn doorgaans maatschappelijk kwetsbare jongeren, waarvan de gedrags-, emotionele en sociale problemen nog worden verscherpt door de omstandigheden waarin ze verkeren. Tijdens het POT tracht men hen inzicht te geven in de eigen situatie en de problematische situatie draaglijk maken.
Organisatie van het schooljaar
Voltijds beroepssecundair onderwijs
Zie eerste graad.
Deeltijds beroepssecundair onderwijs
Het deeltijds secundair onderwijs wordt 40 weken per jaar aangeboden met wekelijks 15 uren van 50 minuten algemene en beroepsgerichte vorming. De urenverdeling tussen algemene en beroepsgerichte vorming wordt aan het (Centrum voor Deeltijds beroepssecundair Onderwijs) CDO overgelaten. Hierop zijn een aantal afwijkingen mogelijk onder meer in functie van lokale omstandigheden.
Organisatie van de schooldag en de schoolweek
Voltijds beroepssecundair onderwijs
Zie eerste graad.
Stelsel van Leren en Werken
Jongeren die opteren voor een stelsel van leren en werken dienen zich voltijds te engageren voor een systeem met twee onlosmakelijk met elkaar verbonden componenten: leren en werkplekleren. Dat voltijds engagement is in de leerplichtwet ingeschreven. Het staat gelijk met een weekinvulling van minimaal 28 uren van 50 minuten.
In het dBSO worden de lessen gespreid over maximum 4 halve dagen van maandag tot en met vrijdag. Het woord "maximum" slaat op het feit dat voor sommige leerlingen het deeltijds onderwijs 15 uren omvat en voor anderen, die algemene vakken in erkende vormingsinstelling volgen, slechts 8 uren. De lesspreiding doet in elk geval geen afbreuk aan de mogelijkheid om, na toelating van het onderwijsdepartement, de lessen in een ander "ritme" te organiseren.
Elk Centrum voor Deeltijds beroepssecundair onderwijs (CDO) moet altijd gedurende ten minste 9 halve lesdagen per week opengesteld zijn. Tijdens de periodes dat een jongere de component werkplekleren effectief invult, moet altijd een vertegenwoordiger van het CDO bereikbaar zijn.