Volwassenenonderwijs
Het personeel van het volwassenenonderwijs (vwo), met uitzondering van het personeel tewerkgesteld in de centra voor basiseducatie, geniet van dezelfde rechtspositieregeling als het personeel in het basis- en secundair onderwijs. [Zie 9.2]
Voor het onderwijzend personeel (de leraar secundair volwassenenonderwijs) van de CVO gelden – net als voor het basis- en secundair onderwijs - de arbeidsvoorwaarden van de decreten rechtspositie (27 maart 1991). (zie punt 9.2)
Toegang tot het beroep
Sinds 2010 wordt de inzetbaarheid van de leraren niet langer vastgelegd op basis van vakken, maar op basis van modules en opleidingen. Indien alle modules van een opleiding dezelfde bekwaamheidsbewijzen toegekend hebben gekregen, worden de bekwaamheidsbewijzen op het niveau van een opleiding vastgelegd en is het personeelslid inzetbaar voor die hele opleiding. Wanneer dit niet mogelijk is, omdat de inhoud van de modules in een opleiding te divers is, zijn de bekwaamheidsbewijzen op het niveau van de module vastgelegd en geldt de inzetbaarheid van het personeelslid dan ook enkel op het niveau van de module.
Net als in het leerplichtonderwijs zijn de bekwaamheidsbewijzen in het volwassenenonderwijs in “vereiste”, “voldoende geachte” en “andere” bekwaamheidsbewijzen ingedeeld en kan er via een interactieve webtoepassing opgezocht worden welke diploma’s welke onderwijsbevoegdheid genereren.
Arbeidstijd
Net als in het leerplichtonderwijs wordt het volume van de opdracht van leerkrachten uitgedrukt in lesuren van 50 minuten. Evenmin als in het leerplichtonderwijs houdt dit echter in dat een volledige opdracht van een leerkracht zich beperkt tot lesgeven tussen 20 en 25 lesuren, afhankelijk van het studiegebied waarin de prestaties worden geleverd.
Salaris
Onderwijzend personeel | Salarisschalen | Aanvangssalaris (niet geïndexeerd in €) | Maximum salaris (niet geïndexeerd in €) (basis van anciënniteit) |
Met voldoend en vereist bekwaamheidsbewijs + bewijs van pedagogische bekwaamheid | |||
Master / licentiaat | 501 | 21 726,55 | 38 312,63 |
Technisch ingenieur / dipl. HKO 2e graad | 347 | 20 410,57 | 35 355,62 |
Professioneel gerichte bachelor / HOKT / GLSO/GVSO groep 1 / bachelor in het ond. : secundair onderwijs | 302 | 18 277,66 | 31 142,59 |
HSO + 3 j. nuttige ervaring / LSBO/LSTO + 6 j. nuttige ervaring / 9 j. nuttige ervaring | 301 | 17 347,42 | 30 212,35 |
Ander bekwaamheidsbewijs | |||
Master / licentiaat | 250 | 19 117,21 | 31 982,14 |
Professioneel gerichte bachelor / HOKT | 301 | 17 347,42 | 30 212,35 |
HSO / LSBO / LSTO / 3 j. nuttige ervaring | 384 | 17 324,72 | 27 943,34 |
De salarissen zijn bedragen in € aan 100 %, ze dienen vermenigvuldigd met coëfficiënt 1,6734 (index op 1/07/2017) |
Bron : departement onderwijs & vorming (zie verder bestanden permanente vorming)
Centra voor basiseducatie
Vanaf 1 januari 2018 beschikken de personeelsleden van de centra voor basiseducatie (CBE) over een eigen onderwijsstatuut. Het decreet van 7 juli 2017 betreffende de rechtspositie van de personeelsleden in de basiseducatie is de juridische grondslag van deze rechtspositieregeling.
Het personeelsstatuut moet de centra in staat stellen om op een flexibele manier opleidingsaanbod te organiseren dat maximaal inspeelt op de specifieke noden en leerbehoeften van de laaggeletterde cursisten.
De sector basiseducatie telt zo’n 900 personeelsleden in 13 CBE's. In de sector basiseducatie bedraagt een voltijdse opdracht 36 uren per week.
Soorten ambten
Er zijn volgende ambten.
- Directeur (elk centrum beschikt over één VTE directeur) (bevorderingsambt)
- Adjunct-directeur (selectie-ambt)
- Stafmedewerker (wervingsambt)
- Leraar basiseducatie (leerkrachten met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs kregen een substantiële loonsverhoging) (wervingsambt)
- Ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting (wervingsambt)
- Beleidsondersteunend administratief medewerker (wervingsambt)
- Uitvoerend administratief medewerker (wervingsambt)
Statuut
De loopbaan van deze personeelsleden bestaat uit drie fasen:
- Bij het begin van de onderwijsloopbaan krijgt een leraar steeds een tijdelijke aanstelling van bepaalde duur. Dit is een aanstelling voor maximum één schooljaar in een vacante of niet-vacante betrekking. Het personeelslid moet voldoen aan de financierings- of subsidiëringsvoorwaarden. Verder worden door de Vlaamse decreetgever geen bijkomende voorwaarden gesteld en beslist een schoolbestuur zelf wie zij aanwerft.
- Zodra een personeelslid 24 maanden dienstanciënniteit binnen een periode van maximaal 36 maanden heeft opgebouwd in een centrum, bereikt een tijdelijk personeelslid een tweede fase in de onderwijsloopbaan: de tijdelijke aanstelling van onbepaalde duur.
- Een derde stap is de vaste benoeming. Een vaste benoeming is mogelijk bij het vervullen van volgende voorwaarden:
- een dienstanciënniteit van minstens 24 maanden binnen een periode van maximaal 36 maanden in het centrum op 31 augustus van het schooljaar dat voorafgaat aan de datum van de vaste benoeming in het ambt in kwestie;
- houder zijn van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs;
- als laatste evaluatie in het ambt in kwestie geen evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ gekregen hebben
Ontwikkelcyclus
Het functioneren van de personeelsleden wordt opgevolgd in een ontwikkelcyclus waarbij de aandacht vooral gaat naar coachingsgesprekken en evolutiegesprekken.
Een ontwikkelcyclus bestaat uit een reeks gesprekken tussen elk CBE-personeelslid en de leidinggevende. Deze gesprekken hebben een dubbele doelstelling: de ontwikkeling van de competenties van de personeelsleden en het bereiken van de doelstellingen van het centrum. Deze gesprekken zijn gebaseerd op het competentieprofiel en het functieprofiel.
Er worden ook formele evaluatiemomenten voorzien.
Mobiliteit
Vast benoemde personeelsleden kunnen een verlof tijdelijke andere opdracht nemen (TAO) binnen het centrum of in een ander centrum.
Vast benoemde personeelsleden van de basiseducatie kunnen ook tijdelijk belast worden in een wervings-, selectie of bevorderingsambt in de andere onderwijsniveaus door het nemen van een verlof tijdelijke andere opdracht.
Tijdelijke personeelsleden kunnen een afwezigheid wegens verminderde prestaties (AVP) nemen. Een AVP kan opgenomen worden voor een tewerkstelling bij een andere CBE of voor een tewerkstelling binnen een ander ambt in hetzelfde CBE.
Tijdelijke en vast benoemde personeelsleden kunnen een verlof wegens opdracht of bijzondere opdracht nemen om een tewerkstelling op te nemen bij de Federatie Centra Basiseducatie, bij VOCVO of bij een representatieve vakorganisatie.
Salarissen
Ambten | Voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen | Andere bekwaamheidsbewijzen |
Directeur | Ten minste bachelor + BPB | Ten minste bachelor |
Adjunct-directeur | Ten minste bachelor + BPB | Ten minste bachelor |
Stafmedewerker | Ten minste bachelor | / |
Leraar | Ten minste bachelor + BPB | Ten minste bachelor |
Uitvoerend administratief medewerker | Geen vereiste | Nihil |
Beleidsondersteunend administratief medewerker | Ten minste HSO | Nihil |
Ervaringsdeskundige | Certificaat of getuigschrift van de opleiding van ervaringsdeskundige in de armoede en de sociale uitsluiting | Nihil |
Meer informatie hierover is opgenomen in de omzendbrief van 14 december 2017.
DKO, Deeltijds kunstonderwijs
Voor de leraars in het deeltijds kunstonderwijs (DKO) geldt eveneens dezelfde rechtspositieregeling als voor het personeel in het basis- en secundair onderwijs en het volwassenenonderwijs.
Toegang tot het beroep
Net zoals in de andere onderwijsniveaus moeten leraren over een bekwaamheidsbewijs beschikken dat ingedeeld is in hetzij de categorie ’vereist’, ‘voldoende geacht’ of ‘andere. De vereiste bekwaamheidsbewijzen omvatten steeds specifieke kunstdiploma’s uit het hoger onderwijs. aangevuld met een lerarenopleiding. De academies beoordelen zelf of een houder van een voldoend geacht bekwaamheidsbewijs (d.i. een basisdiploma van hetzelfde niveau maar in een andere kunstdiscipline, aangevuld met een lerarenopleiding) de nodige competenties heeft om een vak te onderwijzen.
In uitzonderlijke gevallen kan artistieke ervaring als bekwaamheidsbewijs in aanmerking genomen worden, en tot een volwaardige aanwerving leiden [ZIE 9.2]. Dit gebeurt onder meer in vakken waarvoor geen specifieke opleidingen in het hoger kunstonderwijs bestaan.
Arbeidstijd
In het deeltijds kunstonderwijs wordt het volume van de opdracht van de leerkrachten uitgedrukt in lesuren van hetzij 50 minuten (beeldende en audiovisuele kunst), hetzij 60 minuten (podiumkunsten). Evenmin als in het leerplichtonderwijs houdt dit echter in dat een volledige opdracht van een leerkracht zich beperkt tot 22 uren lesgeven in de 1e, 2e en 3e graad of minimaal 20 en maximaal 22 uren lesgeven in de 4e graad.
Beroepsopleiding VDAB
Het instructiepersoneel van de VDAB ressorteert onder het BVR van 30 maart 1994 (rechtspositieregeling van het instructiepersoneel bij arbeidsovereenkomst aangeworven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding).
Ondernemersvorming SYNTRA Vlaanderen
De lesgevers beroepskennis zijn mensen uit de praktijk die zelf patroon zijn of tewerkgesteld zijn als ondernemende medewerker in een KMO. Het BVR van 31 juli 1991 bepaalt de werkvoorwaarden en geldelijke regeling van de lesgevers in de leertijd en in de ondernemerschapstrajecten.
Landbouwvorming
De lesgevers geven de lessen hetzij binnen hun takenpakket als werknemer van een organisatie of bedrijf (een erkend centrum, landbouworganisatie, onderzoeksinstelling, overheid,...), hetzij op zelfstandige basis. Het centrum dat de lesgeversvergoeding ontvangt stort die door aan de lesgever zelf of aan zijn de werkgever, op aangeven van de lesgever.
Sociaal-cultureel volwassenenwerk
Sociaal-culturele vormingsorganisaties zijn bijna altijd vzw's.
Er is een groot verloop van personeelsleden in de sociaal-culturele sector. Tot 20 jaar dienstanciënniteit geldt: hoe hoger de dienstanciënniteit, hoe lager de uitstroomgraad. Bij personeelsleden die minder dan 5 jaar binnen een organisatie werken vertrok in 2009 15%. Dat zakt naar 1,3% bij de personeelsleden die 15 tot 19 jaar in hun organisatie werken. Vanaf 35 jaar dienstanciënniteit is er het effect van pensioneringen: van deze groep personeelsleden is in 2009 15% vertrokken. (Boekstaven 2010)