Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
België-Vlaamse-gemeenschap:Zorg in het gewoon onderwijs

Belgium - Flemish Community

12.België-Vlaamse-gemeenschap:Educatieve ondersteuning en begeleiding

12.1België-Vlaamse-gemeenschap:Zorg in het gewoon onderwijs

Last update: 20 January 2022

Definiëring van doelgroepen

Inleiding

Zorg in het gewoon onderwijs is gericht op alle leerlingen die extra aandacht nodig hebben omwille van ontwikkelings- en leerachterstand, sociaal-emotionele problemen, of sociaaleconomische status.

Daarnaast zijn er ook leerlingen met een beperking die extra ondersteuning kunnen krijgen in het gewoon onderwijs.

Leerlingen met een beperking worden ingedeeld in acht types op basis van de aard van de (hoofd)handicap. Die typologie wordt gebruikt als basis voor de organisatie van het buitengewoon onderwijs alsook voor het inzetten van gerichte ondersteuning vanuit buitengewoon onderwijs (via het ondersteuningsmodel) in scholen voor gewoon onderwijs. Voor het buitengewoon secundair onderwijs is er naast de indeling in types ook een indeling in 4 opleidingsvormen, naargelang de finaliteit van het onderwijs. 

  • Type basisaanbod: voor kinderen/jongeren voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie al tijdens het gewoon kleuteronderwijs, tijdens het gewoon lager onderwijs of gewoon secundair onderwijs aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meenemen in een school voor gewoon onderwijs;

Type basisaanbod vervangt sinds 1/9/2015 ook de vroegere types 1 (licht mentale handicap) en 8 (ernstige leerstoornissen) die in afbouw zijn.

  • Type 2: voor kinderen/jongeren met een verstandelijke beperking;
  • Type 3: voor kinderen/jongeren met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke beperking hebben;
  • Type 4: voor kinderen/jongeren met een motorische beperking;
  • Type 5: voor kinderen/jongeren die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in een preventorium; 
  • Type 6: voor kinderen/jongeren met een visuele beperking;
  • Type 7: voor kinderen/jongeren met een auditieve beperking of een spraak- of taalstoornis;
  • Type 9: voor kinderen/jongeren met een autismespectrumstoornis en die geen verstandelijke beperking hebben.

Leerlingen kunnen een ‘verslag voor toegang tot buitengewoon onderwijs of een individueel aangepast curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs’ krijgen wanneer het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen en ondersteuning niet haalbaar is. Met een gemotiveerd verslag volgt de leerling het gemeenschappelijk curriculum mits redelijke aanpassingen in een school voor gewoon onderwijs en kan ondersteuning vanuit buitengewoon onderwijs worden ingezet.

In het gemotiveerd verslag wordt bepaald vanuit welk type buitengewoon onderwijs er expertise nodig is voor de gewone school.

Leerlingen kunnen een ‘verslag voor toegang tot buitengewoon onderwijs of een individueel aangepast curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs’ krijgen wanneer het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen en ondersteuning niet haalbaar is. Leerlingen met een verslag kunnen een individueel aangepast curriculum volgen in een school voor gewoon onderwijs waarbij ze ook ondersteuning kunnen krijgen vanuit buitengewoon onderwijs of ze kunnen ervoor kiezen om zich in te schrijven in een school voor buitengewoon onderwijs. 

In het verslag staat het type (in het buitengewoon secundair onderwijs ook de opleidingsvorm) vermeld waarvoor er een toegang tot buitengewoon onderwijs is of van waaruit expertise kan worden ingeroepen in de school voor gewoon onderwijs. 

In het verslag staat het type (in het secundair onderwijs het type en de opleidingsvorm) vermeld waarvoor er een toegang tot buitengewoon onderwijs is of van waaruit expertise kan worden ingeroepen in de school voor gewoon onderwijs.

Zorg in het gewoon onderwijs

Scholen bouwen hun zorgbeleid uit aan de hand van een zorgcontinuüm met onderscheiden fasen:

  • In de fase van brede basiszorg (fase 0) zorgt de school voor een krachtige leeromgeving voor alle leerlingen, met aandacht voor de noden van elke leerling.

  • In de fase van verhoogde zorg (fase 1) voorziet de school voor wie dat nodig is extra zorg in de vorm van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen.

  • In de fase van uitbreiding van zorg (fase 2) start het CLB voor een leerling het proces van handelingsgerichte diagnostiek (HGD), om onderwijs- en ondersteuningsbehoeften te bepalen. De school zet de maatregelen van basiszorg en verhoogde zorg onverkort verder tijdens het HGD traject. Het resultaat van het HGD-traject kan zijn om de maatregelen van fase 0 en 1 verder te zetten of uit te breiden, of het HD-traject kan uitmonden in een ‘gemotiveerd verslag’ voor de leerling waarin onderwijs- en ondersteuningsbehoeften worden bepaald, waaronder ook ondersteuning vanuit buitengewoon onderwijs (het ondersteuningsmodel) voor de school voor gewoon onderwijs.

  • Wanneer de maatregelen genomen in de fase van uitbreiding van zorg en de geboden ondersteuning vanuit buitengewoon onderwijs (het ondersteuningsmodel) niet voldoende of onredelijk zijn voor de school voor gewoon onderwijs om met een leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven werken, kan er overgegaan worden tot een individueel aangepast curriculum (fase 3). Het CLB maakt dan een ‘verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in een school voor gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs’ op. 

Voor het uitbouwen van een kwaliteitsvol zorgbeleid voor alle leerlingen wendt de school haar reguliere middelen aan en de middelen die ze in het kader van het zorg- en gelijke kansenbeleid ontvangt, met dien verstande dat de middelen gegenereerd in het kader van het gelijke kansenbeleid specifiek voor de in het gelijke kansenbeleid beoogde doelgroep aangewend dienen te worden. De school kan zich ook laten ondersteunen door de pedagogische begeleiding (schoolondersteuning) en het CLB (bv. in het kader van consultatieve leerlingenbegeleiding). In fase 2 en 3 van het zorgcontinuüm, voor de begeleiding van leerlingen met een gemotiveerd verslag of verslag, kan een school voor gewoon onderwijs ondersteuning vragen vanuit buitengewoon onderwijs (zie 12.1.2.1 Ondersteuningsmodel). 

Het netoverstijgend project 'Protocollering van diagnostiek in onderwijs' (Prodia) van de CLB-centra en de onderwijskoepels biedt online een algemeen kader aan voor handelingsgerichte diagnostiek in onderwijs met een volledig uitgewerkt Algemeen Diagnostisch Protocol als raamwerk voor de verschillende Specifieke Diagnostische Protocollen zoals cognitief sterk en zwak functioneren, gedrag en emotie, lezen en spellen, motoriek, taal en spraak, wiskunde. 

Specifieke ondersteuningsmaatregelen

Ondersteuningsmodel

Voor leerlingen met een gemotiveerd verslag of verslag kan een school voor gewoon onderwijs ondersteuning bekomen vanuit het buitengewoon onderwijs (Omzendbrief NO/2017/02). De school voor gewoon onderwijs bepaalt in samenspraak met de ouders en het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) de ondersteuningsnoden en formuleert vervolgens haar ondersteuningsvraag. Ondersteuning kan teamgericht, leerkrachtgericht of leerlinggericht worden ingezet. Ondersteuning wordt ingezet in kleuter, lager en secundair onderwijs. Alle ondersteuningsvragen omtrent leerlingen met een gemotiveerd verslag of verslag moeten worden opgenomen. 

Voor type 2, type 4, type 6 en type 7 wordt ondersteuning georganiseerd via een bilaterale samenwerking tussen de school voor gewoon onderwijs en een school voor buitengewoon onderwijs. 

Voor type basisaanbod, type 3 en type 9 wordt ondersteuning georganiseerd via het ondersteuningsnetwerk waarbij de school voor gewoon onderwijs is aangesloten. Ondersteuningsnetwerken zijn netwerken waarin scholen voor gewoon en buitengewoon onderwijs zich verenigen om ondersteuning te organiseren. 

Om de ondersteuning te organiseren worden middelen toegekend aan scholen voor buitengewoon onderwijs, waarmee ondersteuners worden aangesteld die ondersteuning bieden aan scholen voor gewoon onderwijs. 

Het hoger onderwijs werkte een eigen ondersteuningsmodel uit, waarmee ondersteuning georganiseerd wordt voor studenten met een functiebeperking (Omzendbrief NO/2017/02). 

Speciale onderwijsleermiddelen

Aan leerlingen, studenten of cursisten met een visuele, auditieve of fysieke handicap die gewoon kleuter-, lager, secundair, hoger onderwijs of volwassenenonderwijs volgen kunnen speciale onderwijsleermiddelen ter beschikking worden gesteld. De middelen omvatten technische apparatuur, aangepast meubilair, omzettingen op papier of digitaal of aanpassingen van het lesmateriaal,  en kopieën van notities van medestudenten. 

Leerlingen van het gewoon en buitengewoon lager en secundair onderwijs met dyslexie of dyspraxie of andere leerlingen met een gemotiveerd verslag of een verslag die baat hebben bij het gebruik van voorleessoftware, hebben toegang tot voorleessoftware. Leerlingen die geen gemotiveerd verslag of verslag hebben maar nood hebben aan voorleessoftware kunnen via het CLB een ‘adibib-attest’ krijgen dat hen ook toegang verleent tot de software. 

Leerlingen/studenten in het gewoon basisonderwijs, secundair en hoger onderwijs en cursisten in het volwassenenonderwijs met een auditieve handicap kunnen beroep doen op een tolk Gebarentaal, een schrijftolk of een combinatie van beiden. (Omzendbrief NO/2009/02 en VWO/2009/01). 

Ondersteuning door het Vlaams Agentschap voor Personen met een handicap

Kinderen en jongeren met een handicap in het gewoon onderwijs kunnen ook ondersteuning krijgen via een persoonlijke-assistentiebudget (PAB) dat wordt verstrekt door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). 

Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap voorziet ook rechtstreeks toegankelijke hulp voor kinderen en jongeren met een (vermoeden van) handicap. Globale individuele ondersteuning is een vorm van rechtstreeks toegankelijke hulp die ter ondersteuning kan worden ingezet tijdens cruciale overgangsmomenten in inclusietrajecten van jonge kinderen, bijvoorbeeld bij de instap in een school voor gewoon kleuteronderwijs of bij de overstap van kleuter- naar lager onderwijs.