Aanbod gericht op het verhogen van de basisvaardigheden
Basiseducatie
In Vlaanderen wordt basiseducatie georganiseerd door de centra voor basiseducatie (CBE). Een cursist leert er basisvaardigheden binnen zeven leergebieden:
- Nederlands (moedertaal)
- Nederlands als tweede taal
- alfabetisering Nederlands als tweede taal
- wiskunde
- maatschappijoriëntatie
- opstap talen
- ICT
De opleidingen van de basiseducatie zijn ingedeeld op het niveau van het basisonderwijs en de eerste graad secundair onderwijs. Uitzonderingen zijn hier de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal, Nederlands tweede taal en talen die gerangschikt worden volgens het Europees referentiekader voor moderne vreemde talen. Alfabetisering Nederlands als tweede taal en Nederlands als tweede taal zijn opleidingen op niveau richtgraad 1 van het Europese referentiekader voor vreemde talen. Het niveau van het leergebied talen is enerzijds richtgraad 1, niveau 1 van het Europese referentiekader voor vreemde talen, en is anderzijds gelijkgesteld met het niveau van het lager onderwijs en de 1e graad van het voltijds secundair onderwijs.
Om te starten in de aanvangsmodule van een opleiding of een niet-sequentiële module in de basiseducatie is geen enkele voorkennis vereist. Een cursist die geen diploma van het secundair onderwijs heeft behaald, betaalt geen inschrijvingsgeld in een Centrum voor Basiseducatie.
Als je slaagt voor een module in de opleiding, krijg je een deelcertificaat dat door de Vlaamse overheid erkend wordt. Als je slaagt voor alle modules in de opleiding, krijg je een certificaat dat door de Vlaamse overheid erkend wordt.
Voor de opleidingen van het leergebied talen in de basiseducatie gelden dezelfde eindtermen als die voor de leergebieden in het lager onderwijs en eindtermen en ontwikkelingsdoelen in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs. Voor de leergebieden Nederlands, maatschappijoriëntatie en informatie- en communicatietechnologie werden aangepaste eindtermen ontwikkeld. Voor de opleidingen van het leergebied wiskunde gelden zowel aangepaste eindtermen als basiscompetenties.
Voor de opleidingen van de leergebieden alfabetisering Nederlands tweede taal en Nederlands tweede taal in de basiseducatie worden basiscompetenties vastgelegd. Deze worden ook vastgelegd voor de opleidingen in het leergebied talen waarvoor geen eindtermen zijn bepaald.
Elk centrum heeft de maatschappelijke opdracht de eindtermen of basiscompetenties met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden met de cursisten te bereiken.
Aanbod gericht op het behalen van een erkende kwalificaties als volwassene
Secundair volwassenenonderwijs
Het secundair volwassenenonderwijs omvat opleidingen, gegroepeerd in 50 studiegebieden, die georganiseerd worden op het niveau van de tweede en derde graad van het voltijds secundair onderwijs, met uitzondering van de studiegebieden Nederlandse tweede taal, talen richtgraad 1 en 2 en talen richtgraad 3 en 4 die gerangschikt worden volgens het Europees referentiekader voor moderne vreemde talen.
Het secundair volwassenenonderwijs laat toe om als volwassene een diploma secundair onderwijs te behalen. Dit kan door sommige beroepsopleidingen te combineren met een opleiding ‘Aanvullende Algemene Vorming’. Andere opleidingen uit het studiegebied ‘Algemene Vorming’ situeren zich op het niveau van het aso en leiden rechtstreeks naar het diploma secundair onderwijs. De studiegebieden ‘Aanvullende algemene vorming’ en ‘Algemene Vorming’ omvatten de opleidingen van het vroegere ‘tweedekansonderwijs’.
Studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs
- aanvullende algemene vorming;
- administratie;
- afwerking bouw;
- algemene personenzorg;
- algemene vorming;
- ambachtelijke accessoires;
- ambachtelijk erfgoed;
- assistentie vrije zorgberoepen;
- auto;
- bakkerij;
- bedrijfsbeheer;
- bibliotheek-, archief- en documentatiekunde;
- bijzondere educatieve noden;
- chemie;
- drankenkennis;
- Europese hoofdtalen richtgraad 1 en 2;
- Europese neventalen richtgraad 1 en 2;
- Europese talen richtgraad 3 en 4;
- fotografie;
- grafische communicatie en media;
- groot transport;
- Hebreeuws;
- horeca;
- huishoudhulp;
- huishoudelijk koken;
- huishoudelijke decoratie- en naaitechnieken;
- ICT-technieken;
- informatie- en communicatietechnologie;
- koeling en warmte;
- lassen;
- land- en tuinbouw;
- lichaamsverzorging;
- logistiek en verkoop;
- maritieme diensten;
- mechanica-elektriciteit;
- meubelmakerij;
- mode : maatwerk;
- mode : realisaties;
- Nederlands tweede taal richtgraad 1 en 2;
- Nederlands tweede taal richtgraad 3 en 4;
- Oosterse talen;
- printmedia;
- ruwbouw;
- schrijnwerkerij;
- Scandinavische talen;
- slagerij;
- Slavische talen;
- specifieke personenzorg;
- textiel;
- toerisme.
Om aan te vangen met een opleiding binnen het studiegebied aanvullende algemene vorming of algemene vorming moet je als cursist minstens 18 jaar oud zijn. Voor alle andere opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs moet je minstens 16 jaar oud zijn.
Als je slaagt voor een module in je opleiding, krijg je een deelcertificaat dat door de Vlaamse overheid erkend wordt. Als je slaagt voor alle modules in je opleiding, krijg je een certificaat dat door de Vlaamse overheid erkend wordt. Een uitzondering is de opleiding Bedrijfsbeheer in het studiegebied bedrijfsbeheer, waar je een getuigschrift bedrijfsbeheer behaalt. Dat getuigschrift is een basisvereiste om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een eigen zaak op te starten.
Voor de opleidingen van het studiegebied Algemene Vorming gelden dezelfde eindtermen of specifieke eindtermen als voor de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs. De eindtermen worden vastgelegd per opleiding. Voor de opleiding Aanvullende Algemene Vorming zijn aangepaste eindtermen vastgelegd.
Voor de opleidingen van de andere studiegebieden gelden dezelfde specifieke eindtermen en erkende beroepskwalificaties als voor de overeenkomstige studierichtingen in het voltijds secundair onderwijs waarmee zij geconcordeerd zijn.
Voor de opleidingen van de studiegebieden in het secundair volwassenenonderwijs waarvoor in het secundair onderwijs geen overeenkomstige studierichtingen of specifieke eindetermen zijn, worden per opleiding basiscompetenties vastgelegd. De basiscompetenties die worden vastgelegd voor opleidingen die leiden naar een beroep nemen erkenbare beroepskwalificaties op herkenbare wijze op.
Elk centrum heeft de maatschappelijke opdracht de eindtermen, specifieke eindtermen, erkende beroepskwalificaties of basiscompetenties met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden met de cursisten te bereiken.
Aanbod gericht op de overgang naar de arbeidsmarkt
Beroepsopleiding VDAB
De VDAB biedt meer dan 2000 praktijkgerichte beroepsopleidingen aan in de volgende beroepsdomeinen:
- Hout en bouw
- Metaal, elektriciteit en autotechniek
- Social profit
- Transport en logistiek
- Grafische sector
- Horeca en voeding
- Textiel, confectie, breigoed, wasserij
- Primaire, maritieme, artistieke sector/diamant/milieu/haven
- Schoonmaak, toezichtsfuncties, verkoop, verhuis, kunststof
- Industriële automatisering
- Kantoorautomatisering en bureautica
- Administratieve en commerciële functies
- Management/leiding geven
Daarnaast organiseert het agentschap ook opleidingen Nederlands als tweede taal, ICT-opleidingen en opleidingen sociale en basisvaardigheden (arbeidsmarktcompetenties).
De opleidingen van de VDAB staan open voor iedere volwassene. Door middel van incentives en begeleiding worden kansengroepen in het bijzonder aangespoord om de opleidingen te volgen. Voor niet-werkende werkzoekenden is de opleiding kosteloos. Werkzoekenden worden tijdens de opleiding ook begeleid door een bemiddelaar van de VDAB. Belangrijk is dat de beoogde opleiding aansluit bij de talenten en de loopbaanplannen van de kandidaat en bij de knelpuntvacatures op de arbeidsmarkt.
De opleidingen van de VDAB worden doorgaans tijdens de werkuren gegeven maar kunnen soms ook 's avonds of op zaterdag worden georganiseerd. Verschillende organisatievormen zijn hierbij mogelijk zoals opleidingen in competentiecentra of bij derden, stages in ondernemingen, de individuele beroepsopleiding in een onderneming (IBO) of webleren.
De VDAB biedt ook mogelijkheden tot werkplekleren:
- Opleidingsstages. Deze vormen een vast onderdeel van de meeste reguliere opleidingen in een competentiecentrum.
- Individuele beroepsopleiding in de onderneming. De IBO is een opleidingsmaatregel die het aanwerven van een minder ervaren werkloze aantrekkelijk maakt. Een werkloze die een IBO-contract afsluit, krijgt gedurende één tot zes maanden een opleiding op de werkvloer van een onderneming. Gedurende deze periode ontvangt hij een inkomen dat een normaal loon benadert. Tijdens de opleiding betaalt de werkgever geen loon of RSZ, enkel een productiviteitspremie. Wanneer de cursist de opleiding met succes afrondt, is de werkgever verplicht hem een contract van onbepaalde duur aan te bieden.
- Instapstage. Schoolverlaters in de beroepsinschakelingstijd met hoogstens een getuigschrift tweede graad kunnen (tussen de 156e en 310e dag van de beroepsinschakelingstijd) tot twee instapstages van drie maanden volgen. De stage impliceert een voltijds engagement met ofwel een voltijdse instapstage, ofwel een halftijdse instapstage aangevuld met een VDAB-opleiding, attitudetraining of sollicitatietraining. De werkgever engageert zich om een opleiding te voorzien op basis van een opleidingsplan en betaalt de stagiair maandelijks €200 voor een voltijdse en €100 voor een halftijdse stage.
- Beroepsverkennende stage. Een beroepsverkennende stage is een oriënterende tool en heeft minder betrekking op leren (doelstelling van stage). VDAB-consulenten kunnen deze voorstellen aan werkzoekenden die geen duidelijk jobdoelwit hebben. De beroepsverkennende stage duurt maximum 30 dagen. De werkzoekende krijgt er een duidelijker beeld mee van een bepaalde job of manier van werken. De stage wordt ingezet om de werkzoekende te (her)oriënteren.
- Beroepsinlevingsovereenkomst. De BIO verschaft een wettelijk kader om op vrijwillige basis een betaalde stage te laten lopen in een onderneming. Een BIO is geen arbeidsovereenkomst maar een opleidingscontract waarbij er vaardigheden en competenties aangeleerd worden op de werkvloer.
Voor de verschillende opleidingsmogelijkheden van de VDAB worden uiteenlopende onderwijsmethoden gehanteerd:
- Groepsleren. Dit gebeurt onder leiding van een instructeur, op vaste tijdstippen en met een gemeenschappelijk leertraject voor alle deelnemers.
- Bij open leren neemt men individueel het totale leerpakket door in een VDAB-centrum of bedrijf. Naast ondersteuning door een instructeur kan men gebruik maken van een waaier aan leermiddelen (cd-rom, video, zelfstudiepakketten).
- Met weblerenvindt het leren thuis of op de werkplek plaats. Het cursusmateriaal staat hierbij 24 uur op 24 online ter beschikking. Op weekdagen kan de cursist bij de meeste cursussen ook beroep doen op een online coach voor feedback. Het aanbod van webleren is volledig gratis voor werkzoekenden en werknemers.
- Bij afstandsleren bepaalt de cursist samen met een instructeur het leertraject en volgt vervolgens de opleiding thuis of op het werk. Hij wordt hierbij vanop afstand begeleid door de instructeur.
- Bij blended learning tot slot wordt een vorm van zelfstandig leren gecombineerd met groepsleren.
Cursisten worden door middel van hun technisch-pedagogisch dossier permanent opgevolgd en geëvalueerd in de loop van hun (modulaire) opleiding. Wanneer zij bepaalde opleidingen hebben vervolledigd, bekomen ze hiervoor een attest. Ook bij webleercursussen behaalt de cursist, na een positieve beoordeling door de coach, een getuigschrift. Dergelijke attesten hebben geen formele of wettelijke waarde. Ze worden niet erkend als gelijkwaardig aan de erkende studiebewijzen van de eigenlijke onderwijssector. De attesten worden echter wel de facto erkend door de bedrijfswereld.
OKOT
OKOK zijn onderwijskwalificerende opleidingstrajecten voor werkzoekende volwassenen. Ze vertrekkende van een regionaal knelpunt op de arbeidsmarkt met zowel een beroeps- als onderwijskwalificatie als finaliteit. OKOT kan leiden tot een onderwijskwalificatie niveau 3, 4, 5 en 6. De trajecten worden ofwel volledig ofwel gedeeltelijk door de onderwijsinstelling(en) georganiseerd en worden daarnaast vooraf, tijdens en na de opleiding door VDAB-medewerkers begeleid.
Op 6 juni 2013 ondertekenden het departement Onderwijs en Vorming, de VDAB en Syntra Vlaanderen een Vlaams Afsprakenkader OKOT, waarbij ze zich engageren om onderwijskwalificerende opleidingstrajecten te stimuleren en deze vorm van structurele samenwerking tussen onderwijs en arbeidsmarktactoren in alle provincies uit te rollen. Daarvoor werd eind 2013 een beleidsdomeinoverschrijdende begeleidingscommissie OKOT opgericht, die deze opdracht opneemt.
Ondernemersvorming SYNTRA Vlaanderen
SYNTRA Vlaanderen staat in voor het aansturen, stimuleren, ontwikkelen, erkennen en financieren van een arbeidsmarktgericht en innovatief opleidingsaanbod voor ondernemers en medewerkers van KMO’s. Het agentschap voert een doelgroepen- en kansengroepenbeleid dat vooral gericht is op vrouwen, kortgeschoolden, allochtonen, 50-plussers en personen met een arbeidshandicap. Ook worden er specifieke acties ondernomen om werkzoekenden te ondersteunen in hun traject naar ondernemerschap.
Het vormingsaanbod van SYNTRA omvat ondernemerschapstrajecten en de leertijd. Het agentschap biedt ongeveer 200 opleidingen in de leertijd en meer dan 500 ondernemersopleidingen onderverdeeld in 28 sectoren. Daarnaast voert SYNTRA Vlaanderen een uitbestedingsbeleid.
De leertijd is een opleiding voor jongeren die aan de voltijdse leerplicht hebben voldaan en de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt. Ze combineert het volgen van cursussen in een SYNTRA-campus met werken in een onderneming onder begeleiding van een ondernemer en een leertrajectbegeleider. De opleiding maakt deel uit van het stelsel van leren en werken binnen het secundair onderwijs, waardoor ze behoort tot de bevoegdheid van de minister van onderwijs. De overige opleidingen die worden aangeboden door SYNTRA Vlaanderen zijn een verantwoordelijkheid van de minister van werk.
Sinds 2009 kunnen leerjongeren naast beroepskwalificaties (certificaat en getuigschrift leertijd) ook onderwijskwalificaties verwerven. De mogelijkheid bestaat om zowel het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs en het diploma secundair onderwijs te behalen.
Meer informatie over de leertijd is te vinden op de website.
Ondernemerschapstrajecten zijn door SYNTRA Vlaanderen gescreende trajecten die afgestemd zijn op een sectoraal beroepscompetentieprofiel, een kwalificatie, een generiek ondernemersprofiel of op de regelgeving. Ze omvatten competentieversterkende acties en activiteiten die leiden naar zelfstandig ondernemerschap, waarin een uitstroom als kmo-medewerker mogelijk is. Het ondernemerschapstraject omvat zowel een theoretische als een praktijkcomponent.
Naast de leertijd en de ondernemerschapstrajecten biedt SYNTRA Vlaanderen ook cursussen rond bedrijfsbeheer en stages. De cursussen bedrijfsbeheer zijn gericht op het algemene commerciële, financiële, administratieve en personeelsbeleid van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen. De stages laten een cursist toe om praktijkervaring te verwerven in een kleine of middelgrote onderneming die actief is op het vlak van het beroepscompetentieprofiel dat het voorwerp is van de opleiding van de cursist.
Wie slaagt in het eindexamen van een gecertificeerde SYNTRA-opleiding ontvangt een getuigschrift of een diploma dat erkend is door de Vlaamse Overheid.
Binnen het uitbestedingsbeleid verleent SYNTRA Vlaanderen financiering voor het organiseren van innovatieve opleidingen, die inspelen op de noden van de doelgroep (KMO) en de prioriteiten van de Vlaamse overheid. Het is een manier om op het vlak van levenslange opleiding en vorming kort op de bal te spelen. Er wordt gewerkt met 3 producten: inschrijven op aanbod, tenders en incentives. Binnen inschrijven op aanbod kunnen opleidingsverstrekkers zelf onderwerpen voor innovatieve sectorale bijscholingen indienen. Op die manier worden vormingen rond nieuwe trends en ontwikkelingen tegen een betaalbare prijs aangeboden aan de KMO’s. De inhoud van de incentives en de tenders wordt door SYNTRA Vlaanderen uitgeschreven. De eigenheid van de incentives bestaat erin dat meerdere opleidingsverstrekkers erkend worden om eenzelfde opleidingstraject aan te bieden.
Aanbod gericht op persoonlijke ontwikkeling
Deeltijds kunstonderwijs
Het deeltijds kunstonderwijs (DKO) is aanvullend onderwijs dat zich richt tot zowel kinderen, jongeren als volwassenen. Het laat leerlingen toe om kennis te maken met kunst in al zijn uitdrukkingsvormen, om kunst kritisch te benaderen en te beleven, en om bepaalde kunstvormen ook zelf te beoefenen, individueel of in groep (bv. in een orkest, een dansgroep of een toneelgezelschap). Het DKO bereidt sommige jongeren ook voor op een professionele artistieke loopbaan in het hoger kunstonderwijs.
In het deeltijds kunstonderwijs worden vier studierichtingen aangeboden:
- beeldende kunst
- muziek
- woordkunst
- dans
Elke studierichting heeft een eigen structuur met graden en opties die wettelijk vastgelegd zijn. Zo bestaan er drie graden: een lagere graad, een middelbare graad en een hogere graad. Enkel in de studierichting beeldende kunst bestaat ook nog een specialisatiegraad.
Deelnemers aan het deeltijds kunstonderwijs schrijven zich op vrijwillige basis in en betalen hiervoor inschrijvingsgeld. Kinderen kunnen vanaf zes jaar starten in de studierichting dans en beeldende kunst. Voor de studierichtingen muziek en woordkunst is de beginleeftijd acht jaar.
Een leerling start in principe in het eerste leerjaar van een gekozen optie. Om naar een volgend leerjaar over te gaan, moet de leerling geslaagd zijn voor de proeven van het gevolgde jaar. Bij het succesvol beëindigen van elke graad ontvangt de leerling een eindattest of getuigschrift dat aangeeft welk niveau hij bereikt heeft.
De leertrajecten in het deeltijds kunstonderwijs volgen een volledig schooljaar van maximaal 40 weken, dat duurt van 1 september tot 30 juni. In sommige scholen worden de wekelijkse lestijden van sommige vakken samengevoegd tot tweewekelijkse of maandelijkse lessen. De minimumleerplannen moeten worden goedgekeurd door de minister van onderwijs.
Sociaal-cultureel volwassenenwerk
Het aanbod aan leeractiviteiten van sociaal-culturele volwassenenorganisaties is zeer divers. Een overzicht vindt men in de databank Prettig Geleerd.
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk biedt niet-formele educatie aan met de klemtoon op het informele en niet-formele leren. Het aanbod omvat zowel het stimuleren van incidenteel als intentioneel leren. In het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden interventies en vormen van begeleiding niet als een overdracht opgevat van de begeleider naar het individu. De deelnemer is daarentegen een actieve partner die zowel de inhoud als de aanpak van de programma's, projecten en activiteiten op één of andere wijze mee bepaalt.
Kenmerkend is het ontbreken van elke vorm van formele beoordeling van de deelnemers. De organisaties doen wel aan zelfevaluatie, zowel ten behoeve van de deelnemers, als ten behoeve van hun eigen werking.
Andere types binnen het publiek gefinancierde aanbod voor volwassen lerenden
Landbouwvorming
De opleidingsactiviteiten van de landbouwvorming omvatten starterscursussen, vormingscursussen, stages, korte vormingsactiviteiten en vervolmakingsdagen. Ze zijn bestemd voor verschillende doelgroepen zoals zelfstandige bedrijfshoofden van een land- of tuinbouwbedrijf, bloemisten, tuinaannemers, werknemers van groendiensten van openbare besturen, erkende verkopers en gebruikers van fytoproducten, erkende gebruikers van biociden voor gebruik in de landbouw en imkers.
Bij landbouwvorming worden theoretische lessen afgewisseld met praktijklessen. Daarnaast worden ook panelgesprekken, geleide bedrijfsbezoeken, discussiegroepen e.d. georganiseerd onder leiding van een moderator, die de functie van lesgever vervult. Jaarlijks worden nieuwe e-learningsprojecten en peterschapsprojecten opgestart.
De cursussen van de landbouwvorming worden steeds afgesloten met een cursustest. De deelnemers die minstens 75% van de uren aanwezig waren en geslaagd zijn voor de cursustest ontvangen een getuigschrift.
Een succesvolle opleiding voor starter in land- en tuinbouw leidt tot een installatieattest. Dit attest is een vereiste voor personen die zich wensen te vestigen op een land- of tuinbouwbouwbedrijf en hiervoor een tussenkomst wensen van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) maar die geen diploma kunnen voorleggen van een volledige cyclus land- of tuinbouwgericht onderwijs van minstens het niveau hoger secundair onderwijs.
Onderwijs aan gedetineerden
Sinds 2000 wordt op systematische wijze een onderwijsaanbod uitgebouwd voor de gedetineerden in de Vlaamse en Brusselse strafinstellingen. Dit gebeurt in het kader van het strategisch plan ‘Hulp en dienstverlening aan gedetineerden’ dat op 8 december 2000 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Na een pilootfase van een aantal jaren werden de principes van dit strategisch plan verankerd in het decreet van 8 maart 2013 betreffende de organisatie van de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden.
In het decreet van 8 maart 2013 is opgenomen dat de Vlaamse Regering per legislatuur een strategisch plan opmaakt waarin bepaald wordt waarop prioritair ingezet moet worden met betrekking tot de hulp- en dienstverlening aan gedetineerden. De Gemengde Commissie, waarin alle betrokken beleidsdomeinen vertegenwoordigd zijn, volgt de uitvoering van dit strategisch plan op. Ook het beleidsdomein onderwijs heeft een zetel in deze Gemengde Commissie.
In de Vlaamse en Brusselse gevangenissen is een onderwijscoördinator aanwezig. Voor de hulp- en dienstverlening binnen het domein onderwijs werken de gevangenissen samen met verschillende partners waaronder VDAB, De Rode Antraciet, de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs.
Met de instellingen van het volwassenenonderwijs (CBE’s en CVO’s) werd in de gevangenissen een structurele samenwerking opgezet. Op basis van lokale samenwerkingsverbanden zijn ook andere onderwijsinstellingen actief in de gevangenissen.
- Secundair onderwijs. In een aantal gevangenissen vind je ad hoc samenwerkingsverbanden met instellingen uit het secundair onderwijs wanneer leerlingen terecht komen in de gevangenis tijdens het schooljaar. De onderwijscoördinator zorgt voor afspraken over een zo goed mogelijke verderzetting van het traject van de leerling in de gevangenis.
- Hoger onderwijs. Op basis van lokale afspraken tussen de instelling van het hoger onderwijs en de onderwijscoördinator kan een opleiding hoger onderwijs in de gevangenis ingericht worden. Vaak betreffen deze lokale samenwerkingsverbanden het organiseren van afstandsonderwijs voor individuele studenten of het verder zetten van lopende trajecten.
- Deeltijds kunstonderwijs. Op basis van lokale afspraken tussen de instelling van het deeltijds kunstonderwijs en de onderwijscoördinator kan een opleiding in de gevangenis ingericht worden. Er bestaat geen specifieke regelgeving voor het deeltijds kunstonderwijs in de gevangenis.
De Rode Antraciet brengt sinds januari 2004 een groepsaanbod van sport en cultuur in de gevangenissen van Vlaanderen en Brussel. De vzw wenst de culturele en sportieve participatie van gedetineerden te bevorderen via drie werkingspijlers: het cursusaanbod, het sociaal-cultureel werk en de sport. In de voorbije jaren werd een kwaliteitsvol, gevarieerd en gespecialiseerd cursusaanbod ontwikkeld waarop gevangenissen beroep kunnen doen. Dit aanbod is toegespitst op de bijzondere leefwereld van de deelnemers en omvat ook vorming voor professionelen die werkzaam zijn binnen de penitentiaire context.
Informatie over onderwijs aan gedetineerden is terug te vinden op de website van Klasbak. Klasbak is een netwerkorganisatie, actief rond onderwijs aan gedetineerden.
Uniformberoepen
In Vlaanderen richten verschillende publieke diensten eigen opleidingen in die toeleiden naar één specifiek beroep. Het gaat hier om de zgn. uniformberoepen zoals:
- agent van de politie
- inspecteur van de politie
- bewakingsagent
- steward
- brandweerman
- medewerker defensie
- medewerker civiele veiligheid
- medewerker lokale veiligheid
- medewerker openbare veiligheid
- gezagvoerder zeevaart
- gezagvoerder kustsleepvaart en havensleepvaart
- leidinggevend bemanningslid luchtvaart
- leidinggevende bij defensie (beroepsofficier)
- leidinggevende bij defensie (beroepsonderofficier)
- penitentiair beambte
De verschillende opleidingen vallen onder de bevoegdheid van verschillende ministeries.