Skip to main content
European Commission logo
EACEA National Policies Platform:Eurydice
National reforms in school education

Belgium - Flemish Community

14.België-Vlaamse-gemeenschap:Lopende Hervormingen en Beleidsontwikkelingen

14.2National reforms in school education

Last update: 12 April 2022

2022

Vlaamse toetsen 

Uit de peilingen en internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat de resultaten voor bepaalde domeinen zoals wiskunde, wetenschappen en begrijpend lezen, beter kunnen.  Vanaf schooljaar 2023-2024 nemen lagere en secundaire scholen daarom de eerste Vlaamse toetsen af. Vlaamse toetsen zijn gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde net- en koepeloverschrijdende toetsen, met als primaire doel de interne kwaliteitszorg van scholen te ondersteunen en zo mee de onderwijskwaliteit te versterken. Het is een instrument in het kader van het monitoren van leeruitkomsten en het meten van leerwinst. Kennis die op zich weer bijdraagt tot het ondersteunen van het intern kwaliteitszorgsysteem van de scholen, de externe kwaliteitscontrole door de inspectie, de ondersteuning van scholen door de pedagogische begeleidingsdiensten én het monitoren van het bereik van onderwijsdoelen door leerlingen op systeemniveau. De toetsen worden centraal opgesteld, digitaal afgenomen, verwerkt en geanalyseerd. Ze beperken zich in eerste instantie tot Nederlands (begrijpend lezen, schrijven, grammatica) en wiskunde.

Aanwending SES en GOK-middelen

Het nieuwe gelijke onderwijskansenbeleid (GOK) in het basis- en secundair onderwijs werd decretaal verankerd in Onderwijsdecreet XXXI en ging van start vanaf september 2021. Dit houdt in dat de GOK-middelen (namelijk de SES-lestijden, GOK-lestijden/uren-leraar/lesuren en SES-werkingsmiddelen) specifiek gebruikt moeten worden voor een gelijke onderwijskansenbeleid. De middelen worden ingezet voor die leerlingen die ze genereren om hen optimale leer- en ontwikkelingskansen te geven. Scholen voeren een GOK-beleid conform de kwaliteitsverwachtingen zoals opgenomen in het referentiekader voor onderwijskwaliteit. Scholen bepalen zelf hun streefdoelen, indicatoren en een tijdspad om deze streefdoelen te bereiken. Deze zaken dienen in het basisonderwijs opgenomen te worden in het schoolwerkplan, waarin het GOK-beleid moet geëxpliciteerd worden. De onderwijsinspectie evalueert het gelijke onderwijskansenbeleid van scholen tijdens de reguliere doorlichting, met inbegrip van de aanwending van de daarvoor toegekende specifieke middelen. Bij een eerste negatieve evaluatie blijft de school tot de daaropvolgende schooldoorlichting de GOK-middelen volledig ontvangen, maar moet ze een engagement tot remediëring met externe begeleiding en ondersteuning aangaan. Vanaf een tweede opeenvolgende negatieve evaluatie ontvangt de school vanaf het daaropvolgend schooljaar nog slechts de helft van de GOK-middelen, tot en met het schooljaar waarin een evaluatie opnieuw positief is. In het derde trimester van het schooljaar 2021-2022 vinden er try-outs plaats van deze geïntegreerde evaluatie.

Vlaamsbrede heroverweging

De Vlaamse Brede Heroverweging (VBH) wil de diverse uitgavenposten van de Vlaamse Begroting doorlichten en kritisch bekijken. Het is de bedoeling om de publieke financiën efficiënter en effectiever te maken. De VBH moet ertoe leiden dat de evaluatie van het beleid en de toetsing van de uitgaven structureel een plaats krijgen in het beleids- en be­grotingsproces. Daarbij moeten wetenschappelijk onderbouwde inzichten een belangrijke rol spelen. Binnen het kader van de Vlaamse brede heroverweging werd door het departement een rapport gemaakt over o.a. de financiering secundair onderwijs. De effectiviteit en de efficiëntie van inzet van middelen werden daarin voor het licht gehouden en tal van beleidsvoorstellen om deze processen te optimaliseren werden gemaakt. Aanvullend hierop wordt ook gestart met een spending review die over financiering hoger onderwijs zal handelen.

Professionalisering leerkrachten

Goede leraren zijn één van de belangrijkste factoren om een hoge onderwijskwaliteit te kunnen garanderen. Daarom werd, met ondersteuning van de Europese Commissie, het project ‘the multi-layered implementation of the teacher induction guidance reform as a leverage for continuous professional development” opgestart. Dit project leidt tot wetenschappelijk onderbouwde kennis waarmee methodieken kunnen ontwikkeld worden die scholen kunnen inzetten om op meer structurele wijze de aanvangsbegeleiding van nieuwe leraren te verankeren in hun werking.

In deze context nam Vlaanderen ook actief deel aan de internationaal vergelijkende studie “Professional learning for quality teaching” van de OESO. Het onderzoek maakte een analyse van het beleid op het vlak van de professionele ontwikkeling van leraren over het volledige professionele continuüm: de lerarenopleiding, aanvangsbegeleiding en de permanente professionalisering. De bevindingen van dit rapport (2021) zullen onder meer de basis zijn om in het voorjaar van 2022 de visie en de acties rond professionalisering leraren met alle onderwijsactoren te optimaliseren. De sociale partners engageerden zich hiertoe via CAO XII.

Ondertussen wordt er verder ingezet op de professionalisering van de leraren(teams) en directies via het programma van de prioritaire nascholing waar de Vlaamse minister van Onderwijs om de 2 jaar prioritaire thema’s vast stelt om het beleid te ondersteunen. Een oproep nodigt geïnteresseerde organisaties uit om de gekozen thema’s te vertalen in een specifiek nascholingsaanbod voor leraren, directies, pedagogische begeleiders en lerarenopleiders. De minister maakt dan een selectie van kwaliteitsvolle projectenVoor de schooljaren 2020 – 2021 en 2021 – 2022, werd als thema voor deze de prioritaire nascholing ‘begrijpend lezen voor lerarenteams basisonderwijs’ gekozen. De daaropvolgende schooljaren zullen focussen op de ‘professionalisering van schoolteams rond taalintegratietrajecten’ of van ‘lerarenteams wiskunde/PAV 1ste graad secundair’. Hiervoor is jaarlijks een budget van 577 000 euro voorzien:

  • Reguliere budgetten nascholing en professionalisering waar er voor basis en secundair onderwijs jaarlijks ongeveer 10 miljoen euro voorzien wordt. Gemiddeld genomen betekent dit aeen vrij inzetbaar bedrag van 78 euro per personeelslid/ambt per jaar. Bij de verdere besprekingen van het optimaliseren van de professionalisering zal bekeken worden of deze budgetten moeten en kunnen opgetrokken worden.
  • De Vlaamse overheid voorziet ook eenmalige relancemiddelen om teams te professionaliseren in het kader van de thematieken Digisprong, Edusprong en ‘Van kwetsbaar naar weerbaar’ (zie andere delen van deze tekst)  In 2022 gaat het respectievelijk over 11 miljoen euro, 10 miljoen euro en 6 miljoen euro.
  • Voor de uitrol van het nieuwe concept leersteun (zie hoger) zijn er tevens recurrente middelen voorzien. (4,3 miljoen).

Bijsprong

De COVID-19 pandemie stelt grote uitdagingen aan het onderwijs in Vlaanderen. Voor veel leerlingen in het basis- en secundair onderwijs, in het bijzonder voor de meest kwetsbare leerlingen, blijft deze pandemie niet zonder gevolgen wat betreft de leerachterstand die ze oplopen. Leerachterstand wegwerken is een absolute prioriteit voor ons onderwijs en een belangrijke investering in de toekomst. Om dit maximaal te kunnen realiseren wil de overheid scholen extra ondersteunen door het geven van bijkomende omkadering, de zogenaamde “bijsprong”.

In het schooljaar 2020-2021 werd zo’n 30 miljoen euro voor de ‘bijsprong’ in het kleuter- en leerplichtonderwijs voorzien, voor de periode maart 2021-juni 2021. Voor het schooljaar 2021-2022 is 85 miljoen euro voorzien voor de bijsprong, waarvan 40% voor het basisonderwijs is bestemd en 60% voor het secundair onderwijs. De leerlingenkenmerken spelen een belangrijke rol in de berekening van de bijsprongmiddelen voor de scholen.

Met deze bijkomende omkadering kan enkel onderwijzend personeel aangesteld worden. Dat bijkomend onderwijzend personeel dient steeds ingezet te worden op leerlingenniveau, om de leerachterstand van leerlingen opgelopen door de gevolgen van de COVID-19 pandemie maximaal weg te werken.

Digisprong

Met de Digisprong wordt een inhaalbeweging gemaakt op vlak van digitalisering van leren en lesgeven in het leerplichtonderwijs. Het is de ambitie van de minister om de digitale competenties van alle lerenden, van lagereschoolkind tot volwassene, te versterken. Vanuit een sterk Vlaams e-inclusiebeleid, wordt er ook bijzondere aandacht geschonken aan kwetsbare doelgroepen. De maatregelen en acties om afstandsonderwijs te faciliteren, worden gekaderd binnen het relanceplan en het streven naar digitale inclusie.

Er wordt ingezet op 5 fronten voor een versneld digitaliseringsbeleid: (1) een digitaal vriendelijke overheid, (2) ICT-infrastructuur, (3) ICT-visie en schoolbeleid, (4) digitale leermiddelen en (5) ICT-vaardigheden. Een sterke ICT-infrastructuur en ontwikkeling van een ICT-visie en -beleid van scholen gelden als basisvoorwaarde om te komen tot een digitale versnelling en ontwikkeling van een ICT-visie en -beleid van scholen. Om de ICT-vaardigheden bij leraren en in schoolteams in het leerplicht- en volwassenenonderwijs verder te ontwikkelen, worden bestaande initiatieven versterkt en zullen IT-bootcamps voor leerkrachten en ICT-coördinatoren georganiseerd worden.

De digitale transformatie van het Vlaamse onderwijs is een complex proces. Om de vele diverse acties en projecten in het onderwijsveld vanuit eenzelfde kader te coördineren en te ondersteunen, werd ook een kennis-en adviescentrum opgericht.

Inschrijvingsdecreet

De plenaire vergadering van het Vlaams Parlement keurde op 7 februari een nieuw inschrijvingsdecreet goed voor het gewoon onderwijs. 

Het nieuw inschrijvingsdecreet is van toepassing vanaf de inschrijvingen voor schooljaar 2023-2024. Het wordt dus met 1 jaar uitgesteld tot 1 september 2022 voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024. Zo kunnen scholen hetzelfde inschrijvingsregister en model van niet-gerealiseerde inschrijving blijven gebruiken voor inschrijvingen voor het schooljaar 2022-2023.

Uiteraard blijft de grondwettelijk verankerde vrije schoolkeuze voorop staan. Sommige scholen hebben evenwel een beperkte capaciteit. Het nieuwe decreet moet vermijden dat ouders voor de schoolpoort kamperen. Bovendien houdt de overheid de sociale mix in de gaten. Zo komen parameters als de diversiteit van de buurt, de sociale afkomst of de nabijheid in beeld. Het system van de dubbele contingentering gaat op de schop. Voortaan kan de gemeenteraad tot 20 procent van de beschikbare plaatsen laten voorbehouden. De parameters zijn vrij te kiezen: gender, sociale afkomst, woonplaats enzovoort. Dat moet een eventueel voorrangsbeleid ‘aanvullend en corrigerend, maar nooit verstorend’ maken. In Brussel moet 65 procent van de beschikbare plaatsen voorbehouden blijven voor een kind van wie ten minste één ouder Nederlands spreekt. In sommige steden, zoals in Antwerpen, Gent en Brussel, wordt gewerkt met een centraal digitaal aanmeldingssysteem. Dat blijft behouden.

Elders moeten alleen scholen met een verwacht capaciteitstekort een digitale aanmelding opzetten. De school mag het algoritme kiezen dat de verdeling maakt. Vlaanderen zal een centraal platform ontwikkelen om alle digitale aanmeldprocedures technisch te faciliteren. Opnieuw krijgen de gemeenten het laatste woord bij de keuze van het algoritme. De scholen behouden de vrijheid om de periode van de inschrijvingen te bepalen.

Hervorming van de PBDs

De pedagogische begeleidingsdiensten (PBD's) ondersteunen de onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding (CLB's). Daartoe vertrekt de PBD vanuit de noden die de school en het CLB vaststellen in de dagelijkse praktijk. De opdracht van de PBSs werd recentelijk geherdefinieerd.

De belangrijkste wijziging betreft de decretale opdrachten. De huidige lijst van zeven uit het kwaliteitsdecreet worden vervangen door de volgende vier heel algemene doelen:

Het versterken van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden van de onderwijsinstellingen en de CLB’s in kwestie, in rechtstreeks contact, met aandacht voor het versterken van hun pedagogische en didactische handelen en met het oog op de ontwikkeling van alle lerenden;

Het versterken van de onderwijsinstellingen en CLB’s in kwestie als professionele lerende organisatie. De pedagogische begeleidingsdiensten geven hierbij voorrang aan de onderwijsinstellingen of CLB’s waar zich de grootste noden op deze vlakken situeren. Om deze onderwijsinstellingen of CLB’s te identificeren, kunnen de pedagogische begeleidingsdiensten gebruik maken van verschillende bronnen zoals de gegevens van de pedagogische begeleidingsdienst zelf, de gegevens van de onderwijsinstelling of het CLB in kwestie, de gegevens uit doorlichtingstrajecten uitgevoerd door de onderwijsinspectie van de onderwijsinstelling of het CLB in kwestie, de gegevens die aan de basis liggen van het profiel van de onderwijsinstelling of het CLB zoals bepaald in artikel 38, §4, of andere resultaten of gegevens die wijzen op een lage kwaliteit van onderwijs of leerlingenbegeleiding;

Het ondersteunen van de onderwijsinstellingen in kwestie bij de realisatie van hun eigen pedagogisch, artistiek-pedagogisch of agogisch project en het ondersteunen van de CLB's in kwestie  bij de realisatie van hun eigen missie en hun eigen begeleidingsproject;

Het begeleiden van de implementatie van bepaalde beleidsprioriteiten van de Vlaamse Regering bij de onderwijsinstellingen en de CLB’s in kwestie. Hiervoor krijgen ze gekleurde tijdelijke middelen. Die prioriteiten worden bepaald in overleg tussen de overheid en de PBD’s en zullen de komende jaren zijn: basiszorg en brede zorg, effectieve didactiek, datageletterdheid en een nog te bepalen thema.

Binnen die doelen kunnen de PBD’s eigen prioriteiten kiezen, maar die moeten ze wel onderbouwen en motiveren, steeds vertrekkend vanuit de noden van hun onderwijsinstellingen. In hun begeleidingsplan moeten ze aangeven welk bereik en impact ze verwachten; in hun jaarplannen vervolgens over het reële bereik en de reële impact. We gaan dit vanuit de overheid ook meer dan vandaag monitoren en opvolgen. Een stuk van dit decreet (de gekleurde middelen) gaat in op 1 januari ’22, de rest op 1 september ’22.

Een nieuw leersteundecreet

De Vlaamse Regering vervangt het M-decreet voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften door het decreet leersteun. In dit decreet wordt een nieuw model voor ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon onderwijs uitgewerkt: het leersteunmodel.

Het decreet leersteun en het leersteunmodel gaan vanaf 1 september 2022 gefaseerd van start. Het is de ambitie van de Vlaamse Regering om ervoor te zorgen dat alle leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen met een maximale leerwinst. Het decreet verhoogt de onderwijskwaliteit en waarborgt de werkbaarheid voor scholen en leerkrachten.  Er wordt ingezet op de versterking van het gewoon onderwijs, de leersteun en het buitengewoon onderwijs. De Vlaamse Regering ambieert:

  • een sterke basiszorg en verhoogde zorg in het gewoon onderwijs;
  • een duurzaam leersteunmodel met passende arbeidsvoorwaarden voor ondersteuners;
  • een volwaardige plaats en een versterking van de kwaliteit voor het buitengewoon onderwijs.

2021

Nieuwe toelatingsvoorwaarden voor het gewone lager onderwijs

Vanaf 1 september zijn er nieuwe toelatingsvoorwaarden voor het gewone lager onderwijs. Van 5-jarige kleuters wordt tijdens het voorgaande schooljaar ten minste 290 halve dagen aanwezigheid verwacht met het oog op de toelating tot het gewoon lager onderwijs in het schooljaar 2021-2022.

Nieuwe eindtermen in derde middelbaar

Vanaf 1 september gelden de nieuwe eindtermen en goedgekeurde leerplannen voor het eerste leerjaar van de tweede graad secundair onderwijs. De eindtermen zijn het minimum van wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Aan de nieuwe, aangescherpte eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs is ruim twee jaar gewerkt, in samenspraak met onder meer de koepels en onderwijsexperts.

Elke leerling vanaf vijfde leerjaar krijgt eigen laptop

Vanaf dit schooljaar krijgt elke leerling vanaf het vijfde leerjaar basisonderwijs een eigen laptop of een gelijkwaardig ICT-toestel ter beschikking. Scholen krijgen middelen voor ICT-materiaal voor leraren en er komt een sterk statuut voor de ICT-coördinator in alle onderwijsniveaus. Die maatregelen komen er in het kader van de Digisprong.

Nog vanaf 1 september kunnen scholen terecht bij het kennis- en adviescentrum Digisprong. De digitalisering moet ook de communicatie vlotter helpen verlopen en kan de planlast helpen verminderen zodat leerkrachten meer tijd overhouden voor hun kerntaak: lesgeven.

Leerkrachten kunnen vanaf 360 dagen vast benoemd worden

Vanaf 1 september 2021 veranderen de regels om zich kandidaat te stellen voor een vaste benoeming in het onderwijs. Leerkrachten kunnen al na 290 dagen - in praktijk een volledig schooljaar - zicht krijgen op een vaste benoeming en na 360 dagen effectief vast benoemd worden. Tot nu kon dat pas na 690 dagen.

Gemotiveerde starters zullen ook meer kansen krijgen om vast benoemd te worden, omdat scholen veel sneller vacantverklaringen zullen uitschrijven.

Ook de evaluatieprocedure wordt aangepast. Zo krijgen beginnende leerkrachten aan het einde van elk schooljaar een beoordeling, zodat ze weten wat hun werkpunten zijn. Zo weten ze na maximaal 3 jaar of ze echt een toekomst hebben in het onderwijs. De evaluatieprocedure voor vast benoemde leerkrachten wordt ook aangescherpt. De verplichting om ieder personeelslid minstens om de 4 jaar te evalueren, vervalt. Scholen zullen de evaluaties kunnen toespitsen op de personeelsleden die niet meer goed functioneren. Op basis van die evaluatie kan de directie veel sneller overgaan tot een persoonlijk coachingstraject van 120 dagen. Als zo'n coachingstraject twee keer zonder gevolg blijft en als de tekortkomingen blijven bestaan, dan kan een personeelslid ontslagen worden.

Voor alle andere personeelsleden moet enkel nog een (informeel) functioneringsgesprek georganiseerd worden op regelmatige basis.

Versterking basisonderwijs

Zowel in schooljaar 2020-2021 als in schooljaar 2021-2022 wordt 23 miljoen euro extra geïnvesteerd in het (gewoon) basisonderwijs. Voor schooljaar 2020-2021 is deze extra impuls bestemd voor ondersteuning in de school en moet leerlingen helpen bij het leren en studeren. De extra investering staat gelijk aan een verhoging van 20% van het zorgbudget van scholen voor het gewoon basisonderwijs. Hierdoor kunnen zo'n 525 zorgcoördinatoren worden aangesteld.  Daarmee kunnen zo’n 525 zorgcoördinatoren aangeworven worden. De investeringen maken deel uit van een investeringstraject met opstappen dat tegen einde legislatuur oploopt tot 100 miljoen recurrente extra middelen in het basisonderwijs.

Begeleiding voor hoogbegaafden

In het regeerakkoord 2019-2024 wordt expliciet aandacht besteed aan hoogbegaafde leerlingen. In dit kader is vorig schooljaar (2019 - 2020) een oproep gedaan aan scholen voor gewoon basisonderwijs, voortgezet onderwijs en onderzoekscentra om een projectvoorstel in te dienen met als doel deze doelgroep te ondersteunen voor de duur van maximaal 24 maanden (2 projectjaren). In het kader van het project "Modelscholen voor de begeleiding van cognitief sterke leerlingen" zullen modelscholen uit het reguliere basis- en voortgezet onderwijs worden geselecteerd en zullen hun beleid en praktijken (verder) worden ontwikkeld en verspreid. Naast de deelnemende pilootscholen zal een expertisecentrum gedurende het hele project zorgen voor wetenschappelijke begeleiding en monitoring.

Het project ging eerder dit schooljaar (2021-2022) van start. 13 scholen (9 lagere en 4 middelbare scholen) die hun ervaring met de doelgroep konden aantonen, alsook een expertisecentrum (Katholieke Universiteit Leuven) zijn geselecteerd om deel te nemen aan het project. Tijdens het eerste schooljaar zullen de geselecteerde instellingen hun beleid en praktijk beschrijven en zal het expertisecentrum onderzoeken of hun strategie (beleid, instrumenten, instrumenten) een wetenschappelijke basis heeft. Het centrum zal ook manieren identificeren om hun werkwijze te versterken en te verbeteren. Met deze feedback zullen de deelnemende scholen vervolgens een plan ontwikkelen om hun ontwikkelingen te verspreiden (bv. door het informeren en coachen van andere scholen die hun eigen praktijk willen opzetten of verbeteren met betrekking tot de doelgroep) tijdens het tweede jaar van het project.

Leerlingenbegeleiding en remediërende cursussen

In navolging van de zomerscholen organiseerde Vlaanderen dit schooljaar remediërende cursussen ter ondersteuning van de leerlingen, die buiten de gewone schooluren en tijdens de vakantieperiodes werden aangeboden. Kleine groepen leerlingen kregen oplossingen op maat aangeboden om leerachterstanden in te halen en hen weerbaarder te maken bij belangrijke schoolovergangen. Deze maatregel zal het aantal zittenblijvers verminderen door scholen en leerlingen te ondersteunen met extra leertijd buiten de reguliere schooltijd.

De trajecten zijn gekoppeld aan onderwijsdoelstellingen en de individuele onderwijstrajecten van leerlingen in het voortgezet onderwijs. De doelgroep voor deze trajecten bestond uit leerlingen uit het gewoon secundair onderwijs, met inbegrip van het initieel onderwijs aan anderstalige kinderen (OKAN), en uit het derde leerjaar van het beroepsonderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs en het secundair onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften. In de oproep werd prioriteit gegeven aan leerlingen in het tweede jaar van de eerste, tweede of derde graad van het voortgezet onderwijs in 2020-2021, omdat deze leerlingen het afgelopen schooljaar minder fysiek onderwijs hebben gevolgd en dus de grootste behoeften hebben. Het inrichten van remediëringstrajecten voor andere groepen leerlingen was echter eveneens mogelijk als scholen dat nodig achtten.

2020

Schoolinfrastructuur

Het nieuwe masterplan scholenbouw wil via verschillende doelstellingen en acties, de noden en uitdagingen in het schoolpatrimonium aangaan. Het plan is ambitieus en behandelt de volgende vijf belangrijke doelstellingen:

  1. Investeringen in de vervanging van de bestaande schoolinfrastructuur
  2. Investeringen in uitbreidingen om de capaciteitstekorten aan te pakken
  3. Alternatieve financiering van schoolinfrastructuur
  4. Evolueren naar multifunctionele infrastructuur
  5. Zorgen voor infrastructuur met aandacht voor klimaat, duurzaam bouwen en effectieve leeromgevingen

Ten eerste wordt fors geïnvesteerd in de vervanging van de bestaande schoolinfrastructuur. Dit is nodig gezien het verouderde Vlaamse schoolpatrimonium. Deze regeerperiode zal hieraan maar liefst 1,4 miljard euro besteed worden via de klassieke begrotingskredieten. Daarnaast wordt het patrimonium ook vernieuwd en uitgebreid via alternatieve financiering. 2 fundamentele wijzigingen in het scholenbouwbeleid complementeren deze eerste doelstelling. De infrastructuurmiddelen worden verdeeld over de verschillende netten heen gebaseerd op de leerlingen- en scholenaantallen. Bovendien worden meerjarige subsidieovereenkomsten voor grotere projecten en komt er aandacht voor het in kaart brengen van het patrimonium geïntroduceerd.

Ten tweede wordt extra capaciteit gecreëerd. De focus bij de bouw van nieuwe schoolgebouwen is het secundair onderwijs, waar de noden het hoogste zullen zijn in de komende jaren. De grootste tekorten worden verwacht in de Vlaamse Rand en in de onderwijszones Antwerpen en Brussel. In 2021 wordt een nieuwe afname van de capaciteitsmonitor gepland, waarom de toekomstige verdeling van capaciteitsmiddelen zal gebaseerd worden.

Ten derde wordt ingezet op alternatieve financiering. De DBFM-operatie Scholen van Morgen wordt volledig voltooid met de oplevering van de laatste 21 projecten (zie jaaroverzicht 2019). Het project-specifiek DBFM-programma wordt verder uitgevoerd, goed voor 40 schoolbouwprojecten. Tijdens deze regeerperiode wordt een bijkomende DBFM-investeringsgolf voorbereid van in totaal 1 miljard euro, voorlopig verspreid over 3 overheidsopdrachten van gelijke omvang en steeds mits positief advies van de statistische instanties. Huursubsidies blijven met een jaarlijkse oproep een rol spelen bij de alternatieve financiering.

Ten vierde wordt resoluut gekozen voor multifunctionele schoolgebouwen. Er komt een passend decretaal kader en nieuwe projectoproepen voor het openzetten van schoolsportinfrastructuur worden gelanceerd.

Ten vijfde is er aandacht voor klimaat, duurzaamheid en effectieve leeromgevingen. Vanaf 2021 zullen BEN-scholen gebouwd worden en wordt een projectoproep voor de realisatie van klimaatneutrale scholen gelanceerd. Er is extra aandacht voor circulair bouwen en er zal onderzocht worden hoe de zorg voor het klimaat verder bestendigd kan worden in de subsidie- en financieringsvoorwaarden. Er gaat veel aandacht naar de renovatiegraad van de gebouwen en effectieve en duurzame leeromgevingen.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de nieuwe investeringen deze regeerperiode:

 

Maatregelen m.b.t. het lerarenberoep

- Het project lerarenplatform basisonderwijs wordt verlengd tijdens schooljaar 2020-2021 en op vraag van de sociale partners werd de datum van de inwerkingtreding verschoven van 1 oktober naar 1 september 2020. Het project heeft als doel jonge leerkrachten een beter loopbaanperspectief te bieden. Het geeft startende en tijdelijke leerkrachten meer werkzekerheid binnen het lerarenplatform (zie jaaroverzicht 2019). Wie in het lerarenplatform stapt, heeft werkzekerheid vanaf 1 september tot het einde van het schooljaar. In het secundair onderwijs wordt het project niet verlengd.

- Vanaf 1 september 2020 wordt geldelijke anciënniteit van nieuwe zijinstromers voor bepaalde knelpuntvakken of -ambten in het basis- en secundair onderwijs gevalideerd. De eerdere prestaties van wie in onderwijs aan de slag gaat, zullen tot een maximum van acht jaar kunnen opgenomen worden in de geldelijke anciënniteit. Meer informatie hierover kan hier gevonden worden.

Duaal lesgeven

Op 1 september 2020 startte een twee jaar durend proefproject rond duaal lesgeven in het voltijds gewoon secundair onderwijs: een nieuw concept waarbij een werknemer van een bedrijf deeltijds een lesopdracht kan opnemen in een secundaire school. De proeftuinen verkennen het potentieel van ‘duale leerkrachten’ in het secundair onderwijs, werken de drempels weg en brengen de verschillende randvoorwaarden in kaart.

Het concept van duaal leerkrachten biedt mede een antwoord op het lerarentekort in het onderwijs en versterkt, vanuit de interactie tussen onderwijs en de Vlaamse ondernemingen, de specifieke expertise, knowhow en capaciteit van het onderwijs. Als een school een vacature heeft die ze niet kan invullen via een reguliere statutaire aanstelling, kan ze beroep doen op een werknemer die aan de slag is in een bedrijf. School en bedrijf sluiten daarvoor tussen 1 september 2020 en 31 augustus 2022 binnen een regelluw kader werken door een dienstverleningsovereenkomst af. De werknemer behoudt zijn salaris in zijn bedrijf en de school kent aan het bedrijf een financiële vergoeding toe via omzetting van uren-leraar in een krediet. De werknemer zonder lerarenopleiding krijgt een verkorte educatieve opleiding op maat in samenwerking met de lerarenopleiding van een hogeschool of universiteit.

Taalintegratietrajecten voor kinderen met een beperkte kennis van het Nederlands

De Vlaamse Regering zal taalintegratietrajecten voor kinderen die een beperkte kennis van de Nederlandse taal hebben, voorzien. Een uitstekende kennis van het Nederlands is essentieel: leerlingen die het schools-academisch register van het Nederlands onvoldoende ontwikkelen, ondervinden meer problemen doorheen hun schoolloopbaan. Nederlands is de sleutel voor sterke onderwijsprestaties, voor een volwaardige integratie, maar ook om tot een goede communicatie in de klas te komen. Taalintegratietrajecten voor het basisonderwijs zullen vanaf 2021 – 2022 ingevoerd worden, volgend op de screening in de derde kleuterklas (zie 14.1). Hiervoor wordt op kruissnelheid € 20 miljoen euro extra budget uitgetrokken.

Taalstimulerende activiteiten

Kinderen en jongeren uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status of van wie de thuistaal niet het Nederlands is, lopen een verhoogd risico op een problematische onderwijsloopbaan. Schoolgaande kinderen en jongeren met een taalachterstand Nederlands krijgen op school vaak de nodige ondersteuning en remediëring om hun taalachterstand te verhelpen. Deze specifieke ondersteuning in een schoolse context valt echter weg tijdens de schoolvakanties. De zomervakantie blijkt een invloed te hebben op de leerprestaties van alle leerlingen. Ze vergroot de kloof tussen Nederlandstalige leerlingen en anderstalige leerlingen.

Daarom zet Vlaanderen in op een taalstimulerend aanbod tijdens de schoolvakanties en op voor-, na- en buitenschoolse momenten en in het weekend. Om dit aanbod en deze activiteiten te stimuleren werd in mei 2020 een oproep uitgeschreven. Lokale besturen in samenwerking met partners uit het onderwijs en de vrijetijdssector in de Vlaamse Gemeenschap konden hierop intekenen en een aanbod organiseren voor (voltijds en deeltijds) leerplichtige kinderen en jongeren. Regio’s waar kinderen minder in contact komen met het Nederlands, zoals de grootsteden en de Vlaamse Rand, kregen bijzondere aandacht.

Deze taalstimulerende activiteiten Nederlands, tijdens de zomervakantie van 2020 voor het eerst ingericht, worden voorlopig georganiseerd tot en met de zomer van 2021. Hiertoe worden subsidies toegekend aan de organiserende instanties. Voor 2021 zijn er al tal van taalstimulerende activiteiten gepland op voor-, na- en buitenschoolse momenten, in het weekend en tijdens de schoolvakanties.

Gestandaardiseerde proeven

De nieuwe Vlaamse regering wil gestandaardiseerde, gevalideerde en genormeerde toetsen ontwikkelen die zullen worden afgenomen op 4 momenten in de onderwijsloopbaan van leerlingen. Deze instrumenten moeten drie zaken meten: de mate dat de leerlingen de eindtermen bereiken, de leerwinst van individuele leerlingen, en de leerwinst op schoolniveau. Het doel van deze proeven is niet een rangschikking van scholen op te stellen, wel om de leerwinst te vergroten. Scholen waarvan de leerlingen significant minder leerwinst genereren op deze gevalideerde, gestandaardiseerde en genormeerde proeven, moeten in een vrij te kiezen begeleidingstraject stappen met als doel de kwaliteit van hun onderwijs te verhogen. Momenteel wordt werk gemaakt van een haalbaarheidsstudie die de implementatie van deze toetsen moet ondersteunen.

SRSP-project ter ondersteuning van de aanvangsbegeleiding

Vanaf 1 september 2019 is aanvangsbegeleiding een recht en een plicht voor zowel tijdelijke personeelsleden als voor hun school(bestuur). Daartoe kent de Vlaamse Regering vanaf het schooljaar 2019-2020 bijkomende middelen toe. Om de implementatie van de aanvangsbegeleiding te ondersteunen, doet de Vlaamse overheid een beroep op de steun van de Europese Commissie via een SRSP-project. Via het project ‘Implementing an effective induction system for novice teachers in Flanders’ wil Vlaanderen op een evidence-informed manier methodologieën ontwikkelen die scholen helpen om de inductiebegeleiding meer structureel te verankeren in hun werking en personeelsbeleid.

Het project kent een looptijd van 24 tot 30 maanden en startte op 28 september 2020 met een algemene kick-off.

Het nieuwe begeleidingsdecreet

De Vlaamse Regering besliste het M-decreet te vervangen door een nieuw begeleidingsdecreet, waar een definitief model voor ondersteuning van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften deel van zal uitmaken. Het nieuwe decreet heeft als doel alle leerlingen en hun leerkrachten te ondersteunen en te begeleiden. Het blijft de bedoeling om naar inclusief onderwijs te evolueren: kinderen met een beperking blijven, in de mate van het mogelijke en met extra ondersteuning, in het gewoon onderwijs les volgen, maar in de praktijk is dat niet voor iedereen mogelijk. Voor die leerlingen blijft het buitengewoon onderwijs het meest geschikt om hen de best mogelijke omkadering te bieden. Zo krijgt iedere leerling een plaats in het onderwijssysteem die het best aansluit bij wat hij of zij nodig heeft.

De huidige werking van het ondersteuningsmodel wordt met één schooljaar verlengd om de nodige tijd te nemen om het nieuwe begeleidingsdecreet voor te bereiden.

Herfst- en winterscholen

In navolging van de zomerscholen (2020), organiseert de Vlaams Minister van Onderwijs herfst- en winterscholen. Een oproep tot de organisatie van een gevarieerd aanbod remediëringstrajecten (op voorschoolse, naschoolse en/of buitenschoolse momenten en tijdens de vakantieperiodes) werd eerder dit jaar uitgeschreven. De trajecten zijn gekoppeld aan de onderwijsdoelen en aan het individueel onderwijstraject van leerlingen uit het secundair onderwijs. Doelgroep voor deze trajecten zijn dan ook leerlingen uit het gewoon secundair onderwijs, inclusief OKAN, en het derde leerjaar van de derde graad uit het bso, het deeltijds beroepssecundair onderwijs, de leertijd (Leren en Werken) en het buitengewoon secundair onderwijs (OV3 en OV4). De oproep is prioritair bestemd voor leerlingen die in 2020-2021 in het tweede leerjaar van de eerste, tweede of derde graad van het secundair onderwijs zitten omdat deze leerlingen vorig schooljaar minder fysiek naar school zijn geweest en bijgevolg de grootste noden hebben. Maar indien een school oordeelt dat de remediëringstrajecten moeten ingezet worden voor andere groepen leerlingen, kan dat ook.

Modernisering secundair onderwijs: stapsgewijze modernisering: 2de leerjaar van de 1ste graad

Vanaf 1 september 2020 zet de modernisering van het secundair onderwijs (zie jaaroverzicht 2019) zich verder in het tweede leerjaar van de eerste graad. In het tweede leerjaar van de eerste graad maken leerlingen een eerste studiekeuze via de keuze voor een basisoptie of pakket. In 2B kunnen leerlingen ook kiezen voor een combinatie van maximum 3 basisopties en/of pakketten. Zo bereidt het 2de leerjaar van de 1ste graad leerlingen voor op hun overstap naar de 2de graad waar ze een bewuste keuze zullen maken voor een studierichting en studiedomein.

Tegelijkertijd maakt de Vlaamse Regering verder werk van de hervorming en actualisering van het onderwijscurriculum. Na de invoering van nieuwe eindtermen in de 1ste graad van het SO, wordt nu werk gemaakt van nieuwe eindtermen voor de 2de en 3de graad van het SO en nadien ook van nieuwe eindtermen voor het basisonderwijs (zie supra). Alle studierichtingen van het SO dienen aan te sluiten op ofwel de noden van de arbeidsmarkt, ofwel op de startkwalificaties van het hoger onderwijs, of op beide. Het volledige studieaanbod van het SO wordt samengebracht in één eenvoudige en uniforme tabel waardoor ouders en leerlingen zicht krijgen op alle mogelijke leertrajecten (zie ook hieronder).

Vorig schooljaar 2019-2020 werden in het eerste leerjaar van de eerste graad A- en B-stroom geen unieke lessentabellen meer worden aangeboden. Deze wijziging wordt progressief (nl. schooljaar per schooljaar) verder doorgevoerd. Concreet betekent dit dat het verder doorvoeren van deze wijzigingen in het tweede leerjaar van de eerste graad tijdens het schooljaar 2020-2021 zal gebeuren.

Studierichtingen in een eenvoudige en uniforme tabel

De onderwijsinstellingen van het secundair, hoger, volwassenen- en het deeltijds kunstonderwijs zijn voortaan verplicht om minstens de officiële benamingen te gebruiken die betrekking hebben op de structuuronderdelen van het betreffende onderwijs.

Voor het secundair onderwijs wordt een overzichtelijke en uniforme tabel met het volledige aanbod opgesteld. Deze tabel zal enerzijds de door de overheid ontwikkelde matrix met de studiedomeinen, finaliteiten en onderwijsvormen (aso, bso, kso en tso) omvatten en anderzijds voor de eerste graad de basisopties en pakketten. Alle scholen in Vlaanderen die benamingen voor hun studierichtingen hanteren. Ouders en leerlingen hebben immers recht op transparante en vooral correcte informatie over de inhoud en de finaliteit van de studierichting die ze kiezen.

Begeleiding voor hoogbegaafden

Het Regeerakkoord 2019-2024 van de Vlaamse Regering besteedt expliciet aandacht aan zeer makkelijk lerenden, hoogbegaafden en uitzonderlijk hoogbegaafden. Binnen deze context werd een oproep tot scholen voor gewoon basisonderwijs, gewoon secundair onderwijs en wetenschappelijke expertisecentra tot het indienen van een projectvoorstel met een looptijd van maximaal 24 maanden (2 projectjaren) gelanceerd. Doel van het project ‘Voorbeeldscholen voor de begeleiding van cognitief sterk functionerende leerlingen’ is om voorbeeldscholen uit het gewoon basis- en secundair onderwijs te selecteren en het beleid en de praktijk in scholen in beeld te brengen, verder te ontwikkelen en breder te verspreiden. Naast de voorbeeldscholen zal ook een expertisecentrum of samenwerkingsverband van expertisecentra voor wetenschappelijke begeleiding en monitoring van het project geselecteerd worden. Momenteel selecteert selectiecommissie een aantal voorbeeldscholen en (een samenwerkingsverband van) expertisecentra. Na opmaak van het subsidiebesluit kan het project dan van start gaan (einde van 2020).

Eindtermen basisonderwijs

Het traject voor de ontwikkeling van ontwikkelingsdoelen en eindtermen voor het kleuter- en lager onderwijs dat in 2020 werd opgestart, wordt in het najaar van 2021 afgerond. Dit gebeurt conform de afspraken uit de conceptnota ‘eindtermen en ontwikkelingsdoelen basisonderwijs’ die als mededeling aan de Vlaamse Regering werd voorgelegd op 2 oktober 2020. Op die manier wordt de continuïteit tussen basis- en secundair onderwijs gegarandeerd. Met de nieuwe onderwijsdoelen wil Vlaanderen het hoofd bieden aan de dalende trend die zichtbaar werd in internationaal vergelijkend onderzoek. 

Zoals bepaald werd in de mededeling aan de Vlaamse Regering van 2 oktober 2020, gebeurt de uitwerking van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen door de specifieke ontwikkelcommissies. Inhoudelijke experten hebben immers de meeste expertise in deze materie. Tijdens het proces bewaakt een algemene ontwikkelcommissie de decretaal vastgelegde principes en uitgezette lijnen. Ze ziet op basis daarvan toe op de globale haalbaarheid van het pakket onderwijsdoelen en signaleert mogelijke knelpunten aan de specifieke ontwikkelcommissies. 

De sleutelcompetenties ‘competenties in het Nederlands’ en ‘competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie’ zullen het zwaarst doorwegen in het nieuw te ontwikkelen curriculum. De ontwikkelcommissies moeten de eindtermen Nederlands en wiskunde zo omschrijven dat er minimum 25% van de onderwijstijd nodig is voor Nederlands en 25% voor wiskunde. Dit staat echter niet in de weg dat er ook bijzondere aandacht wordt geschonken aan het ontwikkelen van ambitieuze eindtermen Frans, wetenschap en techniek.